Kinderlijk enthousiasme en kitsch van het grote gebaar
Wereldkerstcircus in Koninklijk Theater Carré Amsterdam t/m 3/1.
„Nergens is circus mooier dan in Carré!” Dat waren de demonstranten het duidelijk niet met spreekstalmeester Tony Wilson eens. Onder de slogan ’Een leuk uitje naar het circus? Een ellendig leven voor de dieren’ werd op de rode loper bij de entree aandacht gevraagd voor het welzijn van zeeleeuwen, olifanten, paarden en leeuwen/tijgers in het circus.
Alleen die laatste twee zijn in het Wereldkerstcircus te zien: een stoïcijns kijkende leeuw op een grote, draaiende glitterbal bij dompteur Alex Lacey en negentien gedresseerde paarden in Géraldine Knie’s paardencarrousel. Twee van de in totaal veertien circusacts: dat geeft de dunne spoeling in dierennummers onder Europese regelgevingaan. En terecht. Maar uit deze acts spreekt liefde en toewijding.
Producent Henk van der Meyden heeft neus voor kwaliteit, getraind in de jury van het circusfestival van Monte Carlo, waar Clowns (de Oscars van de circuswereld) worden uitgereikt. Een flink aantal winnaars is geëngageerd voor de 25ste editie van het Wereldkerstcircus, dat met inmiddels een miljoen bezoekers de titel kerstfamilie-uitje glansrijk verdient.
De paardencarrousel uit Zwitserland is fascinerend in al zijn dierlijke elegantie, Zhang Fan van het Chinese Staatscircus, fietsend over het slappe koord, is ronduit fenomenaal. De Italiaanse broertjes Errani laten elkaar via de voeten tollen en katapulteren elkaar meters de lucht in. En –ai! – daar viel er één hard op de grond: dat het mis kan gaan (al dan niet geregisseerd) is deel van de spanning. Rode konen dus als de Noord-Koreaanse New Young Flyers vanuit de nok van Carré een choreografie schrijven met door elkaar geweven sprongen. Als onder tromgeroffel de zeldzame viervoudige salto’s beide keren misgaan, wordt – húp – uit het net geklauterd voor een nieuwe bloedstollende poging: eentje lukt alsnog. Perfectie staat ook geschreven op de gezichten van de Chinese meisjes van Dalian. ünig is hun act op fietsjes, over elkaar heen buitelend met de voeten aan de trappers. Ook clown Fumagalli – doorgaans best moeizaam zo’n klassieke clownact – is onderhoudend met onversneden Italiaanse slapstick. Van deze clown ga je houden.
Wat circus zo bijzonder maakt is het naïef-onschuldige verbond tussen artiest en publiek. Het kinderlijke enthousiasme van ’kijk eens wat ik kan’ is integer en invoelbaar, ondanks de kitsch van het grote gebaar. Zelfs de goudbrokaten folklorepakjes van de Russische Kovgar-springplankspringers hebben in het licht van hun onvoorwaardelijke kunne iets charmants. Daarom voelt illusionist Hans Klok als dissonant, nota bene de hekkensluiter. Er zit niets waarachtigs in de met glitter, bloot en vuureffecten opgetaste trucs uit zijn Las Vegas-show. Helaas ontaardt circuscharme bij Klok in een monstrum van nep.
Gelukkig overheerst de geur van zweet en zaagsel in de piste. Ook al kunnende demonstranten buiten dat laatste minder waarderen.