Kledingbranche pakt misstanden aan, maar is het genoeg?
De Nederlandse textiel- en kledingsector werkt hard aan maatregelen om misstanden bij de productie van kleding aan te pakken. Op een congres op het hoofdkantoor van Hema in Amsterdam presenteerden branche-organisaties Inretail, Modint en VGT vandaag een stappenplan dat ondernemers meer zicht moet geven op de eigen toelevering.
Het gaat volgens een woordvoerder om een soort gebruiksaanwijzing om problemen te kunnen bestrijden die eerder hebben geleid tot het instorten van kledingfabrieken in Bangladesh en de uitbuiting van meisjes in spinnerijen in India.
Anderhalf jaar geleden presenteerde de branche een eerste actieplan voor het duurzamer maken van de eigen industrie. Er zijn sindsdien diverse werkgroepen opgericht, waaronder een club die zich bezighoudt met brandveiligheid in de fabrieken in Bangladesh. Dit actieplan is inmiddels door 18 Nederlandse bedrijven ondertekend. Samen met de overheid en andere organisaties is ook een plan ontwikkeld om kinderarbeid in Turkije aan te pakken.
Nog weinig waargemaakt
Vakbonden en actieorganisaties juichen de initiatieven toe, maar constateren ook dat er van de grote ambities nog weinig is waargemaakt. Op dit moment is er nog maar een gering aantal bedrijven dat actief meedoet in de werkgroepen. De organisaties sporen aan tot het maken van bindende afspraken over concrete doelen en toetsbare resultaten.
Uitbuiting en dwangarbeid behoren nog altijd tot de dagelijkse realiteit van duizenden arbeiders. Een rapport van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) en de Landelijke India Werkgroep (ICN) zette deze week de schijnwerper op misstanden in Zuid-Indiase spinnerijen, waar meisjes en jonge vrouwen werken als 'moderne slaven, onder omstandigheden die neerkomen op de ergste vormen van kinderarbeid'.
"Helaas is het zo dat misstanden in de kledingsector zich niet beperken tot Bangladesh; daar zijn wij ons zeer van bewust", zei een woordvoerster van minister Lilianne Ploumen van ontwikkelingssamenwerking.
Bangladesh Accord
Het textiel uit de Indiase spinnerijen gaat voor een groot deel naar kledingfabrieken in Bangladesh die zaken doen met grote westerse ketens als H&M en Primark. Bangladesh stond de afgelopen anderhalf jaar in de belangstelling vanwege de instorting van de Rana Plazafabriek, waarbij ruim 1100 mensen om het leven kwamen. Uit de puinhopen staken de labeltjes van westerse kledingmerken.
Geschrokken van de protesten tekenden meer dan 180 westerse kledingbedrijven toen het 'Bangladesh Accord', waarmee ze zich verplichtten om de veiligheid van de Bengaalse naaisters te verbeteren.
Voortgangsrapportages van dat akkoord tonen aan dat de afgelopen anderhalf jaar stappen zijn gezet. Toch blijkt ook in Bangladesh nog dagelijks hoe ondoorzichtig de productieketen is. Een Bengaalse fabrieksbaas die een opdracht krijgt van een westers kledingmerk besteedt vaak een deel uit door deals te sluiten met onderaannemers. Die gunnen de opdracht vervolgens aan de goedkoopste bieder - bijna altijd een illegaal naaiatelier in een kelder of op het dak van een gebouw. En wat zich in deze ateliers afspeelt, onttrekt zich kennelijk geheel aan het zicht van de modeketens.