Journalist, katholiek, en bijna priester
Jim Schilder, journalist bij HP/De Tijd en telg uit een bekende vrijgemaakt-gereformeerde familie, wil priester worden. Enkele jaren geleden werd hij al opgenomen in de katholieke kerk.
Jim Schilder heeft geen huis meer, hij komt net bij de notaris vandaan. De sleutels heeft hij aan de nieuwe eigenaar gegeven. Spullen die hij voorlopig niet nodig heeft, zitten in de opslag. Wat hij nooit meer nodig heeft, heeft hij van de hand gedaan. „Wasmachine, droger”, somt hij op. „Tweepersoonsbed.”
Het zijn allemaal stappen op de route naar het priesterschap. Zijn baan heeft hij opgezegd. De redactie van HP/De Tijd, waar hij chef was, heeft hem uitgezwaaid met een afscheidsborrel. Hij moet nog een stuk afronden, zijn laatste. Daarin schrijft hij wat hem, zoon uit een bekende vrijgemaakt-gereformeerde familie, en vrijdenkende journalist, op het pad naar het priesterschap heeft gezet. Dat artikel is zes pagina’s lang, maar hij kan het ook wel in één woord uitleggen. „Roeping.”
Eigenlijk zijn het twee roepingen: een om katholiek te worden, en de tweede om priester te worden. Het gebeurde bijna in één beweging.
Jim Schilder groeide op in een domineesgezin met tien kinderen. Hij was de zesde. Zijn zus Aleid is bekend van haar publicaties over het verband tussen gereformeerd zijn en depressie. Ze was columnist van Trouw. Zijn broer Arnold zat in de directie van De Nederlandsche Bank (DNB). Vader Herman (H.J.) was hoogleraar Oude Testament in Kampen, aan de opleiding van de vrijgemaakt-gereformeerde kerken. Op zondag gingen ze twee keer naar de kerk, om half negen en om vijf uur. „Het duurde best lang om tien kinderen kerkklaar te krijgen.”
De kerkscheuring die de vrijgemaakten eind jaren zestig diep verdeelde liep door het gezin Schilder: vader aan de ene kant, moeder en de kinderen aan de andere kant. Het heeft er niet toe geleid dat Jim Schilder negatieve associaties heeft bij godsdienst.
„Ik zocht later wel, maar niet bij de traditionele kerk. Dat was immers een antiek instituut. In die tijd zag je dat zo. Ik was van de kust weggedreven, en zag geen kust meer.” Het heil zou eerder liggen bij sjamanen of misschien indianen, hoopte hij toen.
Is het niet wat snel, om niet alleen katholiek te worden maar meteen ook te kiezen voor het priesterschap?
„Er zit wel wat tijd tussen, hoor. Ik heb in oktober 2006 het vormsel ontvangen. Dat was zes maanden na het eerste gesprek met de pastoraal werker van de Sint-Nicolaaskerk in Amsterdam. In september het jaar erop ben ik parttime begonnen aan de priesteropleiding.
In New York ging ik af en toe naar de kerk. Ik was daar gaan wonen nadat ik daar een Belgische vrouw had ontmoet met wie het klikte. Toen ik er eenmaal zat ben ik er correspondent geworden. Op doordeweekse dagen liep ik kerken binnen, maar ik begreep niet waarom.
Diezelfde vriendin vroeg me veel later, toen onze relatie al uit was en ik weer in Nederland zat, om met haar een week naar Israël te gaan. Daar had ik geen zin in – het leek me een chagrijnig land, maar ik ben toch gegaan. Dat was in 2005. Het maakte wel indruk op me en het christendom ging meer leven. Ik ben erover gaan lezen.
Terug in Nederland liep ik op advies van een collega in Amsterdam de Sint-Nicolaaskerk binnen. Een katholieke kerk, dat moest het toch wel zijn. Op hun website had ik gelezen dat ze een gelovige en twijfelende gemeenschap zijn. Dat nam mijn vrees weg dat ik te weinig gelovig zou zijn om deel te nemen aan een viering. Als zij twijfelden, dan kon ik er wel bij.
De eerste zondag dat ik er heen ging was een Paasmorgen. Ik ging te communie en het geheel maakte diepe indruk op mij. Later pas hoorde ik dat het niet de bedoeling was, dat ik al te communie ging voor ik het vormsel had ontvangen. Ik ging elke zondag, maar het was me al snel te vrijblijvend. Ik wilde erbij horen en dat betekende: katholiek worden. Ik was binnen, geen twijfel mogelijk.
Ik heb contact opgenomen met Eugène Brussee, de diaken daar, en er bleek net een voorbereidingsgroepje te zijn begonnen.
Met dat groepje kregen we een rondleiding in de kerk. Het was op een woensdagavond in de zomer. De begeleider vroeg ons een plek uit te kiezen waar we het liefst wilden zijn. Ik ging meteen naar het altaar. Ik dacht dat iedereen dat zou doen, maar ik was de enige. En toen ik daar onder de koepel stond kwam er een soort lichtstraal uit de hemel. Ik werd overweldigd, door iets dat heel zacht was. Ontroerend ook, ik was blij dat er niemand bij me in de buurt stond. Ik had een paar minuten nodig om tot mezelf te komen. Dat is de plaats waar ik moet zijn, wist ik toen: het altaar. Daar Christus ontvangen en hem doorgeven.”
