Column
Kirsten Wild, waar zijn je billen gebleven?
Ik kwam om het huis heen gefietst en daar stond ze te wachten, in de nieuwe outfit van haar ploeg voor 2018. Ik keek. Keek nog een keer. En vroeg toen wat er in godsnaam met háár gebeurd was. Ze lachte haar verlegen giechel. Hoe bedoel je, vroeg ze, terwijl ze echt wel wist wat ik bedoelde. Waar zijn je billen gebleven - riep ik uit. Zwart hè, grinnikte ze. Dat kleedt af.
We stapten op. Rondje Knobbel? Rondje Knobbel. Via de Oude IJsselbrug fietsten we de stad uit. Een uitgestrekte vlakte water onder ons. De IJssel stond hoog, al weken. We sloegen linksaf richting Hattem. Bij het stoplicht reed ik even achter haar en weer kon ik mijn ogen er niet van afhouden. We hadden elkaar een paar weken niet gezien - en de verandering was immens.
Kirsten Wild, zei ik toen ik weer naast haar fietste. Je tenue mag dan wel afkleden, maar je kont die is echt weg. Hoe kan dat? Wat heb je uitgespookt op al die trainingskampen van je?
Elke topsporter heeft één zwakke plek. De een vindt het lastig om alle trainingen tot in de puntjes uit te voeren. De ander heeft er moeite mee een heel seizoen lang geen avondjes met vrienden af te spreken. En een derde kan moeilijk gestructureerd met eten omgaan. Zo'n laatste topsporter is Kirsten.
Om haar te weerhouden van het eten van een koekje bij de koffie stopte haar vriend altijd briefjes in de trommel. U kent het verhaal wellicht, want ik schreef het hier al eens. Acht! Schreef hij er op, als er nog acht koekjes in de trommel zaten. Zodat Kirsten wist dat haar snaaierij niet onopgemerkt zou blijven.
Hongerklop
Het hielp nooit echt. Want, vertelde Kirsten terwijl we Hattem uit en de Veluwe op reden, ze had haar hele carrière angst gehad voor de man met de hamer. Ze was bang geweest voor de hongerklop. Onbewust, had ze de laatste weken ontdekt. Daarom had ze altijd gestapeld. En gestouwd. Zich volgegeten, om maar zeker te weten dat ze tijdens de koers geen honger zou krijgen.
De wegkoers, bedoelde ze daarmee. Wegkoersen zijn lang. Ze duren uren. Zeker als sprinter moet je in die laatste honderden meters nog energie hebben voor tien. Bij een hongerklop ben je gezien. Nu ze vooral op de baan fietste, was die angst verdwenen. Helemaal weg, als sneeuw voor de zon. Op de baan duren wedstrijden seconden, minuten, of hooguit een half uur. Geen man met de hamer te bekennen. Laat staan een hongerklop.
We fietsten zij aan zij, langs militair oefenterrein. Zeven kilo was ze kwijt. Ze zei het tussen neus en lippen, fluisterde bijna, alsof het een beschamend feitje was. Zeven kilo!, riep ik. Kirsten knikte. Het was zelfs makkelijk gegaan, nu ze zich geen zorgen meer maakte over honger: die laatste meters op de baan redde ze op een boterham minder ook nog wel.
Freewheelend ging het de Knobbel naar beneden. Kontloze Kirsten reed voor me uit. Haar billen waren één brok spier. Haar schouders spanden zich sterk onder haar zwarte jasje. Kracht op wielen fietste daar voor me. Zo ziet topvorm er in levenden lijve uit. Vlakbij huis zwaaide Kirsten ten afscheid. Tot snel!
Tot snel, driedubbele wereldkampioen.
Marijn de Vries fietst u elke maandag door het sportweekend.
Lees ook:
Na goud op de scratch verovert Kirsten Wild de titel op het omnium. ‘Dit voelt zo vreselijk gaaf!’
Eigenlijk had ze eerst niet eens door dat de rest stilviel. Laat ik maar doorrijden, dacht Kirsten Wild, en pakte goud.