JPII maakt omstreden Anna zalig
De paus verklaart morgen in Rome Anna Katharina Emmerich zalig, samen met de Oostenrijkse keizer Karel I. Wie was deze Duitse non die Mel Gibson inspireerde bij het maken van 'The Passion of the Christ'? Een antisemiet of de grootste mystica uit de kerkgeschiedenis
'Anna Katharina Emmerich? Nooit van gehoord!' Dat is de uitslag van een kleine, persoonlijke enquête. Toch wordt deze vroeg-negentiende-eeuwse zieneres morgen door paus Johannes Paulus II, tot zalig voorbeeld voor alle katholieken uitgeroepen. Bij minstens één van hen zal het geen verbazing wekken: de Amerikaanse regisseur Mel Gibson. Hij verwerkte enkele van haar visioenen in zijn omstreden speelfilm over het lijden en sterven van Christus.
Er zijn twee diametraal tegenovergestelde meningen over de betekenis van deze Duitse non. Voor een kleine groep conservatieve katholieken was en blijft ze een van de grootste zieneressen die de rk kerk ooit heeft gekend, op één lijn met de apostel Paulus en de evangelist Johannes.
Critici beschouwen haar als een psychopathologisch geval en vinden haar visioenen en voorspellingen producten van een zieke, geëxalteerde geest. En in joodse kring roepen prominenten, zoals rabbijn David Rosen van het American Jewish Committee, al geruimte tijd dat ze ,,wegens haar fervent antisemitisme nooit zalig verklaard mag worden''. Zijn collega Gary Bretton-Granatoor van de Joodse Anti-Defamation League vindt ,,de timing ongelukkig en bijzonder schadelijk''. Uit het feit dat de zaligverklaring -een opmaat naar heiligverklaring- toch plaatsvindt leiden sommigen af dat de oude, ziekelijke, pro-Joodse paus de greep op het Vaticaanse bestuursapparaat aan het verliezen is. Volgens anderen bewondert hij haar.
De biografie van Anna Katharina Emmerich (of Emmerick) laat zich lezen als een religieuze streekroman. In 1774 geboren, op 8 september (Feest van Maria Geboorte), groeide ze, als vijfde van negen kinderen, op binnen een arm, katholiek boerengezin in het Westfaalse dorp Flamske. Ze ging slechts vier maanden per jaar naar school. Voor de rest had men haar thuis nodig. Volgens de hagiografen onderhield Anna Katharina reeds als kind 'innig en concreet' contact met haar beschermengel en met overleden zielen in het vagevuur. Ze was een introvert, bij vlagen opvliegend kind.
Nadat Anna Katharina diverse keren was afgewezen ging op haar 28ste de kloosterpoort eindelijk voor haar open. De plaatselijke organist, een weduwnaar voor wie ze het huishouden had gedaan, betaalde haar 'bruidsschat' en maakte zo haar intreden mogelijk in de Agnetenberg, een klein
augustinessenconvent in het naburige Dülmen. Daar hielden haar mystieke ontwikkeling en fysieke aftakeling gelijke tred. Ze kreeg lijdensvisioenen en extatische huilbuien, maar tevens aandoeningen aan longen, maag, darmen en keel. Of het een met het ander samenhing is onduidelijk. Een aantal medezusters vond haar in elk geval een aanstelster.
Begin 1812 werd de Agnetenberg opgeheven, in opdracht van Napoleon die mede door dit soort onteigeningen zijn komende veldtocht tegen de Russen financierde. De zieke Anna Katharina ging op zichzelf wonen. Ze werd verzorgd door een medezuster en geestelijk begeleid door een priester. Al snel kreeg ze last van ernstige motorische stoornissen die haar aan bed kluisterden. Ook had ze anorexia: als we bewonderaars moeten geloven was de hostie die ze dagelijks bij de communie nuttigde haar enige voedsel.
Rond 1813 begon Anna Katharina's hoofdhuid de bloedige omtrekken van een doornenkroon te vertonen, kort daarna gevolgd door bloedende wonden in handen, voeten en zijde; stigmata naar analogie van Christus. Tevens tekende zich tussen navel en borstbeen een dubbel kruis af.
Door dit soort fenomenen en dankzij haar helderziende uitspraken en haar visioenen raakte het Dülmer Nönnken in heel Duitsland bekend. Twee onderzoeken -in 1814 door de kerk en in 1818 door de overheid- konden het fenomeen van de stigmata en de bloedige schedel niet verklaren. Het besef dat suggestie en psychogene werkingen het ontstaan ervan vaak bepalen, kwam pas ruim een eeuw later.
