Jenaplan: Leerling, gezel en meester op de Mensenschool
Jenaplanscholen scoorden twintig jaar geleden slecht op taal en rekenen, maar verbeterden die prestaties.
Van het mooie concept bleef volgens jenaplanliefhebber en schooldirecteur Edwin Solen daardoor weinig over. 'Het werd een duffe boel.' Maar De Kleine Planeet in Deventer blaast het jenaplanonderwijs nieuw leven in.
Bij het woord 'citotoets' komt er een glazige blik in de ogen van leerkracht Yno Hendriks. Niet dat de stamgroepleider van groep 3-4-5 op jenaplanschool De Kleine Planeet in Deventer de toets niet kent: hij vindt hem alleen helemaal niet relevant. In het lokaal van zijn klas 'Pluto' knutselen de kinderen vanmiddag doosjes waar ze herinneringen in mogen stoppen. Die dozen worden bewaard tot aan groep 8. Ieder derde deel van de dag besteedt de klas aan zo'n project. "Het gaat mij erom dat ze creatief zijn, hulp aanbieden of initiatief nemen", zegt Hendriks. "Dat een kind niet ieder jaar de voorgeschreven leerdoelen haalt, vind ik niet zo belangrijk. Kun je in groep 5 nog geen klokkijken? Dan schuif je toch gewoon weer aan bij de les van de derdegroepers?"
Het is een lastige verhouding, die tussen jenaplanonderwijs en citotoetsen. In 1924 bedacht de Duitse pedagoog Peter Petersen de 'Menschenschule'. Het gaat hem er vooral om samen te onderzoeken hoe je de wereld beter kunt maken. Door samen te spelen, spreken, leren en te vieren oefenen kinderen een rol in te nemen in een echte samenleving. De Menschenschule is een opvoedschool, meer dan een school voor het bijbrengen van kennis. Omdat Petersen hoogleraar was in de Duitse stad Jena werd de pedagogie van de Menschenschule bekend onder de naam 'Jenaplan'.
Onder het gemiddelde
In de jaren zestig en zeventig kwamen er steeds meer van zulke scholen in Nederland. Maar de groei stagneerde toen de onderwijsinspectie de scholen in de jaren negentig tot de orde riep. Net als bij veel andere traditionele vernieuwingsscholen vond de inspectie het taal- en rekenonderwijs in het jenaplanonderwijs onder de maat. "Volgens onderzoek uit 2010 zaten de resultaten op jenaplanscholen onder het landelijk gemiddelde", zegt Patrick Sins, lector vernieuwingsonderwijs op de Saxion Hogeschool. Er moest wat veranderen.
"Rond de eeuwwisseling zaten we in een moeilijke fase", erkent jenaplankenner en onderwijsadviseur Hubert Winters. "Veel jenaplanscholen kregen van de inspectie het oordeel 'zwak'. Het was goed dat de onderwijsinspectie ons verplichtte om beter taal- en rekenonderwijs te geven. Je gaat daar dan vervolgens de meeste aandacht aan besteden. De jenaplan-identiteit verwaterde door die toegenomen aandacht voor taal en rekenen. Veel scholen besloten nog maar twee groepen bij elkaar te zetten, en de stamgroepen van 3-4-5 en 6-7-8 los te laten. Terwijl die inrichting van drie groepen in de klas juist cruciaal is voor het idee van samenwerken, van werken als leerling, gezel en meester. Zo ervaren kinderen meermaals op de basisschool wat het betekent om jongste, middelste en oudste te zijn. Een geweldige manier om sociaal vaardiger te worden."
Tekst loopt door onder de afbeelding
Er is weinig onderzoek naar gedaan of kinderen op jenaplanscholen echt minder goed zijn in taal en rekenen dan op 'gewone' scholen en of ze juist beter scoren op burgerschap. Wat wel bekend is uit Amerikaans onderzoek naar het montessori-onderwijs is dat de resultaten beter zijn op scholen die heel strikt vasthouden aan de pedagogie en didactiek. Maar voor jenaplan ligt dat wat lastiger. "Jenaplan is niet gebonden aan specifieke regels, organisatievormen of didactiek", zegt Sins. "Alle jenaplanscholen zijn anders, en dat hoort in het concept ook zo."
