Kenners
Anniek van den Brand schrijft elke week over familie - en alles wat daarop lijkt.
a.vandenbrand@trouw.nl
"Ik zei: ga dood. Ga alsjeblieft dood."
Zo, door de telefoon, durf ik het mijn moeder wel te zeggen. Als ik haar maar niet hoef aan te kijken.
"Jij was even een stukje fietsen. De zon scheen, het was prachtig weer. Je vroeg je af of je wel weg kon, maar wij vonden dat je gewoon moest gaan. Je was al maanden in touw, je zag grauw van ellende, ik was blij dat je even naar buiten ging."
"Ons pap vroeg steeds wanneer je weer terugkwam. Het irriteerde me dat hij zich kennelijk niet op zijn gemak voelde met alleen mijn zus en mij in huis. Alsof wij hem niet zouden kunnen helpen. Alsof wij hem niet zouden kunnen tillen; er was niets van hem over."
"Ik stond in de badkamer, boven. Ik praatte tegen de spiegel waar ik met mijn voorhoofd tegenaan leunde. Maar eigenlijk had ik het tegen hem. Ik was zo moe. Ik wilde dat het stopte. Die ziekte, die uitputtingsslag, alles."
"Ja", zegt mijn moeder. "Ja."
Het is al meer dan elf jaar geleden dat mijn vader stierf, maar door het overlijden van mijn moeders broer is het ineens weer heel dichtbij.
Het begon er mee dat ome Jan dezelfde kanker had als mijn vader. Hij wilde er niet te veel over kwijt, maar in de weinige berichten die we kregen, hoorden wij de woorden terug van toen.
Als ik hem de pijn zag verbijten, zag ik ons pap.
Als tante Jo hem geen seconde uit het oog verloor, zag ik ons mam.
Als ik hoorde hoe zijn kinderen bleven hopen op een wonder, zag ik mijn zusjes en mezelf.
Hun verhaal was ons verhaal, het eeuwige verhaal van schrik, hoop en vrees. We hoorden het aan en knikten als kenners.
De dood van haar jongere broer kwam hard aan bij mijn moeder. Ze zag haar broer, haar man en haar vader in één kist liggen, zegt ze.
En ze huiverde bij de aanblik van haar schoonzus. Ze zag een vermoeide vrouw tot wie nog niet helemaal leek te zijn doorgedrongen wat er het afgelopen jaar was gebeurd. Ze zag een vrouw die niet kon overzien wat haar nog allemaal te wachten stond.
En ze wist dat niemand haar kon helpen.
Niet echt.
Mijn moeder zag de ontreddering die ze kende.
"Mam, ik meende het niet hè, ik wilde niet écht dat hij doodging."
"Nee, dat weet ik wel."
"Soms mis ik hem zo."
"Ja. Ik ook. Ik ook."
undefined