Katholieke stippen op de kaart van Friesland
Hoe beïnvloeden een plek en het geloof op die locatie elkaar? Trouw onderzoekt die vraag deze zomer en reist het land door. Vandaag: rooms-katholieke enclaves in Friesland.
Normaal zitten er op een zondag tussen de twintig en vijfentwintig mensen in de Sint-Martinuskerk van Roodhuis in Friesland. En dan reken je het koor niet mee. Vandaag is het drukker. De banken van de negentiende-eeuwse kerk zijn gevuld met kinderen. Het einde van het schooljaar nadert en de leerlingen van de naast de kerk gelegen Sint-Bonifaciusschool zijn door de parochie uitgenodigd om naar de mis te komen. Ze hebben hun netste kleren aangetrokken en hun ouders meegenomen. Komen die ook nog eens in de kerk.
Het afscheid van groep acht loopt als een rode draad door de viering. Zo wordt de evangelielezing van de dag, waarin Jezus de tweeënzeventig leerlingen twee aan twee uitzendt, in het licht gehouden van het afscheid van de basisschool en kennismaking met een grotere, spannende wereld. Bij de voorbeden wordt expliciet voor Tjerk, Onne en al die anderen gebeden. Dat alles wat ze op de Sint-Bonifaciussschool ook maar hebben geleerd, maar mag doorwerken in hun verdere leven. Bij de communie blijven opvallend veel ouders zitten.
Vanuit haar eigen gebrandschilderde raam kijkt de heilige Agnes toe. Onder haar beeltenis staat geschreven dat zij de dood verkoos 'boven het heidensche leven'. Het raam dateert uit een tijd dat je Roodhuis nog met recht een enclave kon noemen, de inwoners zonder uitzondering katholiek waren en je nog pal stond voor je geloof.
Albert Poelsma (74) weet het allemaal nog. "Ik ben met een katholiek meisje getrouwd. Dat ging zo in die tijd", vertelt hij na de mis, de fiets al in de hand. "Het was allemaal heel hecht."
Onderdrukt
In café De Ree, links naast de kerk, lijkt het of de tijd heeft stilgestaan. Een aantal mannelijke leden van het kerkkoor zit aan de koffie. Ze hebben mooie Friese namen als Sieb Hiemstra, Cor Rietma en Harmen van der Werf. Ze zijn trouw aan het Sint-Ceciliakoor en de katholieke kerk. Elke viering zijn ze er. Een mooi voorbeeld van de saamhorigheid die Roodhuis volgens Jan Zonderland (al vijftig jaar organist) nog altijd kenmerkt. "En dan helpt het ook dat hier een kerk staat die nog altijd functioneert. Wist u dat het dorp haar naam te danken heeft aan het rode dak van de schuilkerk die hier lang gestaan heeft?"
Er komen nog veel meer verhalen op tafel. Zo weet Sieb Hiemstra dat de katholieken hier lang zijn onderdrukt. "Zij (hij bedoelt de protestanten, red.) hebben hier ooit soldaten heen gestuurd om het zilverwerk van de kerk te stelen, maar dat was goed ondergebracht op allerlei boerderijen. Maar als je wil weten hoe dat precies is gegaan, moet je naar Van Ulden."
Hij doelt op Leo van Ulden, pater Franciscaan, oud-vicaris van het bisdom Groningen-Leeuwarden en - niet onbelangrijk - oud-pastoor van Roodhuis. Na zijn emeritaat is hij in de buurt van Leiden gaan wonen. "Ik weet wel iets over de geschiedenis van de Friese katholieken", zegt hij aan de telefoon. "Kom maar langs."
Stille subcultuur
In zijn aanleunwoning heeft Van Ulden (keurig in het pak) de kaart van Friesland al over de tafel uitgespreid. Met een zekere gedecideerdheid wijst hij de katholieke enclaves aan: Sneek, Sint-Nicolaasga, Workum, Blauwhuis, en Roodhuis. "Nadat in 1578 de Reformatie het in Friesland heeft gewonnen en er een verbod kwam op de katholieke eredienst, bleef een groot deel van de plattelandsbevolking katholiek. Een deel van de adel ook. Natuurlijk stapten er veel mensen over op het protestants geloof. Als je maatschappelijk een beetje mee wilde komen, ging je mee en als je op een openbaar ambt uit was deed je dat ook. Maar kleine kernen deden dat niet. Die hebben tot 1650 gehoopt dat het tij nog wel zou keren, maar ook daarna bleven ze katholiek."
