Kitsch, of toch niet?
Vier blote nimfen, een satyr en de veranderlijke smaak. Alom geroemd schilder raakte uit de gratie en werd later weer omarmd
"Als we zouden schilderen als Bouguereau dan zouden we er tenminste nog op kunnen hopen geld te verdienen", verzuchtte Vincent van Gogh in een van zijn brieven. "Het publiek zal nooit veranderen, het houdt alleen van dat wat zoet en glad is."
Terwijl de Nederlandse kunstenaar geen werk verkocht kreeg, deed zijn Franse collega William-Adolphe Bouguereau (1825-1905) inderdaad goede zaken. Grootse, geïdealiseerde voorstellingen (liefst met het nodige vrouwelijk schoon) maakte hij. Gepolijste werken waren het. Bouguereau streefde een bijna fotografische perfectie na. Het publiek mocht eigenlijk geen penseelstreek meer kunnen zien.
Kopers in Europa, maar ook het nieuwe geld in de Verenigde Staten, betaalden er voor die tijd immense bedragen voor. Bouguereau stond in hoog aanzien. Tijdens de wereldtentoonstelling in Parijs in 1878 behoorde hij tot het selecte gezelschap kunstenaars dat het thuisland mocht vertegenwoordigen.
In 'De nimf en de bunny. De wonderbaarlijke reis van een schilderij van kunst naar kitsch en weer terug' laat journalist en cultuurhistoricus Merlijn Schoonenboom aan de hand van een van Bouguereau's werken - 'Nymphes et Satyre' - zien dat diens roem vergankelijk was.
"Bouguereau heeft naaktheid met bescheidenheid en sensualiteit zonder wulpsheid geschilderd", schreef architect Charles Garnier toen het schilderij in 1873 voor het eerst voor het publiek te zien was. Het werk zou Bouguereau volgens hem tot een van de groten van de kunstgeschiedenis maken.
Maar 'Nymphes et satyre' werd door een enkeling toen al 'technisch goed, maar binnenin koud' genoemd. De literator en kunstcriticus Émile Zola noemde Bouguereau een paar jaar later sarcastisch 'het hoogtepunt van de elegantie'. Talent wilde hij de schilder niet ontzeggen, "maar het is een kunst zonder kracht, zonder vitaliteit, het is een schilderkunst die enorm is opgeblazen en ontdaan van alle waarheid". Schrijver Joris-Karel Huysmans was nog kritischer. Volgens hem schilderde Bouguereau zijn naakten als 'een opgeblazen ballon, zonder spieren, zenuwen of bloed', met 'banale hoofden' die je net zo goed als reclame in de 'vitrine van de kapper' zou kunnen zien.
Tegen het einde van de negentiende eeuw werd Bouguereau steeds vaker ingedeeld in het kamp van de schilders van een voorbije tijd. De toekomst was aan de impressionisten en andere nieuwlichters, waarvan sommigen, zoals Henri Matisse, nog les van Bouguereau hadden gekregen op de academie. De tot voor kort zo bewonderde kunstenaar begreep er niets van: "Een nieuwe kunst? Maar waarom?" Hij zag alleen aandachttrekkers, die uit waren op snel succes, en die daarom 'een nieuwe esthetiek' verzonnen, 'pointillisme, pipisme' of hoe het allemaal ook mocht heten.
Bouguereau voerde een verloren strijd. 'Echte kunst', liefst gemaakt door ietwat gekwelde, rebelse geesten, won het pleit van 'onechte kunst', die toch vooral weinig doorleefde academische invuloefeningen leken. De term 'kitsch' raakte in zwang en leek welhaast voor Bouguereau's werk uitgevonden. Bij zijn dood in 1905 kreeg hij nog wel een staatsbegrafenis in zijn geboorteplaats La Rochelle, die veel publieke belangstelling trok, maar de door de burgemeester voorspelde eeuwige roem bleek al snel een eindige faam te zijn. Bouguereau raakte in de vergetelheid.
Moderne kunst was gelaagd, bleef niet hangen bij uiterlijkheden, verkende in plaats daarvan het innerlijk. Uit de door Schoonenboom met losse pen toch heel precies beschreven geschiedenis van de waardering voor schilderij en schilder wordt duidelijk, dat de kloof tussen de artistieke werken die in hoog aanzien stonden en Bouguereau's 'Nymphes et Satyre' alleen maar groter werd naarmate de jaren vorderden. Rauwe seksualiteit werd niet langer gemeden. Na de Eerste Wereldoorlog met zijn nietsontziende vernietiging van menselijke lichamen zochten steeds meer kunstenaars het in verbeelding van lelijkheid.
De gepolijste kunst van Bouguereau diende in het onderricht over kunstgeschiedenis als voorbeeld van hoe het niet moest: dit was de man, dit was het werk dat door de vernieuwers na hem zo was veracht. "Het is misschien niet fantastisch, maar het is geen Bouguereau", zou Pablo Picasso hebben gezegd toen een vriend van hem lauwtjes leek te reageren op een nieuw werk van zijn hand.
Weer wat later riepen de naakten van Bouguereau associaties op met de blote dames in Playboy, andere 'vieze boekjes' of de onwerkelijke vrouwen die Helmut Newton fotografeerde. Een van de weinigen die het nog opnamen voor Bouguereau was Salvador Dalí. Hij zag in de Fransman een profeet van het surrealisme. Net als Dalí toonde Bouguereau zijn visioenen. Hij schilderde ze zo realistisch mogelijk, maar de voorstellingen hadden weinig met de werkelijkheid te maken.
Dalí was aanvankelijk een roepende in de woestijn. In later jaren voltrok het wonder van Bouguereau's herontdekking zich alsnog. Plots kwamen zijn schilderijen weer uit de museumdepots. Liefhebbers betaalden weer zevencijferige bedragen om er eigenaar van te worden. De waarde van 'Nymphes et Satyre' werd een paar jaar geleden op zo'n tien miljoen dollar geschat. De postmodernisten sloten Bouguereau in hun armen. Andy Warhol hing een werk van de Fransman in zijn woonkamer. Jeff Koons maakte naam met de uitvergroting van het sentimentele. Bouguereau kon weer, als guilty pleasure of zelfs uit oprechte bewondering voor 's mans technische vaardigheid. Om die reden werd de Fransman ook een beetje de schilder voor de liefhebbers die zich af wilden zetten tegen 'moeilijke subsidiekunst' en abstract werk dat bij hen een dat-kan-mijn-kind-ookreflex opriep.
Schoonenboom heeft met 'De nimf en de bunny' een vakinhoudelijk en tegelijkertijd vermakelijk staaltje kunstgeschiedenis afgeleverd. Hij haalt met even groot gemak feitjes uit de wereld van musea als uit de wereld van de merchandise (waarvoor de door de schilder afgebeelde vrouwen in sommige gevallen iets meer roze werden gekleurd en hun borsten vergroot). Zelfs een van de tatoeages van voetballer David Beckham, een gekuiste versie van een Bouguereau, komt aan bod.
Niet alleen de wispelturige smaak, maar ook zoiets banaals als de hoeveelheid beschikbaar geld voor kunstaankopen kan bijdragen aan de herontdekking van een schilder. Bouguereau kwam mede weer in beeld, omdat de grote impressionisten voor velen te duur werden.
Merlijn Schoonenboom: De nimf en de bunny. De wonderbaarlijke reis van een schilderij van kunst naar kitsch en weer terug Atlas Contact; 256 blz. euro 24,99.
Over echte en onechte kunst, en de relatie tussen roem en wat een verzamelaar kan betalen
undefined