Nieuw leven
"Maar laten we eerlijk zijn", zegt Edwin Solen, directeur van De Kleine Planeet. "Het jenaplanonderwijs is in de loop der tijd een duffe boel geworden". Om het concept nieuw leven in te blazen heeft De Kleine Planeet zich met tien andere jenaplanscholen verenigd in de club 'Moderne Jenaplanscholen'(MJPS). Ze combineren het gedachtengoed van Peter Petersen met dat van de Franse onderwijzer Célestin Freinet. De 'oefenplaats voor de samenleving' die Petersen binnen zijn school wilde inrichten, koppelen ze aan de visie van Freinet dat onderwijs moet aansluiten bij de ervaringen van kinderen. Kinderen kunnen elkaar veel leren, al is het de leraar die diepte en betekenis aan die ervaringen moet geven. Volgens Sins moet je MJPS niet zien als een herstel van het jenaplanonderwijs uit de jaren zestig, maar als een voorbeeld van hoe je het gedachtengoed van Petersen verder kunt invullen en uitwerken. "Hij geloofde in vooruitgang van het concept."
De lerarenkamer op De Kleine Planeet lijkt wel het honk van een Petersen-fanclub. Uit opengeklapte tosti-ijzers komt de geur van vers geroosterde kaas en ham je tegemoet. Er staat een stamtafel met barkrukken. Volgens Solen moet het lerarenteam ook buiten schooltijd een bevlogen club kunnen vormen. Aan de muur hangen kartonnen vellen met portretten van Petersen en zijn geestverwanten. Met veel aandacht en liefde schreef het lerarenteam er met de hand notities op over zijn levensloop en gedachtengoed. Solen: "Alleen als je samen spreekt, speelt, werkt en viert, kun je een gemeenschap vormen. Vaak is dat laatste op scholen een ondergeschoven kindje geworden."
Maar niet op zijn school. Op De Kleine Planeet dragen de klaslokalen de namen van planeten: Pluto, Jupiter, Supernova. In de onder- en de middenbouw heeft niemand een eigen tafel: je gaat zitten waar je op dat moment het beste kunt werken. In de hal laten de kleuters omgevallen blokkentorens soms drie dagen liggen om er experimenten mee te doen of te gebruiken als evenwichtsbalk. De klassen staan vol planten, knutsels, ideeënbussen en voorleesstoelen. In de hal staat een boom met slingers van de beschilderde kroonkurken.
Tekst loopt door onder de afbeelding
De kinderen moeten zoveel mogelijk zelf doen. Leerkrachten krijgen bijscholing om dat aan te leren. Stamgroepleider Anne Rietberg van de Supernova-klas (groep 6-7-8): "We stellen vragen die hun onderzoekende geest uitdaagt. De leerkracht moet steeds bezig zijn met de vraag: hoe kan ik voor dit individuele kind een goede leraar zijn?"
De Supernova-klas van Rietberg is net wat schoolser ingericht dan Pluto of Jupiter maar ook hier staan, op initiatief van de leerlingen, basilicumplanten in de ramen om voor de lunch een blaadje van te plukken. Het is voor haar net wat meer laveren tussen de individuele benadering van Petersen, en de eindtermen die het Nederlandse onderwijsstelsel nu eenmaal oplegt aan scholen. Rietberg: "Ik ben ook bezig om de kinderen klaar te stomen voor de eindtoets. Al ik hoop ik dat er zoveel vertrouwen komt in de kwaliteit van ons moderne jenaplanonderwijs, dat we op den duur geen eindtoetsen meer hoeven afnemen."
Onderzoekend
Net zoals ooit op de school van Célestin Freinet drukken de kinderen hun schoolkrant zelf op een oude drukpers. Wel zes keer per dag komen ze samen in de kring, soms voor een klassenvergadering over projecten of excursies. Eén kind is voorzitter, en twee anderen zijn penningmeester en secretaris. De leerkracht moet ook zijn hand opsteken als die in de vergadering wat wil inbrengen. Een reisje naar het Kröller-Müller Museum moeten ze zelf voorbereiden, verdienen en regelen. Doet de klas een project over het gebit, dan stelt stamgroepleider Yno Hendriks niet de vraag hoeveel tanden je in je mond hebt. "We vragen: hoeveel tanden heeft een kind uit de Supernova-klas meer in zijn mond dan uit de Jupiterklas? Dan kunnen ze bij elkaar tellen. Vragen stellen over hoe het komt dat oudere kinderen meer tanden hebben of welke tanden ze extra hebben." Het gaat Hendriks er aan het einde van een project niet om dat de kinderen het gebit technisch goed kennen. "Ik wil weten of ze onderzoekend zijn geweest, goed samen hebben gewerkt, de leiding hebben genomen of geholpen hebben."
