FAIRTRADE
Kinderarbeid is alleen uit te roeien als overheid en bedrijven samenwerken
Hoe valt kinderarbeid uit te bannen? De overheid alleen krijgt het niet voor elkaar, zegt hoogleraar Cees van Dam, ook bedrijven zelf moeten er iets aan doen. Maar niet elke ondernemer laat zich daar iets aan gelegen liggen.
Voordat het over de oplossing gaat, eerst die andere vraag: waarom bestaat kinderarbeid nog? Volgens de Verenigde Naties loopt het aantal werkende kinderen iets terug, maar 152 miljoen is nog schrikbarend veel. Decennia geleden ondertekenden landen al verdragen om de ergste vormen uit te bannen. Niet gelukt.
Corruptie. Een zwakke overheid. Belangenverstrengeling tussen politici en zakenlieden. Dit alles speelt mee, zegt Cees van Dam, hoogleraar onderneming en mensenrechten aan de Erasmus Universiteit en verbonden aan King’s College in Londen.
“Maar het probleem zit dieper. Het is belangrijk verder te kijken dan corruptie. Vaak is kinderarbeid verbonden met het economisch model van een land. Meewerkende kinderen leveren goedkope arbeid. En anders dan in het Westen staat in veel landen niet het individu centraal, maar de familie. India of Bangladesh zijn snel gepikeerd als je praat over kinderarbeid en komen dan met het verwijt: jullie proberen alleen maar je markt te beschermen door importeisen te stellen. Als westerse consumenten geen kleding meer uit die landen aantrekken, raakt dat hun economie in het hart.”
En dan de schaal van het probleem, vervolgt Van Dam. “Een oplossing voor de mijnen in Congo werkt misschien niet in de cacao in West-Afrika. Kinderen dragen vaak bij aan het familie-inkomen. Als je ze uit het arbeidsproces haalt, moet je niet alleen de armoedeval voor families compenseren, je moet ook zorgen dat ze naar school gaan om de armoedecirkel te doorbreken. Als een bedrijf kinderarbeid uit zijn bevoorradingsketen bant, is het probleem dus niet opgelost. Iedereen moet samenwerken: bedrijfsleven, overheid, maatschappelijke organisaties. Dit alles maakt het hardnekkig.”
Verantwoordelijkheid
Als kinderarbeid ter sprake kwam, wezen bedrijven vaak naar de overheid van de landen waar ze produceren of grondstoffen vandaan halen. Maar de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf komt steeds duidelijker in beeld. Invloedrijk zijn vooral de Richtlijnen voor Onderneming en Mensenrechten, in 2011 door de Verenigde Naties aangenomen. Die hebben drie uitgangspunten. Eén: de staat moet mensenrechten beschermen. Twee: bedrijven moeten mensenrechten respecteren. Drie: slachtoffers hebben recht op compensatie of genoegdoening.
“Vooral dat tweede punt was vernieuwend”, zegt Van Dam. “Bedrijven worden verantwoordelijk voor de gevolgen van hun activiteiten. Ook als die zich afspelen aan de andere kant van de wereld. Ook als de overheid daar zwak is en geen goede wetten heeft om milieu, arbeiders of kinderen te beschermen. Bedrijven moeten continu hun productieketen napluizen en misstanden uitbannen.”
Due diligence heet dat, gepaste zorgvuldigheid. De OESO, de organisatie van geïndustrialiseerde landen, werkte die richtlijnen uit in praktische voorschriften. Die kunnen heel ver gaan. Voor een textielbedrijf dat bij controles een kind aantreft in de fabriek is het niet genoeg om dat kind naar school te sturen. Het moet ook een volwassen gezinslid in dienst nemen om te voorkomen dat het kind opnieuw uit werken wordt gestuurd.
Bedrijven kunnen niet worden gedwongen om de richtlijnen van VN en OESO na te leven. Daarom nemen sommige landen wetten aan om naleving door bedrijven te verplichten. Frankrijk deed dat vorig jaar, Engeland in 2015. Zwitserland is hard op weg, Duitsland denkt erover na.
Nederland, gewend aan het polderoverleg, kiest vooralsnog voor convenanten, die ondersteund worden door de Sociaal-Economische Raad. Zoals het textielconvenant of het bankenconvenant. Daarin werken bedrijven samen met vakbonden, andere maatschappelijke organisaties en de overheid. Nederland doet iets unieks, wordt steeds benadrukt. Tegelijkertijd heeft de Nederlandse overheid van meet af aan gezegd dat er misschien toch wetten volgen.
Handhaven
Wat is beter, wetten of convenanten? Van Dam: “Veel mensen denken dat het wel goed komt als er wetten zijn. Maar dat geldt alleen bij sterke handhaving. De Franse wet is heel breed en verplicht bedrijven tot een algemene due diligence in de productieketen, bij alle zakelijke partners. Maar er zijn geen sancties als dat niet gebeurt.”
In Nederland ligt de Wet zorgplicht kinderarbeid nu bij de Eerste Kamer. Die moet voorkomen dat bedrijven producten verkopen waaraan kinderen hebben meegewerkt. Ook bij deze wet is het lastig te zeggen hoe de naleving van deze ingrijpende regels kunnen worden gecontroleerd. Je zou vele inspecteurs de hele wereld over moeten sturen naar productielocaties.
