Klimaat / Het wordt saai op aarde
Door de opwarming van de aarde zal binnen vijftig jaar een kwart van de landdieren en -planten zijn uitgestorven. Dat voorspelt een internationaal team wetenschappers deze week in het vakblad Nature. Een serieuze waarschuwing, menen Nederlandse biologen.
Jan Komdeur, hoogleraar evolutionaire ecologie van vogels aan de Groningse universiteit, las het nieuws gisteren aan de ontbijttafel. ,,Een kwart van de dieren en planten sterft uit... Ik ben daar erg van geschrokken. Ik wist natuurlijk dat allerlei soorten door de opwarming van de aarde in de problemen zouden komen, maar dit concrete getal is enorm!''
De voorspelling, deze week gepubliceerd in het vakblad Nature, is gedaan door een team onderzoekers uit diverse landen. Ze hebben drie scenario's doorgerekend voor de ontwikkeling van de soortenrijkdom van onze planeet. Het eerste scenario geldt als de temperatuur de komende vijftig jaar licht stijgt, met 0,8 tot 1,7 graden Celsius. De tweede raming is gebaseerd op een milde verhoging (1,8 - 2,0 graden), de derde op een sterke stijging (meer dan 2,0 graden). De uitkomst: in 2050 zal respectievelijk 18, 24 en 35 procent van de soorten zijn uitgestorven.
Die getallen zijn nieuw, maar op zich was het al bekend dát de toenemende warmte veel soorten de das om zou doen. Biologen hebben bij herhaling waargenomen dat allerlei dieren in de problemen kwamen. Een goed voorbeeld is de bonte vliegenvanger. Deze Nederlandse vogel overwintert in Afrika. Als hij op zijn gebruikelijke tijdstip terugkomt in Nederland, aan het begin van de lente, is de insectenpiek hier al grotendeels voorbij omdat de lente steeds vroeger begint. Veel jongen sterven vervolgens door voedselgebrek, wat de soort in gevaar brengt.
Toch is het moeilijk te voorspellen of de vliegenvanger hieraan ten onder zal gaan. Komdeur: ,,De vogel kan zichzelf nog redden als hij een stukje doorvliegt naar Scandinavië, waar de voedselpiek later valt. Maar tot nu toe is hij niet op dat idee gekomen. Ik vermoed dat de temperatuursverandering te snel gaat. De vogel krijgt niet de tijd om zich aan te passen.''
Die snelheid is inderdaad een groot probleem, meent E. van der Meijden, hoogleraar ecologie aan de Leidse universiteit. ,,Bij natuurlijke klimaatveranderingen hebben organismen vele duizenden jaren de tijd om zich aan te passen. Voor de soorten die dan verdwijnen, komen vanzelf nieuwe in de plaats. Nu moet het allemaal in vijftig jaar. Zo'n tijdspanne is te kort om het uitsterven te compenseren met nieuwe soorten.''
Op zich zijn in de loop van de evolutie wel vaker soorten uitgestorven. Er zijn vijf grote sterftegolven bekend, waarbij naar schatting 90 tot 98 procent van de levende wezens is verdwenen. Die wetenschap relativeert de huidige voorspelling enigszins, zij het dat we nu voor het eerst te maken hebben met een sterfte die-indirect-volledig door de mens wordt veroorzaakt. En waar de natuurlijke sterftepieken vaak werden gevolgd door een explosie van nieuwe soorten, is het maar de vraag of dat ook nu het geval zal zijn.
Op het eerste gezicht lijkt het moeilijk te bevatten dat een temperatuurstijging van enkele graden zo'n funeste invloed op het leven kan hebben. De verklaring hiervoor is evenwel dat toenemende warmte een heleboel neveneffecten veroorzaakt. Zo krijgt de vliegenvanger last van een verschuiving in de voedselpiek, terwijl andere dieren hun complete leefgebied zien verdwijnen.
Dat laatste probleem speelt vooral op kleine eilanden, die door de stijging van de zeespiegel geheel onder water dreigen te komen. Komdeur heeft dit zelf bij de hand gehad op de Seychellen, een eilandengroep in de Indische Oceaan, waar hij veel onderzoek doet. Een bepaalde zeldzame vogel kwam er zozeer in het nauw dat de bioloog besloot om het dier te hulp te schieten. Met een helicopter plaatste hij de vogel over naar een naburig eiland, zodat hij hem voor uitsterving kon behoeden. Komdeur: ,,Op zich hebben de meeste vogels voldoende vliegspieren voor een oversteek, maar het lijkt wel of ze bang zijn om grote watervlaktes over te trekken.''