Het gaat goed met de school in een zwakke wijk van Deventer: de aanmeldingen stijgen explosief, en volgend jaar neemt De Kleine Planeet een noodlijdende daltonschool in de buurt over. "Niet de school met alleen de kinderen van progressieve, bewuste burgers die goed geïnformeerd een schoolkeuze maken, zoals je meestal op vernieuwingsscholen tegenkomt", zegt Solen. "We hebben veel kinderen uit de buurt, gecombineerd met de kinderen van ouders die inderdaad overtuigd voor jenaplanonderwijs kiezen en er eindje voor komen fietsen."
Tekst loopt door onder de afbeelding
Volgens Solen leent zijn school zich erg goed om kinderen met uiteenlopende achtergronden met elkaar in contact te brengen. "Neem het kringgesprek. Dat is ooit bedacht door Petersen. Het zorgt voor een veilige omgeving waarin kinderen zichzelf durven te zijn. Je toont bij ons op school begrip voor elkaar en je wordt gezien. Ik weet zeker dat jenaplanscholen de komende jaren weer enorm zullen groeien. We voeden elkaar in de groep op door hulp te vragen en te geven. Dat hebben we nodig in de turbulente tijden waarin we leven. Peter Petersen was zelf misschien een beetje een eenzelvige nerd, maar hoe dat sociale proces werkt, dat heeft hij honderd jaar geleden heel goed gezien."
Bijzondere scholen
Dit is de achtste aflevering van de serie 'Bijzondere scholen', waarin Trouw de veelzijdigheid van het Nederlandse onderwijs onderzoekt. Dit jaar is het honderd jaar geleden dat de vrijheid van onderwijs werd vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet.
Jenaplanonderwijs
Op de Grundschule in het dorp van de Duitse boerenzoon Peter Petersen (1884-1952) werden kinderen uit de groepen 3 tot en met 6 uit armoede bij elkaar geplaatst. Petersen zag echter hoe goed dat werkte. Wie bepaalde lessen nog niet had opgepikt, deed gewoon weer even mee met de jongere klasgenootjes. Wie voorop liep, keek mee met de grotere kinderen. Het was gepersonaliseerd onderwijs avant la lettre. "Vanuit die ervaring bedacht hij de stamgroepen", zegt jenaplankenner en adviseur Hubert Winters. "Voor de sociale ontwikkeling is het goed als kinderen leren hoe het is om hulp te ontvangen en hulp te geven."
Pedagoog Peter Petersen sprak in 1927 voor het eerst op een onderwijsconferentie in Locarno over zijn 'Mensenschule', maar voor hij het wist kregen zijn ideeën de naam van de stad waar hij later hoogleraar werd: Jena. Dat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog kon doorwerken, maakte hem achteraf gezien verdacht. "Al denk ik niet dat hij doelbewust heeft gecollaboreerd met de nazi's", zegt Winters. "Hij wilde de school waar hij zijn ideeën in praktijk bracht, vooral openhouden. Hij heeft zo ook Joodse en Roma-kinderen kunnen redden."
Petersens school werd evenwel door de communisten afgebroken; Jena lag in de DDR. Hij stierf korte tijd later, op 67-jarige leeftijd, aan een longontsteking, op een veldbrancard in de gang van een ziekenhuis in Jena.
Suus Freudenthal-Lutter spande zich sinds de jaren vijftig en zestig in om het jenaplanonderwijs naar Nederland te halen. In 1962 opende de eerste school in Utrecht. Inmiddels zijn er 178 jenaplanscholen in Nederland, waarvan vier middelbare scholen. Ruim 41.000 kinderen volgen jenaplanonderwijs in Nederland.