Jemen
De gijzeling was in Jemen lange tijd een prima hulpmiddel bij het verkrijgen van loyaliteit en het voorkómen van bloedwraak: zij suste de gemoederen. Maar de folklore blijkt ook levens te kunnen kosten, én inkomsten. Toeristen wijken uit naar Saoedi-Arabië; net Jemen, maar veiliger.
Het was de ochtend na de klimtocht die eindigde in de funduq, de herberg van het dorpje Kawkaban, gebouwd op een klif op drieduizend meter hoogte. We waren lekker uitgeslapen, niet in het minst vanwege het bezoekje aan het inpandige badhuis, de hammam, voordat we de slaapzakken indoken. De ochtend was helder als alle ochtenden, en het reisgezelschap vergaapte zich aan het zoveelste prachtige uitzicht.
Maar de tocht moest voort. De Toyota Landcruisers bliezen de koude lucht al warm, klaar om te vertrekken naar de volgende bestemming. Die lag twee uur gaans naar het noorden, diep het stammenland in. Het eerste stuk van de reis voerde over een karrenspoor dat over een dorre hoogvlakte slingerde. De stenige weg maakte praten onmogelijk, en zo hobbelden we voort in gedachten, tezamen met de stofdeeltjes die door de kieren van de deur naar binnen drongen en vrolijk in het nog lage zonlicht dansten.
Terwijl ik vocht tegen een langzaam indommelen, voelde ik opeens een por in mijn zij. Hussein, de chauffeur, gebaarde naar mijn wandelstok. Die moest ik tussen mijn knieën klemmen, omhoog steken, en stevig vasthouden, als een geweer, zo begreep ik. “Leesh, waarom, Hussein?”, vroeg ik. Hij knikte door de voorruit, in de richting van twee pick-ups, die ons in een stofwolk tegemoet kwamen rijden. “Mumkin masjakil, misschien een probleempje...”, was het enige wat hij antwoordde.
Een klein incident, maar tekenend voor de gijzelfolklore van Jemen. Een ontvoering kan overal gebeuren, maar kan ook met een geheven wandelstok voorkomen worden. Mijn chauffeur Hussein had gewoon, zoals altijd, zijn oren en ogen opengehouden en wat gehoord van zijn collega's. Later hoorde ik wat er loos was, wat een collega-reisleider een dag eerder was overkomen in een dorp even verderop, Bani Maimoon. “De mannen uit mijn groep zijn daar uit de auto's gehaald en meegenomen”, vertelt antropoloog Wijnand van Riel, reisleider en auteur van een reisgids over Jemen. “Het dorp, en dat is daar een hele stam, wilde dat de regering een vonnis uitvoerde. Een Irakees was getrouwd met een van hun vrouwen, had haar vermoord, en was daarvoor ter dood veroordeeld. Maar het vonnis werd niet uitgevoerd en wij werden gebruikt om de executie alsnog af te dwingen.”
Het was niet de eerste onprettige ervaring van Van Riel. Een paar dagen daarvoor was hij al bedreigd, bij een bezoek aan de oude zonne- en maantempels uit de hoogtijdagen van Jemen, het Arabia Felix van de koningin van Sheba. Die tempels liggen rond de woestijnstad Ma'rib, berucht om de ontvoeringen. De oudheden worden slechts bezocht door archeologen en toeristen - Jemenieten hebben er weinig boodschap aan - en liggen een eind buiten de stad, ergens tussen de sinaasappelgaarden. Geen kassahokje, hekken of bewaking.
“Opeens stond daar een man voor ons, hij wilde entree heffen. Ik zeg, ik heb hier nog nooit betaald, je hoeft hier niet te betalen, waarom zou ik jou nu betalen? Daarop prikte hij z'n kalasjnikov tegen mijn borst, ik kon zien dat 'ie was doorgeladen. Het is allemaal goed afgelopen, en het mannetje maakte later duizend excuses. Maar het is wel typerend voor Jemen, dat overal zomaar ineens iemand met een kalasjnikov kan opduiken”, aldus Van Riel, die in oktober zijn laatste reis maakte: “Ik heb in al die jaren zoveel meegemaakt, ik weet zo langzamerhand wat de risico's zijn. Jemen was mijn eerste liefde, maar die liefde is nu even bekoeld. Nee, ik ga niet meer, van mij hoeft het voorlopig niet meer.”
Reizen begeleiden in Jemen is een mooi vak. Het betaalt niet meer dan een paar tientjes per dag, maar levert wel een schat aan ervaringen op. En een reisleider op Jemen heeft eer van zijn werk. Ruige bergen, wilde mannen, gevaren en ongemakken; Jemen beneemt de adem. Bezoekers keren afgepeigerd maar voldaan terug op Schiphol. Want ze zijn er wel uit geweest, ze hebben wel wat gezien, én wat te vertellen aan de collega's op kantoor.