Een leefgebied hoeft niet altijd compleet te verdwijnen om een dier te doen uitsterven. Versnippering is vaak al voldoende. De onderzoekers die hun voorspelling in Nature hebben gepubliceerd, vrezen om die reden voor het voortbestaan van de Spaanse keizerarend. Met het stijgen van de temperatuur krijgt deze roofvogel in klimatologisch opzicht weliswaar een groter leefgebied ter beschikking. Maar het is zeer versnipperd en bevat weinig beschermd natuurgebied, in tegenstelling tot de reservaten waar de vogel nu leeft. Zijn overlevingskans wordt dus beperkt.
Schadelijk is verder dat bepaalde roofdieren, als gevolg van de grotere warmte, oprukken naar nieuwe gebieden. Daar vreten ze vervolgens de lokale, zeldzame soorten op. In Nederland zou die mogelijkheid zich onder meer kunnen voordoen bij libellen, waar er al steeds meer van rondvliegen. Deze vleeseters voeden zich met insecten, waar veel zeldzame exemplaren onder zitten.
Overigens lopen niet alle organismen gevaar. ,,De dreiging geldt vooral voor soorten die zich niet goed kunnen verplaatsen'', zegt Van der Meijden. ,,Een eik kan bijvoorbeeld niet snel migreren, omdat zijn eikels altijd in de buurt van de stam vallen. De meeste planten hebben daarentegen lichte zaden, die ze over een groter gebied verspreiden. Zij zullen dus minder snel in het nauw komen.''
Al met al zal het op aarde een stuk saaier worden, verwacht U. de Haes, hoogleraar milieukunde aan de Leidse universiteit. ,,We zien een duidelijke tendens: de specialistische soorten verdwijnen, de algemene worden algemener. Zeldzame orchideeën zullen het niet overleven, net zomin als klapeksters op de hei, of wielewale- zangvogels-in het bos. Alles wat kenmerkend is voor specifieke landschappen loopt gevaar. Ratten en onkruiden zul je daarentegen in steeds grotere aantallen aantreffen.''
Zijn collega Van der Meijden is onder de indruk van de voorspelling in Nature, al wil hij er graag wat kanttekeningen bij plaatsen. Zo zijn de onderzoekers uitgegaan van een oude wet van Watson, die zegt dat de soortenrijkdom direct samenhangt met de omvang van het leefgebied. Wordt dit gebied kleiner, dan kunnen er minder soorten in leven. ,,Op zich klopt die wet'', zegt Van der Meijden. ,,Maar het exacte verband tussen soortenrijkdom en leefgebied is afhankelijk van de temperatuur. Als het oppervlak afneemt, zal de soortenrijkdom bij de ene temperatuur veel sneller dalen dan bij de andere. Daar houden de onderzoekers geen rekening mee. Mogelijk leidt dat tot een over- of juist onderschatting van het uitsterven.''
Ook Komdeur heeft enige kritiek op het onderzoek. Zo hebben de onderzoekers gebieden bestudeerd die maar 20 procent van de aarde vertegenwoordigen. Ze missen dus 80 procent, omdat over dat deel te weinig gegevens bekend zijn. ,,Het is de vraag hoe representatief die 20 procent is'', zegt Komdeur. ,,Als de kwetsbare gebieden oververtegenwoordigd zijn, wordt de sterfte waarschijnlijk overschat. Maar dat verwacht ik niet; volgens mij is het onderzoek zeer goed gecontroleerd.''
Een ander minpunt is dat de onderzoekers alleen hebben gekeken naar de stijging van de temperatuur, en niet naar de veranderingen in bijvoorbeeld de neerslag of de vochtigheid, terwijl ook die een grote rol spelen. ,,Eigenlijk moet je al die klimaatfactoren meewegen'', meent Van der Meijden. Toch vindt hij het aanvaardbaar dat de onderzoekers zich tot een vrij simpel model hebben beperkt. ,,Het cijfer is daardoor minder exact, maar je schudt er in ieder geval een grote groep politici mee wakker.''
En dat is hard nodig, vindt Komdeur. ,,Uit het onderzoek blijkt dat we nog 15 tot 20 procent van de soorten kunnen redden door de uitstoot van broeikasgassen te beperken. Dat moeten we absoluut doen. Want het is heel erg als we al die soortenrijkdom door ons eigen toedoen verliezen. We hebben al zoveel leven kapotgemaakt. Daar moeten we mee ophouden, alleen al uit respect voor de natuur.''