Volgens Van Ulden zijn katholieken in plaatsen als Sneek en Workum altijd wel getolereerd. "Katholieken betekenden handel. Winkeliers dachten: het zal allemaal wel zo wezen, maar die katholieken eten, drinken en consumeren. Daar hebben we wat aan." Op het platteland was het een ander verhaal, daar hadden de katholieken het wel degelijk moeilijk. "Het is niet leuk om ergens te moeten wonen waar je altijd nagekeken en uitgescholden wordt. Je gaat onwillekeurig samenklonteren op een plek waar anderen ook zijn zoals jij. Je ontwikkelt een soort stille subcultuur." Van Ulden wijst weer naar de kaart. "Het is niet toevallig dat een dorp als Roodhuis is ontstaan aan wat ik wel het voeteneind van de gemeente Oostereind noem, aan de rand. Die enclaves waren letterlijk randverschijnselen."
Elfstedengebied
De vraag is waarom bijna al die katholieke enclaves in de Zuidwesthoek van de provincie liggen, zeg maar het Elfstedengebied. Daarvoor moeten we weer naar de kaart. Van Ulden: "Natuurlijk zijn er ook een hoop pastoors overgegaan naar de protestanten. Maar het heeft in het voordeel van de katholieken gewerkt dat Noord-Holland dichtbij lag. Enig priesterlijk werk vanuit die contreien bleef mogelijk."
Een andere verklaring voor die blijvende katholieke presentie ligt in het feit dat dit het deel van Friesland is waar veel veeteelt voorkomt, in tegenstelling tot de Noordoosthoek, waar de landbouw overheerst. Bij die landbouw had je een herenboer in zijn grote boerderij en daaromheen de arbeiders in hun kleine huisjes, en daar was geen contact tussen. Twee gescheiden werelden. De arbeiders zetten zich af tegen hun baas en velen werden communist.
"Veetelers hebben altijd iets gehouden van de nomaden", vertelt Van Ulden. "Het gezin bestaat uit vader, moeder, kinderen en iedereen die daar bij hoort, dus ook de knechten. Dat betekent dat je in die veeteeltgebieden altijd een saamhorigheid hebt gehad waardoor veel minder katholieken hier zijn overgelopen naar de protestanten."
Pronkstuk
Eeuwenlang bleven de katholieke enclaves sterk en stoer. Die katholieken waren anders, ze woonden bij elkaar als moedervlekken in het landschap. De roomse blijdschap vierde er hoogtij en toen de katholieken in de tweede helft van de negentiende eeuw hun vrijheid terugkregen, werden er enorme kerken gebouwd. Als je eeuwenlang onderdrukt bent en je eindelijk weer iets kan bouwen dat het daglicht mag verdragen, dan overdrijf je al snel een beetje.
Ook Roodhuis kreeg zijn pronkstuk, de Sint-Martinuskerk, een ontwerp van Alfred Tepe, een tijdgenoot van Pierre Cuypers. "Het is de mooiste dorpskerk van Tepe", zegt Van Ulden. "Daar waren die mensen in Roodhuis heel erg trots op. Het was ook ongelofelijk wat die mensen daar samen bouwden."
Berenburger
Aan de stamtafel van het café naast de kerk in Roodhuis zijn ze het daarmee roerend eens. "We hebben een schitterende kerk", zegt Jan Zonderland. Na twee kopjes heeft hij de koffie ingeruild voor de Berenburger. Maar een mooie kerk is niet voldoende, moet hij toegeven. "Er is geen aanwas meer bij ons koor, als er iemand verhuist of overlijdt, kunnen we geen vervangers vinden."
De tijden zijn veranderd. Nog altijd ligt Roodhuis daar omringd door weides vol koeien, aan de T-kruising op weg naar Oostereind. Maar het dorp is nu gemengd van samenstelling en de tijd dat je als katholiek inwoner van een protestants dorp tien kilometer omfietste om hier je haar door een katholieke kapper te laten knippen, is voorbij. Sieb Hiemstra vraagt zich hardop af hoe lang de kerk nog open kan blijven. Een paar jaar geleden ging Roodhuis al op in een fusieparochie met als centrum het nabij gelegen Sneek. "Bij rouw en trouw zit het nog vol", zegt hij. "Voor de rest houdt het kerkbezoek niet over. Maar dat is al heel lang zo."
Honderdzestig kilometer verderop, in Voorhout, predikt pater van Ulden realisme. "Laten we wel zijn. Het gaat natuurlijk niet goed daar. De term katholieke enclave bestaat nog wel, maar alles verwaait en verloopt, ook die enclaves. Het is neo-folklore aan het worden, zoals klederdracht in Spakenburg. Langzaamaan hoort het bij de herinnering. We kunnen ook al die kerken daar niet meer open houden en ze kunnen ook niet allemaal theater of concertzaal worden. Dat geldt ook voor de kerk van Roodhuis. Ik heb voorgesteld om als er geen markt meer voor is, de kerken af te breken, maar de toren te laten staan. Dat is het ego van het dorp. Die slaat de uren en laat het erbij. Het is een oriëntatiepunt in het landschap. Zelfs van verre herken je 'm feilloos: dat is de toren van Roodhuis."