Kleine Trees tussen de kerkleraren
Een paar duizend namen prijken op de lijst van heiligen van de r.-k. kerk. Nog geen dertig van hen kregen postuum ook nog een soort erepromotie. Dit is het selecte gezelschap van 'kerkleraren', met grote namen uit de kerkgeschiedenis als Augustinus, Thomas van Aquino, Gregorius de Grote, Leo de Grote, Albertus de Grote, Basilius de Grote. Dit exquise clubje heilige godgeleerden ziet zondag tot hun verbazing ineens een piep-jongedame aanschuiven. Thérèse Martin, alias de 'kleine Trees' of de heilige Theresia van Lisieux.
'Kerkleraar' is een eretitel waar de kerk spaarzaam mee omgaat. Er zijn ook heiligen als het ware te hoog voor dit doctoraat honoris causa. Paulus bijvoorbeeld, leraar van de kerk bij uitstek, hoort niet bij de 'kerkleraren', de schrijvers van de evangeliën evenmin. En alle heiligen die met hun bloed van de grote Waarheid hebben getuigd hebben genoeg aan de titel 'martelaar'/ 'martelares'. Ignatius van Antiochië, Justinus Martyr hoeven de titel kerkleraar niet.
'Kerkleraren' hebben allen vooral via hun geschriften grote invloed gehad op de theologie of het geestelijk leven. Denk aan Hieronymus, Bernardus, Juan de la Cruz. In 1980 doorbrak Marguérite Yourcenar het mannelijke monopolie van de prestigieuze Académie Française. Maar in de senaat van de hemelse academie was dat monopolie al tien jaar eerder doorbroken. De heiligenschaar had twee keien van vrouwen die in de rij van de heren kerkleraren geenszins misplaatst waren: Teresa van Avila en Catharina van Siena, vrouwen met een indrukwekkend oeuvre op haar naam, mannetjesputters, met invloed tot eeuwen na hun dood.
Theresia van Lisieux wordt 'de kleine' genoemd. Toen zij nog geen 25 jaar oud stierf had niemand ooit van haar gehoord; zelfs haar medezusters in het klooster vroegen zich af wat er van zo'n onbeduidend leven in hemelsnaam te vertellen was. Er waren wat brieven en autobiografische aantekeningen. Wat heeft die 'kleine' jonge meid te zoeken tussen die dertig klinkende namen van mensen die oneindig veel geleerder waren, veel meer geschreven hebben en een respectabelere leeftijd bereikten? Of minder speculatief: Wat beweegt deze paus met honderden heilig- en zaligverklaringen, maar nog nooit één nieuwe kerkleraar op zijn conto, dat hij nu juist dit meiske eruit pikt, kort nadat hij alle vrouwen op aarde voor eeuwig van het priester- en leraarschap heeft uitgesloten?
Lisieux viert dit jaar de honderdste sterfdag van zijn kleine heilige. Hoe had dit troosteloze oord in Normandië ooit tot de verbeelding van pelgrims en toeristen kunnen spreken ware het niet door haar, Thérèse. Luttele jaren na haar dood had haar autobiografie Geschiedenis van een ziel de wereld veroverd; haar vereerders dwongen een pijlsnelle heiligverklaring af. Kerken, scholen en meisjes werden massaal naar haar vernoemd. Lisieux kan natuurlijk nooit met Lourdes wedijveren, maar Sainte Thérèse heeft haar stad als pelgrimsoord met horeca en vrome-prullenhandel hoog opgestuwd.
De Duitse schrijfster Ida Friederike Görres, die ook wel iets van een kerklerares heeft, moet zich indertijd met tegenzin aan een biografie over Theresia hebben gezet. Haar boek uit 1948 etaleert de afkeer tegen de kitsch, de zoetelijke negentiende-eeuwse devotie, het verstikkende geestelijke klimaat van een Frans nonnenklooster in het fin de siècle. Görres heeft haar reserve uit de eerste 50 pagina's gaande de 500 volgende overwonnen. Hetzelfde geldt voor de protestantse hagiograaf Walter Nigg, die Theresia in zijn (negen) 'Grote Heiligen' heeft opgenomen. Vooral Görres dist zoveel voorbeelden op van de kleffe-toffeespiritualiteit uit het Karmelklooster van Lisieux, dat de lezer bekant de kronen van de kiezen vallen.
Katholiek Nederland, rijk roomsch Nederland, dweepte rond 1930 en masse met het jong-gestorven, voorbeeldig deugdzame meisje. Haar beeltenis met kruis, rozen, smachtende blik omhoog, was vrijwel in iedere kerk te vinden; dat konden behalve Maria hooguit Antonius en de brave Jozef haar nazeggen. In de jaren zestig was in Nederland het kind-sterretje Theresia al verbleekt, de beelden belandden op de vlooienmarkt.
Thérèse werd geboren in 1873 als vijfde dochter van een niet-onbemiddelde horlogemaker en een kantwerkster. Al snel verliest ze haar moeder. Eigenlijk wil zij als negenjarige - met haar oudste zus en 'tweede moeder' mee - naar het klooster. Maar het klooster neemt geen negenjarigen; ze moet wachten tot ze zestien is. Als ze vijftien is lukt het haar toch. Kloosters en hun traliewerk zijn in die tijd niet berekend op geesten die te dynamisch zijn om gekooid te worden. Maar ze is niet naar het klooster gelokt door de truttigheid en kleinzieligheid aldaar; ze zal er evenmin om weggaan. Ze had maar één passie: God, punt. Het onbegrip, de zielige vernederingen, het keurslijf van stompzinnigheden die haar in het klooster omringden, gleden langs haar af. De grote liefde bewoog zich op een ander plan.
