Interview
'Kenniseconomie? Er zijn ook vmbo'ers'
Hoe bescherm je laagopgeleiden tegen de ingrijpende veranderingen op de arbeidsmarkt? Met wat sleutelen aan de flexwet kom je er niet, zegt Hans Kamps. Hij neemt afscheid als voorzitter van werkgeversorganisatie Abu.
De wereld van kansarmen en de wereld van werkgevers liggen mijlenver uit elkaar. Vraag aan een ondernemer waar het bureau van Jeugdzorg is gevestigd in zijn stad en hij weet het niet. Vraag een ondernemer waar de vso is en hij weet het niet. Hij weet misschien zelfs niet eens dat vso voor voortgezet speciaal onderwijs staat. Er is te weinig aandacht voor de kansarmen."
Het interview met succesvol ondernemer Hans Kamps (61), die na vijftien jaar afscheid neemt van de werkgeversorganisatie Abu en net is gestopt als kroonlid van de Sociaal Economische Raad (SER), zou gaan over flexwerkers, de ontwikkelingen in de uitzendbranche en de uitdagingen waar deze sector voor staat. Maar het gaat al snel over schooluitvallers en de jeugdzorg, een organisatie waar hij ook voorzitter van is. Kamps zou graag zien dat ondernemers en mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt elkaar meer vinden.
"We hebben het in Nederland steeds over een kenniseconomie, terwijl 60 procent van de jongeren naar het vmbo gaat. Dat is de praktijk maar daar hoor je eigenlijk niemand over. Ruim honderdduizend jongeren ontvangen jeugdzorg, er zitten 240.000 jongeren in de Wajong en dat neemt nog steeds toe. De kans op werk is voor hen klein."
Vmbo of gymnasium
Kamps, zelf geboren in een arbeiderswijk in Utrecht waar studeren niet voor de hand lag, maakt zich druk om het gebrek aan aandacht vanuit de overheid voor kansarmen. "Neem een kind dat wordt geboren in Amsterdam-Zuid, die met 12 jaar naar het Vossius-gymnasium gaat, daarna medicijnen studeert, zich specialiseert en met 26 jaar een mooi inkomen gaat verdienen. Hoeveel denk je dat deze arts de overheid heeft gekost? Dat is een waanzinnige investering."
"Neem nu een leeftijdsgenoot in Amsterdam-Oost. Na drie jaar vmbo valt hij door omstandigheden uit. Een paar jaar later -als hij weer gemotiveerd is - komt hij niet meer op het mbo terecht, want het middelbaar beroepsonderwijs heeft met een sterke lobby voor elkaar gekregen dat ze niet meer iedereen hoeven toe te laten op het mbo. Dus hij krijgt een uitkering: te veel om niet te creperen, te weinig om een fijn leven van op te bouwen."
Het steekt Kamps dat er voor de jongere uit Oost niet hetzelfde budget is als voor het bevoorrechte kind uit Zuid. "Als het kind uit Oost goed begeleid wordt, als op zijn 18de niet alle hulp plots ophoudt omdat hij volwassen is, hoeft hij waarschijnlijk niet levenslang een beroep te doen op de sociale zekerheid. Maar om een of andere reden kijken we liever weg."
Kamps heeft als voorzitter van de Algemene Bond voor Uitzendondernemingen (Abu) geprobeerd om iets te doen voor de mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. "Dat is redelijk gelukt", blikt Kamps terug. Hij wijst op de cijfers dat een derde van de WW'ers die weer aan het werk komen, dit via een uitzendbureau voor elkaar krijgt, en bij bijstandsgerechtigden ligt dat op 40 procent.
"Een jonggehandicapte komt via een reguliere sollicitatie bijna niet aan het werk. Als op zijn cv staat dat hij een Wajonguitkering krijgt, wordt de brief terzijde gelegd. Maar een uitzendbureau kan zo iemand wel op een klus afsturen. Zonder dat de werkgever het weet, krijgt hij zo mensen binnen die ze zelf vanwege allerlei vooroordelen nooit zouden aannemen."
Zijn die vooroordelen dan onterecht? Kamps: "Je moet een langdurig werkloze niet plots 38 uur per week laten werken. Dat gaat niet goed. Zo iemand moet langzaamaan ritme opdoen. Maar dat iemand zich meldt bij een uitzendbureau, betekent dat hij wel wil werken, en dat is het allerbelangrijkste. De grootste problemen zijn vaak kwalitatieve tekortkomingen. Dus iemand moet functiegerichte scholing krijgen."
Sinds een paar jaar pakken uitzendbureaus dat steeds beter op, vertelt Kamps. "Eerst was er huiver om een uitzendkracht op te leiden. De vrees was dat iemand na één keer uitzenden in vaste dienst zou komen bij de werkgever. Maar die drempel is overwonnen, omdat blijkt dat de termijn van uitzenden niet afneemt."
In vijftien jaar tijd is er veel veranderd op de arbeidsmarkt, constateert Kamps. Bedrijven kiezen steeds vaker voor flexibele werknemers en werknemers willen meer ruimte. De werknemers zoeken dat niet via uitzendbureaus -het aandeel uitzendkrachten is gedaald in vijftien jaar - maar veelal in het zzp-schap: als zelfstandige zonder personeel.
Zzp'ers zonder omzet
De populariteit van de zzp'er verbaast Kamps enigszins. "Het is toch een hele stap die je maakt. Het is makkelijker om naar een uitzendbureau te gaan. Veel zzp'ers houden het ook niet vol. Zij missen ondernemerschapsvaardigheden. Zo verwarren ze vaak bruto met netto. Ze zien het salaris binnen komen en denken 'dat gaat lekker' en kopen een nieuwe auto. Maar omzet is niet gelijk aan inkomen."
