Klein beetje clementie voor bijtgrage Suarez is gepast
De stem van de verslaggever bij Studio Sport sloeg over, in een mengeling van verrassing, afschuw en toch ook wel – we blijven journalist – opwinding over de primeur en het unieke tv-beeld van een Zuid-Amerikaan, Luis Suarez, die een Marokkaan, Otman Bakkal van PSV, in zijn hals bijt.
Ajax-PSV was dit weekeinde een rommelige wedstrijd, maar uiteindelijk toch gedenkwaardig nu Suarez zich van een ongekende kant liet zien: bij ’bijtertjes’ denken we in het voetbal toch vooral aan mandekkers die zich figuurlijk vastbijten in hun tegenstander. De KNVB heeft haar ambtenaren meteen achter de video gezet: wat moet er met Suarez gebeuren?
Een ding is zeker: de verbroedering die zich zaterdagavond na de wedstrijd voltrok tussen Suarez en Bakkal, die het ook tijdens de wedstrijd wel amusant leek te vinden, zal geen rol spelen bij de represailles.
De argumenten voor een lange schorsing liggen voor het oprapen: de precedent van een ander beet-geval waarna de speler vijf duels werd geschorst, de frustratie-agressie-barrière die hoog gehouden moet worden in het voetbal, het feit dat Suarez als aanvoerder, als topspeler, als idool van de jeugd een voorbeeld moet zijn.
De hitte van de strijd geldt niet meer als excuus op de burelen van de KNVB. De traditionele rollen van de zondag en de maandag zijn in de voetbalsport omgedraaid: op zondag snappen we nog dat een speler de beest uithangt, in de hitte van de strijd, maar op maandag zijn we weer allemaal braaf en dient er recht te worden gesproken. Zijn er behalve de hitte van de strijd, die een echte professional overigens koel zou moeten laten, nog verzachtende omstandigheden voor Suarez?
Het is maandag en ik denk het niet: in het voetbal hoor je je mond dicht te houden. Maar een ding lijkt me wel als verzachtende omstandigheid aan te voeren. Dat een impulsieve beet, een atavisme van de kindertijd, ongebruikelijk is, mag niet betekenen dat dit vergrijp zwaarder gestraft wordt dan een doodschop, een kopstoot of een klap.
Natuurlijk zullen velen de beet van Suarez associëren met Zuid-Amerikaans voetbal. Dat de Argentijnen beesten waren rolde in de jaren zestig en zeventig bij vrijwel alle journalisten losjes van de tong, terwijl ’onze Laseroms en Israël’ gewoon stoere jongens waren. De kinderlijke geste van de beet past echter goed in het beeld van pingelaar, rommelaar en verlegen stotteraar Suarez. We moeten zijn spontaniteit koesteren, zijn ingevingen en dwalingen nemen voor wat ze zijn, namelijk even zoveel belevenissen, en zelfs de onbeschaafde beet mag geen verzwarende omstandigheid zijn.
Bijten heeft ook iets van een toenadering – in het seksuele spel waarin we allemaal weer iets van het kind mogen hebben, is het niet ongebruikelijk – het blijft een kinderlijke, ondoordachte impuls, geen moord met voorbedachten rade zoals sommige tackles van achteren, en vooral: het is minder gevaarlijk voor een voetbalspeler dan een doodschop.
Dat Suarez niet weg mag komen met deze actie, is duidelijk. Maar vooruit, laten we hem drie wedstrijden geven. Drie wedstrijden waarbij hij op de tribune op een houtje moet bijten, dat lijkt me gepast.