Column
Jongens waren we – maar aardige jongens
Op de radio vertelt een oudere man over zijn wedervaren met Nederland, waar hij na twintig jaar afwezigheid naar wil terug migreren. Nederland is in zijn ogen opgeknapt. Maar de interessantste observatie is dat hij de jeugd goed opgevoed vindt. “Ze schreeuwen niet meer zoals vroeger. Ze zien er gezond uit en intelligent zijn ze ook.”
Zulke opbeurende observaties van een relatieve buitenstaander doen goed na een week vol puberale agressie. In Rotterdam werd een concert ontruimd na een bomdreiging; de bron van de aanwijzing kwam uit Brabant, waar een jongen op een veilige chatruimte iets had gezegd over een bom. De buurman omschreef hem als ‘net en aardig’.
Willen we niet allemaal aardig gevonden worden? Ook de vriendengroep uit Barcelona die overging tot de barbaarse daden op de Ramblas. Ze spraken goed Spaans, gingen naar school en leefden het leven dat hoort bij de puberteit. Fascinatie voor snelle wagens, bijbaantjes en meisjes. En dan komt er op een dag een boze imam langs en gooit roet in het eten.
Ik denk dat angst aan de basis ligt van die radicale, ongrijpbare omschakeling van nette jongen naar terrorist. De angst die onvermijdelijk komt wanneer we de kindertijd voorgoed achter ons laten om uit te groeien tot mensen van wie iets wordt verwacht. Het lijkt dan relatief makkelijk te zijn voor een ideologische dwingeland als Imam Es Satty om ze te rekruteren voor de heilige oorlog. Hij geeft ze een opdracht en ontslaat ze van de plicht verantwoordelijkheid te dragen. Een win-win-situatie.
In een wat breder onderzoek naar de achtergronden van terreurplegers, uitgevoerd door de Franse psycholoog Marcel Rufo, komt hij tot de conclusie dat de vader van de terroristen vaak uit beeld is verdwenen of niet aanwezig was in hun opvoeding. Er was dus geen vaderlijke figuur die die transitie naar volwassenheid kon begeleiden.
Angst
Het leven is omgaan met de dood van illusies. In mijn puberteit verdween het kind dat ik was in korte tijd naar de achtergrond toen ik werd geconfronteerd met mijn matige prestaties op de middelbare school. Ik lag er wakker van.
’s Ochtends werd ik wakker van de fluitende vogels. In mijn bed lag ik te overdenken hoe ik mezelf zo in de problemen had gebracht. Als ik bleef zitten, zou hoon en spot mijn deel zijn. Er was niemand met wie ik hierover durfde te praten. Trots zat me in de weg. Mijn vader stond elke dag op om naar zijn werk te gaan. Hij kon me ook niet helpen.
Met een uiterste krachtsinspanning ben ik aan de slag gegaan. Ik ging over naar de volgende klas. Bevrijd van angst bezwoer ik nooit meer in zo’n situatie te komen, wat betekende dat ik harder moest studeren en mijn idealen scherper moest krijgen.
Uiterlijk was ik een brave jongen, innerlijk brandde ik van schaamte en angst. Het ideaal van de wereld is niet het ideaal van het individu. In de puberteit leren we dat bijstellen. Sommigen leggen zich daar niet bij neer. Opstandigheid hoort er ook bij. Ik denk dat het voor die brave, Marokkaanse jongens van Ripoll moeilijk was om opstandig te zijn. In de Marokkaanse cultuur waar ze onderdeel van uitmaken, staat op opstandigheid de straf van uitstoting. Maar zijn ze opstandig in de westerse cultuur, dan worden ze gezien als dat uitschot.
Waarschuwing
Ik sla ‘Titaantjes’ open van Nescio, in die eerste zinnen staat veel van wat we moeten weten over jeugdige overmoed en gefnuikte idealen. Ze lezen als een waarschuwing voor onze nieuwe tijd.
‘Jongens waren we – maar aardige jongens. Al zeg ik ’t zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is. Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden hun wel eens laten zien hoe ’t moest. We, dat waren wij, met z’n vijven. Alle andere menschen waren ‘ze’.
‘Ze’, die niets snapten en niets zagen. Wat? zei Bavink, God? je praat over God? Hun warme eten is hun God. Op enkele ‘goeie kerels’ na werd iedereen door ons veracht.’
Abdelkader Benali vervangt vandaag Nelleke Noordervliet. Volgende week is er weer een column van James Kennedy.