In het ongezonde leven binnen het kille, klamme klooster loopt ze als 23-jarige tbc op, die snel erger wordt. Maar alle pijn, benauwdheid, koorts en kou zijn niets vergeleken bij de troosteloze nacht waar ze die laatste maanden geestelijk doorheen gaat: de Geliefde houdt zich afzijdig en verder weg dan ooit. Ze schrijft op aandrang van haar zus haar autobiografie, tot ze geen potlood meer kan vasthouden. Zij sterft 30 september 1897. Haar zus Pauline - Moeder Agnès - kuiste de aantekeningen van haar zus en het boek werd een internationale bestseller - de Anne Frank van het kloosterleven.
Niet lang geleden is de Histoire d'une âme zonder zusterlijke censuur opnieuw uitgegeven. Wie het er voor over heeft door het onmiskenbare jargon en idioom van onze (over)-grootouders heen te lezen kan twee lijnen ontdekken. In de eerste plaats de lijn van de 'kleine weg': als het spectaculaire van grote wetenschap en heldendaden niet op je pad ligt, doe het dan zonder, is de boodschap. Dat ligt dicht in de buurt van geïdealiseerde kneuterigheid en middelmatigheid, het verheerlijken van bijpassende deugden als braafheid, ijver, gehoorzaamheid, geduld, niet klagen. Zo beschouwd zijn zij eerder de pedagogische idealen van 1900 dan die van nu.
Er is een tweede lijn. Het kloosterleven van Thérèse's dagen was gekenmerkt door wat protestanten als 'zelfheiliging' of 'werkheiligheid' zo verafschuwen. Met een extreme economie van offertjes, boetedoeningen, verstervingen geloofde men de eigen 'zonden' goed te maken en de hemel te verdienen. God was voor velen primair een uiterst precieze boekhouder die dat allemaal bijhield.
Theresia was een buitenbeentje, omdat zij aan die boekhouderij geen enkele waarde toekende, hoewel de kloosterdag er geheel op was geënt. Ze geloofde dat ze de grote liefde had gevonden, gratis, zonder prestaties - trouwens ook zonder veel extase. Een liefde, sterker en van langere adem dan de dorheid en duisternis in en om haar heen.
Theresia's leven en werken zijn voer voor psychologen, met de dood van haar moeder, die almaar afwezige Geliefde, haar wil om te lijden: een Riagg zou er wel raad mee weten.
Toen in augustus honderdduizenden jongeren de paus in Parijs omstuwden droegen zij het portret van Theresia op de schouders mee. Geregisseerd, ongetwijfeld, misschien wel gesponsord door de VVV van Lisieux. Maar ziet u al zo'n stoet feestelijk met de kerkleraar Robertus Bellarminus in de lucht, of met Beda Venerabilis? Wat is de thrill van Theresia?
Karmelietes drs. Bep Meereboer van het Titus Brandsma Instituut uit Nijmegen trekt na grondige studie van Theresia met lezingen het land in.
Niets vindt zij zo onbevredigend als om in één avond even te vertellen waar het om gaat. Het vereist moeite en duur, vindt zij, om door die taal en beeldspraak van toen, de beperkte horizon van Thérèse's wereld, tot de kern door te dringen. Lang voordat je daar aan toe bent heeft die taal, die sfeer je wellicht al doen afhaken. Maar het geloofsheldinnetje en het zoete weeïge aan haar oppervlakte heeft ook veel verleidelijks in een bitter-harde tijdgeest.
De kern ziet Meereboer niet in Theresia's 'kleine weg', die zo gemakkelijk leidt tot een ideologie van de haalbaarheid. De kern is voor haar die mystieke dimensie, die wel niemand in één avond kan ontdekken en de meeste mensen nooit, de 'kleinen' nog eerder dan 'wijzen en verstandigen'. Wie zich bij Theresia afvraagt: 'Wat heb ik eraan?' zal volgens Meereboer niks vinden, omdat je om te beginnen bereid moet zijn verder te kijken dan je eigen blikveld van nu.
Is Theresia er voor de enkeling die tot de kern doordringt of voor de massa jongeren die op zoek zijn naar sentimentele geloofsidolen? En moet Theresia als het ware worden uitgebaat ten behoeve van kloosterroepingen, kuisheid of een kinderlijk geloof? Manipulatie van het hemels hof is niet ongewoon, zeker als het gaat om mystiek, zo ongrijpbaar en onafhankelijk dat de kerk het er moeizaam mee heeft. Maar het grappige van heiligen is dat ze niets hoeven. Ze zijn er voor wat de gek om ze geeft.
Morgenochtend stapt de kleine Trees het zaaltje binnen waar de kerkleraren hun eeuwige symposion houden. Een denkt: Ha, het engeltje met de zondagse sigaren. Maar zij gaat zitten in de kring. En de knapste leraar zegt: Toe, vertel ons van de Liefde. En Canisius, Bonaventura, Franciscus van Sales, ze hangen aan haar lippen.