De dagelijks bloedende wonden trokken grote groepen nieuwsgierigen en pelgrims, waardoor Anna Katharina minder toekwam aan gebed en mystieke overpeinzingen. In 1819 sloten de wonden zich weer, volgens de zieneres nadat ze God daar om gevraagd had, zodat ze niet langer zou worden gestoord door toeloop van het publiek. Wat overbleef waren vijf witte littekens die elke vrijdag -de dag waarop Christus stierf- spontaan begonnen te bloeden.
De visioenen werden gedetailleerd vastgelegd door de romantische dichter en Goethevriend Clemens Brentano. Brentano, bepaald geen brave Hendrik, zocht haar in 1818 op. Hij raakte zo onder de indruk van wat hij zag en hoorde dat hij Anna Katharina tot haar overlijden in 1824 vrijwel dagelijks bleef bezoeken en haar, in dialect uitgesproken, mystieke ervaringen opschreef en in algemeen beschaafd Duits vertaalde. Dit resulteerde in 16000 pagina's notities, tussen 1833 en 1860 uitgegeven in vijf kloeke delen onder de titel Die Betrachtungen der gottseligen Anna Katharina Emmerich. Hierin gaf de mystica gedetailleerde inlichtingen over voorvallen uit het leven van Maria en Jezus die de Bijbel globaal of helemaal niet vermeldt.
Een voorbeeld (over de geboorte van de maagd Maria): 'Anna (Maria's moeder, red.) knielde voor het muurkastje. Twee andere vrouwen knielden links en rechts van haar en een ander achter haar. Anna bad weer een psalm. Ik meen dat het brandende braambos van Mozes erin werd genoemd. Ik zag nu een bovennatuurlijk licht de kamer vullen en zich samentrekkend Anna omhullen. De vrouwen vielen als bedwelmd op hun aangezicht neer (...) en ik zag opeens dat Anna de pasgeboren Maria, die schitterde van het licht, in haar armen ontving (...) en haar naakt op de knielbank voor de reliekenkast neerlegde.'
Het populairste van Emmerichs mystieke ontboezemingen werd deel één: Das bittere Leiden unseres Herrn und Heiland Jesu Christi. Dat had in de 19de eeuw hogere oplagen dan de literaire bestsellers van Goethe en Schiller. Ook hier kwam de zieneres met details die je in de door de kerk erkende evangelieverhalen nergens leest.
Daarvan maakte Mel Gibson gretig gebruik bij zijn recente verfilming van het lijdensverhaal. Zo verschijnt in de film Satan aan Christus in Gethsémane in de gedaante van een slang. Koning Herodes, aan wie de gevangengenomen Messias wordt voorgeleid, is een dronken, halfnaakte jongeman. Men krijgt de geseling tot in de meest gruwelijke details voorgeschoteld. Vervolgens neemt Maria het bloed van haar zoon op met een doek. En wanneer Christus sterft aan het kruis vallen in de tempel van Jeruzalem pilaren om en storten stenen neer op de hoofden van de leden van de Joodse Hoge Raad. Allemaal scènes uit de koker van Emmerich.
Haar onthullingen blijken niet altijd vrij van antiprotestantisme en antisemitisme. Over de protestanten zegt ze dat die Christus meer smart bezorgden dan Pontius Pilatus deed. En de Joden worden als vertegenwoordigers van de hel en van de duivel beschreven.
Nu is het niet duidelijk of het bij dit laatste altijd om gedachten van Emmerich gaat of dat ze het gedachtegoed van Brentano weergeven. Hij was oprichter van het antisemitische Christlich-deutsch Tischgesellschaft. Anderzijds verzekerde de dichter dat hij zijn notities altijd aan Emmerich ter goedkeuring voorlegde en er soms op haar verzoek verbeteringen in aanbracht.
Rome achtte het na 1928 beter het zaligverklaringsproces van de non anders aan te pakken. Nadat Anna Katharina eerst als mystica was opgevoerd, werd later alleen haar diep religieuze levenswandel als reden opgegeven voor een eventuele zaligverklaring. Om een, uiteraard anonieme, curieprelaat te citeren: ,,Je weet maar nooit wat die vileine poëet ons diepvrome nonneke allemaal aan negatiefs in de mond heeft gelegd.''