Van Dam: “Het goede van convenanten is dat het toezicht erin besloten ligt. De maatschappelijke organisaties zijn de waakhonden, die houden bedrijven scherp. Positief is ook dat bedrijven niet meedoen omdat ze worden gedwongen, maar omdat ze er zelf voor kiezen. Dat doen ze publiekelijk en met alle mogelijke risico’s voor hun reputatie als ze zich niet genoeg inspannen. Er worden concrete doelstellingen geformuleerd en jaarlijks verschijnt er een rapportage. Dat krijg je met wetten alleen niet voor elkaar.”
Van Dam doet onderzoek naar mensenrechten en ondernemingen, vooral naar de rol die juridische afdelingen van bedrijven spelen. Staan juristen de ontwikkeling van mensenrechtenbeleid in de weg? Of kunnen ze eraan bijdragen?
Reputatieschade
Er zijn drie soorten bedrijven, ziet hij. De voorlopers, die zich ook zonder wetten fatsoenlijk gedragen. De meelopers (‘reactieve bedrijven’), die hun juridische afdeling aan het werk zetten om te zorgen dat ze zich min of meer aan de wet houden en die vooral geen reputatieverlies willen lijden. En de achterblijvers (‘inactieve bedrijven’), die zich nergens iets van aantrekken. Die dumpen bijvoorbeeld chemisch afval in Afrika. “Winstmaximalisatie staat hoog in hun vaandel en het kost geld om je aan de regels te houden. Dus schatten ze in hoe groot de kans is dat ze gepakt worden en wat dat dan kost. Cynische calculaties.”
Maar steeds meer bedrijven nemen de richtlijnen op in hun beleid, zegt Van Dam. “Niet alleen om reputatieschade te voorkomen, ook omdat ze door investeerders en banken op hun mensenrechtenbeleid worden aangesproken. De VN-richtlijnen worden geleidelijk het nieuwe normaal. Dat is een belangrijke stap vooruit,al moet er nog veel gebeuren. En niet alleen op het gebied van kinderarbeid.”
Weerstand
Wetten kunnen ook tot weerstand leiden, zoals in Frankrijk, waar bedrijven klagen over de kosten die ze maken. “Een convenant zorgt juist voor een actieve houding”, zegt Van Dam. “Die dynamiek is belangrijk, die moet je vasthouden.”
Maar ook als convenanten blijken te werken, blijven wetten noodzakelijk. “Het gebeurt nu dat ondernemingen die rekening houden met mensenrechten last hebben van degenen die niets doen. Die kunnen producten goedkoper op de markt brengen omdat ze zich nergens iets van aantrekken.”
Daarom steunt een aantal bedrijven het Nederlandse wetsvoorstel zorgplicht kinderarbeid: dat trekt het speelveld gelijk. Van Dam: “Er zijn slimme wetten nodig, die geen onnodige last leggen op bedrijven die hun mensenrechtenbeleid op orde hebben. En die achterblijvers pijn doen en dwingen hun leven te beteren.”
Nederland
Nederland kiest voor samenwerking tussen bedrijven, maatschappelijke organisaties, vakbonden en de overheid bij de aanpak van mensenrechtenschendingen zoals kinderarbeid. Dit heeft geleid tot convenanten in onder meer de sectoren textiel, banken, goud en verzekeringen. Consultants van KPMG hebben in 2014 dertien sectoren aangewezen die risicovol zijn, waaronder olie, chemie en detailhandel. Niet al die sectoren zijn met een convenant begonnen. Of de Wet zorgplicht kinderarbeid door de Eerste Kamer komt, is nog de vraag.
Duitsland
Duitsland kijkt nog even aan of bedrijven zelf werk maken van mensenrechten in hun bedrijfsvoering. Als dat in 2020 bij minder dan de helft van alle Duitse bedrijven met meer dan vijfhonderd werknemers het geval is, komt de overheid met verplichtende maatregelen. Er zijn initiatieven voor onder meer duurzaam textiel, toerisme en cacao.
Groot-Brittannië
Sinds 2015 geldt de Modern Slavery Act. Die moet mensenhandel, kinderarbeid en andere vormen van hedendaagse slavernij uitbannen in de productieketens van bedrijven. Zij voldoen al aan de regels als zij een verklaring publiceren over hun inspanningen. Ze mogen dus ook verklaren dat ze niets aan mensenrechten doen. De hoop is dat bedrijven een stap extra zetten en zelf op zoek gaan naar misstanden.
Zwitserland
De Zwitserse politiek behandelt een voorstel van een parlementscommissie dat bedrijven verplicht mensenrechten te respecteren. Het betreft alleen grote ondernemingen. De regering wees een ingrijpender voorstel van het collectief Corporate Justice eerder af.
Frankrijk
Sinds 2017 verplicht een wet grote bedrijven ertoe om ‘zorgvuldig’ te zijn in hun productieketen. Anders dan in Engeland is een verklaring alleen niet genoeg. Bedrijven moeten volgens de wet een plan ontwikkelen en uitvoeren. Bedrijven die dat niet doen, konden aanvankelijk een fikse boete krijgen. Maar de grondwettelijke raad van Frankrijk heeft dit onderdeel van de wet geschrapt.
Lees meer over kinderarbeid in ons dossier.
Lees ook:
In Panipat is het heel gewoon om op je vierde al in de textielfabriek te werken
De schattingen lopen uiteen, maar zeker is dat het er in India miljoenen zijn: kinderen aan het werk, vaak voor maar een handjevol roepies. Zoals in de textielindustrie van Panipat.
Minder kinderarbeid en milieuvervuiling: waarom worden de mooie beloftes niet waargemaakt?
Deelnemers aan de convenanten komen hun afspraken niet altijd na, zegt de SER. Tijd voor hardere afspraken.