Afmattend zijn de lange ritten over de bochtige, hobbelige wegen door de hoge bergen, de tropisch hete laaglanden en de lange stukken woestijn. Geradbraakt dommel je in op de banken van een Toyota. En opeens doemt dan uit het niets een bergketen op, met dorpen die in volledige harmonie met de omgeving zijn. De huizen plakken tegen de rotsen, zijn gemaakt uit blokken van diezelfde rots. Of er verrijst opeens een stad, als een berg in de woestijn. Het leem van de huizen valt weg in het kale, beige landschap.
Slapen doe je soms samen met de vlooien, maar altijd heerlijk koel. Want hoewel op het hete Arabische schiereiland, zit je meestal boven de tweeduizend meter. De hoge, massieve huizen, steil en dicht op elkaar gebouwd, maken tezamen prachtige steden, waar je doorheen wandelt als in een sprookje. En overal en altijd dat warme en scherpe licht, ideaal voor een nieuwe Novib-kalender.
Maar het meest indrukwekkend zijn de mensen, want rare jongens zijn het wel, die Jemenieten. Tanige mannen zie je, en allemaal in het nationale kostuum. De Jemeniet steekt zijn blote voeten in instappers, draagt een doek in plaats van een broek, en omsnoert zijn lendenen met een brede, verzilverde riem, waaraan de janbiyya bungelt, een flinke kromdolk. Een colbertje maakt het kostuum af, achteloos over de schouder hangt dan nog een kalasjnikov. Tenminste, als je tot de qabili, de stammensen, behoort. Dat doet ongeveer de helft van de bevolking, en daarom is het land zo ingewikkeld.
Voor de Jemenieten zelf is het systeem glashelder. Zij laten elkaar weten waar zij vandaan komen, van wie zij afstammen. Dat doen zij door hun futa (of omslagdoek) met een bepaalde slag rond het middel te knopen, maar vooral door de hoofddoek, de keffiya, op een bepaalde manier rond de slapen te draaien. Dan ziet de ander met wie hij van doen heeft, en welke houding de beste is in het gesprek.
De niet-tribalen wonen in het zuidelijke, vruchtbare en toegankelijke deel van Jemen, en in de Tihama, de kuststrook langs de Rode Zee. De tribalen wonen overal daarbuiten, in de onherbergzame hoogvlaktes van het noorden, en in de woestijngebieden naar het oosten. Het zijn de tribale noorderlingen die sinds jaar en dag het land beheersen, en dat doen zij onder leiding van president Ali Abdallah Saleh. Zijn belangrijkste taak is het precaire evenwicht tussen de vele stammen te handhaven. In de verslaggeving wordt vaak gerept van de stammen Bakil en Hashid, maar de werkelijkheid is onnoemlijk veel complexer. De Bakil en Hashid zijn helemaal geen stammen, maar stamfederaties, ze vormen een soort vakverbond. Tussen de federaties, binnen de federaties en zelfs binnen de stammen woedt een voortdurende machtsstrijd, en alle middelen zijn daarbij geoorloofd.
“Ik heb er heel weinig over gehoord, ik denk dat jullie in Nederland beter geïnformeerd zijn”, vertelt reisleidster Marijn. Het is begin januari, Marijn is koud twee uur terug uit Jemen, waar ze drie weken lang twintig Nederlanders heeft rondgeleid. Zij heeft haar reisgenoten veilig thuis gekregen. Een Engelse collega lukte dat niet, zijn groep beleefde een traumatische kerstreis, vier van hen keerden niet levend terug. “We hebben een paar dagen na die Engelsen dezelfde route gereden. Er waren misschien iets meer militairen, maar veel dreiging heb ik niet gevoeld. De mensen zijn even vriendelijk, even gastvrij als altijd. Dus ik ga gewoon weer terug in april.”
Ondanks de gebeurtenissen met dodelijke afloop in december, ondanks de gijzelingen van een Nederlands gezin en een Engels echtpaar, en ondanks het feit dat onlangs weer drie Duitsers zijn ontvoerd, rijdt de toeristentrein door Jemen voort. “Het is geen enkel probleem dat ze gaan, ervan uitgaande dat ze naar de mensen daar luisteren”, zegt Mart van der Mortel die tot vorig jaar in Jemen woonde, maar nu als conducteur bij NS werkt. “Het vangnet in Jemen is groot: de reisleider, de chauffeurs en de reisagenten weten waar ze wel en waar ze niet naar toe kunnen gaan. Ik had een collega, die wist dus niet hoe het moest. Die ging wél naar de Jawf, een gebied waar je gewoon niet moet komen. Die luisterde niet naar zijn chauffeurs, maakte ruzie met de stammensen en werd vervolgens in zijn voet geschoten.”
