Kippen en varkens moeten geduld hebben
Op het gebied van dierenwelzijn doet Nederland het goed in Europees verband. Maar de eerder toegezegde diervriendelijkere huisvesting van kippen, konijnen en varkens is er de afgelopen kabinetsperiode niet van gekomen. De belangen van de industrie werden hoger aangeslagen. Daar kon ook de Partij voor de Dieren niets aan doen.
Ondanks de aanwezigheid van de Partij voor de Dieren in de Tweede Kamer is de eerder toegezegde diervriendelijkere huisvesting van kippen, konijnen en varkens de afgelopen kabinetsperiode vooral uitgesteld.
Vanaf 2017 zouden legkippen niet meer mogen worden gehouden in verrijkte kooien. Dat is een iets grotere kooi dan de legbatterij, het heeft een oppervlakte van 750 cm² per kip in plaats van 450 cm². Verder is er iets boven de gazen vloer een zitstok voor de kip. De verrijkte kooi is ook 5 centimeter hoger dan de legbatterij: 45 centimeter.
De Kamer vond in 2008 dat deze kooi niet aan de eisen voor dierenwelzijn voldoet en dwong de regering de luxere versie van de legbatterij niet pas vanaf 2021, zoals eerder was afgesproken, maar vanaf 2017 te verbieden. In 2017 zijn de kooien immers afgeschreven. Daarbij was al in 2003 bekend dat het houden van hennen in kooien verboden zou worden, de gewone legbatterij is vanaf 2012 verboden in Europa, dus heeft de sector daar al dertien jaar rekening mee kunnen houden en op kunnen anticiperen.
Plattelandspartij CDA liet het daar echter niet bij zitten. Ze vroeg een onderzoek aan naar de directe en indirecte kosten voor kippenhouders als zij vier jaar eerder hun verrijkte kooi de deur uit moeten doen. Het Landbouw Economisch Instituut (LEI) berekende dat dat zo’n 7,4 miljoen euro zou zijn: bijna 250.000 euro per bedrijf, want in Nederland zijn er dertig ondernemers die op deze manier hun kippen houden.
Het financiële plaatje wist de ChristenUnie te overtuigen. „Voorlopers moeten kippenhouders niet worden afgestraft”, aldus de ChristenUnie, die het prijst dat al dertig bedrijven hebben geïnvesteerd in het systeem van de verrijkte kooi. En dus werd de overgangstermijn op initiatief van het CDA met steun van VVD, PVV, SGP, Verdonk en de ChristenUnie (totaal 80 zetels) weer verlengd naar 2021.
Het CDA wist ook voor elkaar te krijgen dat een demissionaire minister Verburg van landbouw de varkenssector meer tijd gaf om te voldoen aan diervriendelijkere huisvesting. Verburg meldde in maart van dit jaar dat varkenshouders toch niet al in 2013 hoeven te voldoen aan strikte huisvestingseisen. Ze laat de aangescherpte normen voor leefoppervlakte in stallen naar één vierkante meter per vleesvarken vervallen.
De minister vreest immers, weer op grond van een LEI-onderzoek, dat veel varkenshouders in financiële problemen komen of zelfs failliet gaan als ze moeten werken volgens de nieuwe normen. Ze wil daarom vasthouden aan de huidige 0,8 vierkante meter per vleesvarken. De Europese norm voor de leefoppervlakte van een vleesvarken van 85 tot 110 kilogram bedraagt 0,65 vierkante meter. Met 0,8 vierkante meter behoudt Nederland dus een koploperspositie in Europa, benadrukt Verburg.
De Partij voor de Dieren was ziedend dat er weer uitstel kwam voor dierenwelzijnseisen en probeerde de beslissing controversieel te laten verklaren. „Varkenshouders hebben in totaal 15 jaar de tijd gekregen om hun stallen aan de nieuwe welzijnseisen te laten voldoen”, aldus fractievoorzitter Thieme. In 1998 was al besloten dat varkens meer ruimte zouden moeten krijgen. De sector kreeg tot 2008 de tijd om hun stallen aan te passen. In 2005 verlengde toenmalig minister Veerman (CDA) deze overgangstermijn al met 5 jaar tot 2013.
Ook GroenLinks, PvdA en SP wilden de varkenshuisvesting op de controversiële lijst plaatsen. Bijna altijd is de wens van twee of meer partijen voldoende om een onderwerp of in dit geval een beleidswijziging op de lijst te plaatsen waar een demissionaire regering niet over mag beslissen, maar dit keer niet. Het CDA maakte zich dermate zorgen over de gevolgen voor de varkenssector dat de meerderheid – weer bestaande uit de rechtse partijen – de wens van een substantiële minderheid niet respecteerde.
Vorige week maakte Verburg bekend dat ze vindt dat konijnenfokkers ’voortvarend’ bezig zijn om het welzijn van de dieren te verbeteren. Ze zijn voornemens om de hokhoogte omhoog te brengen van 30 naar 40 centimeter zodat konijnen zich kunnen oprichten. Voor vrouwtjes (voedsters) gaat zelfs een hoogte van 60 cm gelden zodat zij volledig kunnen staan. Ook komt er voor de voedsters een verhoogd plateau in het hok waardoor ze zich even van haar jongen kan afzonderen.
De konijnenhouders willen verder onder meer het dierenwelzijn verbeteren door vanaf 2016 alle konijnen te houden in semi-groepshuisvesting. Dat is gedeeltelijke groepshuisvesting en gedeeltelijke individuele huisvesting. Dat is nodig, omdat konijnen groepsdieren zijn. Verder worden onder meer de hokbodems van draadgaas aangepast, omdat de dieren hun voetzolen daaraan openhalen.
De minister maakt nog wel het voorbehoud dat als de konijnen in de nieuwe situatie te veel agressie tonen het misschien niet verantwoord is om al vanaf 2016 gebruik te maken van de semi-groepshuisvesting. De konijnenhouderij mag de komende twee jaren zelf onderzoek hiernaar uitvoeren en medio 2012 zal het ministerie de uitkomsten evalueren. Verburg: „Dit is op korte termijn de meest haalbare welzijnsverbetering. Hiermee loopt de sector, wat het welzijn van de konijnen betreft, voorop in de Europese Unie.”
Zowel in Europa als in Nederland was er tot 2006 geen regelgeving voor het welzijn in de vleeskonijnenindustrie. In 2005 werd daar op initiatief van de SP een eerste aanzet toe gegeven. De minister noemde de leefomstandigheden van konijnen in commerciële fokkerijen vorig jaar ook nog ’een bron van zorg’. De Partij voor de Dieren vroeg vervolgens om een stop op uitbreiding van de konijnenhouderij, totdat de sector zou gaan werken aan verbetering van de huisvesting van de dieren.
De minister houdt het voorlopig bij deze eerste vrijblijvende stappen van de sector. Ondertussen ploetert de Partij voor de Dieren door voor de rechten van dieren. Zo hebben ze vorige maand nog hun zorgen geuit over waterbuffels, herten en struisvogels in gevangenschap: „Specifieke huisvestingseisen voor waterbuffels, zoals toegang tot water en modder, zijn noodzakelijk”. Met het besef dat de huisvesting van dieren waarschijnlijk geen enkel regeerakkoord gaat halen, is de kans op successen voor meer dierenwelzijn in de bio-industrie kleiner geworden na de verkiezingsuitslag van 9 juni, waarbij de VVD, PVV en CDA gedrieën een Kamermeerderheid hebben.