Kalm zijn en toch scherp
Vissen is geduld, rust en concentratie. Vissen is voor mannen, niet voor vrouwen, weet schrijver Jan van Mersbergen uit ervaring.
Ik zapte langs de tv-kanalen tot ik bij een programma over vissen kwam: 'Big Fish Klaas'. Ik hield mijn duim stil. Klaas van Eerden gaat samen met een gast vissen, op mooie visplekken in IJsland, Canada, Zweden.
Mijn vriendin vroeg: "Wil je dit zien?"
Ik had de afstandsbediening al weggelegd. Natuurlijk wilde ik dit zien. Ze gingen een vis vangen! Meteen voelde ik weer de spanning van het vissen: gaat het lukken?
Vissen is een sport van buiten zijn en van materiaal. In mijn jeugd heb ik veel gevist, eerst met een bamboehengel die bestond uit drie delen, daarna met een uitschuifbare groene Albatros van fiberglas, waar ook polsstokken van worden gemaakt. Vijf meter lang en heel licht. Je schuift hem zo uit. Aan het topje zit geen haakje, het topje loopt taps toe en je kunt er een tuigrubbertje overheen schuiven, daar zit de visdraad aan.
In de buurt van mijn Brabantse dorpje is veel viswater. Allereerst het riviertje de Alm, waar de kerk aan ligt - vandaar de naam Almkerk. In het dorp loopt een voetpad langs de rivier en net buiten de dijk ligt een wiel, een plas water op een plek waar ooit een dijkdoorbraak is geweest. Daar kun je goed vissen, maar zit je tussen de huizen.
Buiten het dorp is een breed stuk dat de Wijde Alm heet, daar passeren minder mensen en is het beter vissen.
Naast dat riviertje natuurlijk veel polderwater, want het kleiland ligt onder zeeniveau en de polder moet drooggepompt en het water via sloten en kanalen afgevoerd, allemaal perfect viswater. Vlak bij de Wijde Alm is een aquaduct. Een betonnen bak geleidt het water van de rivier over het kanaal, beide ongeveer even breed. Op die bak kon je goed zitten, maar dat kanaal is belangrijker, dat gaat lang en recht de polder door, als een grens tussen twee landen in Afrika. Echt een aangelegd project. Dat kanaal was mijn favoriete visplek, vooral aan de kant waar nu de golfbaan is. Daar ving ik de meeste vissen.
Ik viste met witbrood. Ik gebruikte nooit lokvoer. Dat waren een paar van mijn beginselen. Toen ik een jaar of vijftien was werd ik lid van de visclub in het dorp en kreeg ik een vispas, die ik nog steeds heb, hij kost 15 euro per jaar. Ik deed mee aan wedstrijden. Dan zaten er honderd mannen langs het kanaal en precies de man naast je gooide enorme brokken lokvoer in het water waar hij zijn dobber in liet hangen. Als je net naast hem zat, ving je niks.
Vissen is geduld, rust en concentratie. Naar het water kijken hoe de wind staat, waar de schaduw van bomen op het water valt, hoe de stroming is. Dan bepalen waar de vissen kunnen zitten. Soms is het ook gewoon een lekker plekje uitzoeken, een stapje vlak bij het water waar de koffer kan staan, waar je goed kunt zitten. Een rustige plek en dan: kalm zijn en toch opletten. Scherp zijn. Jouw dobber geeft het teken dat je op moet halen. Ik hield van dat aanslaan van de vis. Van het juiste moment kiezen. Die timing is heel belangrijk.
In deze tijd is jagen weer in de mode. Mensen willen weten waar hun vlees vandaan komt. Vissen echter gaat niet om voedsel of het doden van dieren. Ik heb nog nooit een vis gedood of een vis gevangen die zo toegetakeld was dat hij niet meer zwemmen kon, nadat ik hem had teruggezet. Ook dat heeft te maken met alertheid. Sla je op tijd aan, dan vang je de vis zonder dat de vis de haak volledig inslikt.
Ik had altijd een hakensteker bij me. Mocht de vis de haak toch diep ingeslikt hebben, dan kun je daarmee de haak loskrijgen zonder de vis pijn te doen. Nooit nodig gehad, je moet op tijd aanslaan.
In de Bay of Islands, een prachtig gebied in het noorden van Nieuw-Zeeland, ging ik ooit een paar dagen achtereen de zee op met een man die rode snappers ving. Allereerst gooide hij een net uit om mul binnen te halen, een soort haring. Die visjes gebruikte als aas voor de snappers. Hij viste met een werphengel: haak met aas laten zakken en weer ophalen met een molentje. Ik liet het aas zakken, maar sloeg de vis aan als ik voelde dat ik beet had. Dat had die man nog nooit gezien.
Vissen is niet zielig. Aan de Alm zag ik ooit een snoek een eendenkuiken opeten. Het eendje zwom achter zijn moeder en broertjes en zusjes aan, de snoek kwam naar het wateroppervlak en hapte in een keer het donzige kuikentje naar binnen. Dat is zielig, maar de natuur is keihard. De andere eendjes schrokken, maar zwommen toch gewoon verder.
Vissen is voor mannen. Met een vriend en onze gezinnen zijn we twee keer met vakantie geweest in Zuid-Frankrijk, vlak bij de rivier de Gardon. Prachtige rivier met stenen op de bodem. De kinderen speelden, onze vriendinnen lazen boeken, de mannen visten.
Hoe kun je een hele dag aan een stuk water zitten en niks tegen elkaar zeggen en dan weer naar het vakantiehuis gaan, en toch een geweldige dag hebben? En waarom vissen de vrouwen niet? Mijn vriendin zei: Daar heb ik het geduld niet voor.
Geduld is lastig. In een winkel heeft mijn vriendin heel veel geduld. Zoals ik al zei vraagt vissen een bepaald soort concentratie. Een andere concentratie dan winkelen. Het vraagt focus terwijl de input beperkt is.
Ze zei ook: "Bovendien vind ik vissen vies."
Dat klopt: vissen zijn glibberig. Daarom zit er in elke viskoffer een doek, legde ik uit. Om de vis mee beet te pakken.
Of handschoenen, zei mijn vriendin.
Dat kan niet. Vissen doe je niet met handschoenen aan. Je wilt dat glibberige de baas zijn, maar een hengel hou je in je blote handen.
Op tv zag ik Klaas van Eerden ergens in Canada een enorme roofvis binnenhalen. De vis was tweeënhalve meter lang. Het lukte! Het was geweldig.
undefined