"Later komen ze erachter dat ze belasting moeten afdragen, dat ze nergens voor verzekerd zijn, geen pensioen opbouwen, et cetera. De Kamer van Koophandel of de vakbonden zouden deze mensen beter moeten voorlichten. Uit onderzoek van de SER is gebleken dat 40 procent van de zzp'ers maar een omzet van 5000 euro per jaar of nog minder draait."
Het is de zelfstandigheid die het zzp-schap zo aantrekkelijk maakt, blijkt uit hetzelfde onderzoek. Maar bij degenen die vanuit een uitkering beginnen, ziet 40 procent het zzp-schap als de enige manier om weer een inkomen te verwerven. De tijdelijke krachten, de oproepkrachten, de zzp'er: ze maken allemaal een groter deel uit van de flexibele schil dan de uitzendkracht. "Dat is heel triest", aldus Kamps. "Ik geloof er sterk in dat alle werknemers rechten moeten opbouwen. Dat doen zij allemaal niet."
Die rechten hoeven echter niet vastgeklonken te worden in een dikke cao, vindt Kamps. "De cao wordt steeds gedetailleerder. Er staat hoeveel dagen je vrij krijgt bij overlijden van een familielid, er staat of je wel of niet onder werktijd naar de tandarts mag. Veel mensen hebben geen behoefte aan zoveel voorwaarden. En de mensen die het wel willen, de laagopgeleiden, die krijgen geen vast contract meer. Zo wordt de cao sluipenderwijs uitgekleed."
Er wordt veel gesproken over het reguleren van alle nieuwe werkvormen, maar volgens Kamps wordt daarbij nog te veel uitgegaan van het oude sociale stelsel. Met wat sleutelen aan de flexwet of het ontslagrecht kom je er niet. Er moet worden gedacht over een totaal nieuwe organisatie van de arbeidsmarkt.
Speelbal van ondernemers
Hoogopgeleiden hebben daarbij niet zoveel bescherming nodig. Voor laagopgeleiden lijkt het Kamps het beste als zij wel een dienstverband krijgen van zo'n 160 uur per maand, in bijvoorbeeld een arbeidspool, waarmee zij zekerheid van een inkomen hebben, maar waarbij niet bekend is wat voor werk zij moeten doen. Dat hangt af van de werkgever. De uren waarop hij niet werkt, moeten worden gebruikt voor functiegerichte scholing.
Wordt de laaggekwalificeerde werknemer zo geen speelbal van de ondernemer? Kamps: "Wat is het alternatief? Werkloos? Of een paar uurtjes werk per week? Vaste contracten worden nauwelijks meer gegeven. Met een arbeidspool heb je wel structuur en scholing. Het is het beste van het slechtste."
Als zoiets niet wordt gerealiseerd, verwacht Kamps dat laaggeschoolde arbeid helemaal wordt verstoten. "We moeten zoeken naar een nieuw instrument. Er is een grote stroom van jongeren met problemen die niet het niveau van mbo 3 of 4 halen, wat werkgevers vragen. Tegen hen kunnen we toch niet zeggen: 'je gaat levenslang in de bijstand of in de Wajong'."
Het UWV probeert mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in contact te brengen met ondernemers via speeddating en andere ontmoetingen op werkpleinen. Kamps: "Dan raken de werelden elkaar heel eventjes, en zal de werkgever even nadenken wat hij ermee moet. Maar de volgende dag loopt de ondernemer toch weer naar zijn afspraak en is hij de langdurig werkloze, arbeidsgehandicapte of jongen zonder diploma weer vergeten."
Kamps adviseert de kansarmen naar het uitzendbureau te komen. "Daar gaat een intercedent zonder achterdocht het gesprek met je aan. Zonder een etiket op je voorhoofd kan je bij een werkgever aan de slag, want de inlener weet niets van je achtergrond. Zo kunnen uitzendbureaus zich inzetten voor mensen met een achterstand. Dat was ook de bedoeling toen ik vijftien jaar geleden begon met het voorzitterschap van de Abu."
Kader: de uitzendbranche
Ruim 750.000 mensen gaan jaarlijks via een uitzendbureau aan de slag, waarvan zo'n 230.000 langdurig werklozen, ouderen, allochtonen en arbeidsgehandicapten. Zo'n kwart van de mensen zoekt vast werk, 18 procent wil werkervaring opdoen, voor 16 procent is het een vakantiebaan, en voor nog eens 16 procent een bijbaantje.
Het gemiddeld aantal gewerkte uren per week van een uitzendkracht bedraagt echter 28. De gemiddelde uitzendduur van een uitzendkracht is 25 weken. 15 procent van alle flexkrachten volgt een opleiding. Dat is bijna net zoveel als de groep arbeidskrachten in directe dienst bij werkgevers, zegt de Abu. Bij de Abu zijn zo'n 500 uitzendbureaus aangesloten.
Wie is Hans Kamps?
Hans Kamps is in 1952 in Utrecht geboren. Via de havo en heao kwam hij op de VU waar hij cum laude afstudeerde in de economie. Daar ontmoette hij Hans de Boer - sinds 1 juli voorzitter van VNO NCW- en met hem richtte hij het bedrijfje Bureau voor Economische Argumentatie (Bea) op. Het werd een groot succes.
In 1994 verkochten ze dat aan KPMG. Kamps heeft nog een paar bedrijfjes en werd voorzitter van de arbeidsbureaus in Amsterdam en daarna van de Abu. Hij is ook voorzitter van Jeugdzorg Nederland, was tien jaar lang kroonlid bij de Ser en was voorzitter van de commissie die het verkiezingsprogramma van de PvdA in 2010 maakte.