Hebt u ze dat meteen verteld?
„Nee. Eerst hield ik het een tijdje op afstand. Ik vroeg me af of ik niet te oud was. Op de website van Bovendonk, de opleiding voor late roepingen, zag ik dat ze een grens van 48 jaar hanteren. Ik was 50. Ik kan me voorstellen dat de kerk, voor ze in iemand investeren, denkt: hoe lang hebben we nog plezier van die vent? Na een e-mail bracht de pastoraal werker van de Nicolaaskerk me in contact met De Tiltenberg in Vogelenzang, de priester- en diakenopleiding van het bisdom Haarlem-Amsterdam.”
Heeft niemand gezegd: ’Denk er nog maar eens even over na?’
„Toen ik in september 2006 het eerste gesprek had op het seminarie, had ik nog een jaar bedenktijd voordat het nieuwe studiejaar zou beginnen. Dat vond ik ook wel prettig.”
Wisten ze op het werk van het plan om katholiek te worden en van de priesteropleiding?
„Nee. Als je dat zegt, zeg je dat je weggaat. Iemand die dat zegt, daar heb je niets meer aan.
Ik ben begonnen met een deeltijdopleiding, voor mij op maat gemaakt. Op zaterdag zat ik bij de diakenstudenten, op woensdagochtend bij de priesteropleiding. Ik had gemerkt dat er een andere concentratie is onder priesterstudenten, anders dan bij diakenstudenten. Diaken zijn kan ook ruimte geven voor een baan en een vrouw, kinderen. Priesterschap, dat is radicaler, je laat alles achter je, je geeft je helemaal over. Daar hoort een andere, hogere concentratie bij.
Werk en studie waren twee werelden, ja. Op woensdagochtend zat ik met priesterstudenten diep in de theologie. Op woensdagmiddag zat ik bij HP/De Tijd het blaadje te maken. Gelukkig waren er dan weinig collega’s. Ik moest er zelf wel aan wennen. Het is zo anders dan journalistiek. Dat is: kijken en weer weggaan. Dat kan nu niet meer.”
De priesteropleidingen hebben het imago nogal orthodox te zijn. Er worden vast geen Huub Oosterhuis-teksten gezongen.
„Huub Oosterhuis... ik heb dat volledig gemist. Ik heb me al die tijd niet beziggehouden met wat er in de kerk gebeurde.”
Waarom stapt u nu naar de voltijds priesteropleiding?
„De financiële problemen bij HP/De Tijd hebben mijn beslissing versneld. Op de redactie vielen gaten, de hoofdredactie vertrok, ik werd in de praktijk even hoofdredacteur en daarna een soort adjunct. Dat kostte zoveel tijd dat mijn studie in de knel kwam.
Ik moest een besluit nemen. Het was duidelijk waar het zwaartepunt lag. Ik wilde priester worden. Dat betekende, heel praktisch, dat ik mijn huis moest zien te verkopen. Pas daarna kon ik mijn baan opzeggen.
Mijn appartement was binnen vier dagen verkocht. De makelaar dacht aan twee tot zes maanden. Aan mijn benedenbuurman. We zijn vanochtend in zijn Porsche naar de notaris gereden.”
Als iemand gelooft in een goddelijk plan, dan is de man met de Porsche daarbij flink ingeschakeld.
„Hij heeft niet alleen een Porsche, maar ook spiritualiteit.”
Hoe reageerde de familie?
„Ze waren verbaasd. Ze zijn wel naar de vormselviering gekomen. Dat was heel feestelijk. Mijn vader zou het formeel moeilijk gevonden hebben, denk ik, maar informeel niet. Met mij is er toch weer iemand die in het familiebedrijf stapt. Maar dan na een reorganisatie.”
Het tweepersoonsbed is dus weg. Is het moeilijk, het idee dat er nooit meer een relatie kan zijn?
„Ik heb een relatie met Christus. Die relatie kost veel tijd. Bidden bijvoorbeeld. Nee, Christus is geen vrouw. Maar zo werkt het niet. Het is geen route van a naar b, waarbij je een logische afweging maakt. Het is geen kosten-baten-analyse, het is iets anders. Een andere werkelijkheid.
In een bepaald opzicht is het priesterschap net zoiets als de journalistiek. Je geeft iets door, je bent de verbinding tussen de bron en de ontvangers.
Een heilig doorgeefluik?
Ja, zoiets. Je moet zo transparant mogelijk zijn, maar niet kleurloos. Je bent ook geroepen om wie je bent. Dat zie je ook op de opleiding. Een heel divers gezelschap. En allemaal eigenwijs. De spirituaal, onze geestelijk begeleider, zei het al: dat celibaat zal wel lukken, maar de gehoorzaamheid – dat is het moeilijkste.”
Klik hier voor de fotoreportage van Jim Schilder