Van der Mortel legde als reisleider in vier jaar 140 000 kilometer af, en liet honderden Nederlanders het land zien. “Mij is nooit wat overkomen. Reisleiders zeggen wel eens tegen elkaar: werden wij maar eens gegijzeld. Maar je past er wel voor op dat het je niet echt overkomt. En dat doe je door goed te luisteren naar je chauffeurs, die weten wat ze moeten doen. Zijn er weer eens problemen in Shihara, dan gooien we de route om, en gaan daar twee weken later pas heen. Dan is het probleem meestal wel opgelost.”
De tocht naar Shihara geldt als een van de hoogtepunten van een reis door Jemen. Shihara ligt bovenop een met qat-struiken overdekte berg van 2600 meter hoogte. De foto van het indrukwekkende bruggetje dat de laatste kloof voor het dorp overspant, siert de omslag van menig reisgids. Aan de voet van de berg houden de jeeps halt en worden de toeristen overgeladen op pick-ups van de lokale bevolking. Die hijsen hun bagage vrijwel loodrecht naar boven, het hellingspercentage doet de ene reiziger rillen van genot, terwijl een metgezel over de rand hangt en zijn maag leegt.
Shihara is voor de reisleider geen pretje, want daar is de wil van de Shiharanen wet. Zij bepalen waar je overnacht, bij wie je eet, en wie je de volgende dag naar beneden gidst. Zelfs de chauffeur die mee naar boven gaat, de steun en toeverlaat van de reisleider, moet het in Shihara laten afweten. De Shiharanen hebben hun autonomie behouden door de aanleg van een weg tegen te houden. En zo vergaat het de overheid vaak: de stammensen willen baas blijven in eigen gebied.
Maar andersom gebeurt het ook, de stammensen willen dan juist wel een weg, een elektriciteitsleiding, een school. De overheid zegt van alles toe, maar de beloftes blijken loos. “In juni 1996 is de stad Harib, in de provincie Shabwa, vreselijk overstroomd. Minister Pronk is er naar toe geweest, heeft miljoenen guldens toegezegd. Maar dat geld is ergens blijven hangen, nooit terechtgekomen bij de mensen voor wie het was bedoeld”, vertelt Van der Mortel. “Dus hebben die mensen weinig keus. Ze ontvoeren wat toeristen om dat geld toch te krijgen. Ik wil die gijzelingen niet goedpraten, ze moeten met hun handen van de toeristen afblijven, maar ik vind het wel begrijpelijk dat het gebeurt.”
Gijzelen is in Jemen een oud pressiemiddel. “Al sinds mensenheugenis worden de oudste zonen van naburige stammen gegijzeld, om zaken op een relatief vredige manier uit te vechten”, vertelt Ronald Kon van de rijksuniversiteit Leiden. Hij volgt de situatie in Jemen sinds 1979. “Het gaat daarbij nooit om de persoon, maar om het opvoeren van de druk. Door iemand te gijzelen, kan bijvoorbeeld bloedwraak voorkomen worden, kan smartengeld worden afgedwongen zodat de cirkel van bloedwraak doorbroken wordt.” Ook de laatste imam, imam Achmed, hield er een uitgebreide gijzelingspraktijk op na. Achmed, befaamd om de angstaanjagende manier waarop hij met zijn ogen kon rollen, sloot voortdurend stamzonen op in zijn paleis, om zo de loyaliteit van hun vaders af te dwingen. “Het machtsmiddel van de gijzeling is een beetje losgeweekt van de oorspronkelijke functie, maar in zekere zin kun je zeggen dat het de toeristen zijn die nu de rol spelen van stamzonen”, aldus Kon.
Gewoonlijk overkomt de gegijzelde toeristen niets. Het ontbreekt ze ook aan niets, als we de verhalen mogen geloven. Er worden zelfs vriendelijke boeken over de ontvoerders geschreven. De bloedige, dodelijke afloop van de gijzeling in Abyan afgelopen december is daarom door Jemen-watchers met een schok ontvangen. Wat folklore leek, bleek opeens levens te kunnen kosten. Toch worden de gebeurtenissen door iedereen anders geïnterpreteerd. Wendy van der Lubbe, ex-reisleidster en nu in de hoofdstad Sanaa werkzaam als coordinator van een aids-voorlichtingsproject, twijfelt aan het officiële verhaal van de Jemenitische overheid. “Het zouden fundamentalisten zijn geweest die de gijzeling hebben uitgevoerd, dat lees je tenminste in de westerse media. Maar de Arabische kranten benadrukken juist de afhandeling van de gijzeling door het leger. Het zou om een legereenheid gaan die niet onder controle heeft gestaan van de overheid”, aldus Van der Lubbe.
Wijnand van Riel is zo van de gebeurtenissen geschrokken dat hij zich voorlopig gaat wijden aan een reisgids over de Zijderoute, en die loopt niet door Jemen. “De situatie verhardt. De stammen rond Ma'rib zijn het afgelopen jaar zwaar onder druk gezet om het kidnappen terug te dringen. Ik weet dat de overheid niet aarzelt mensen om zeep te brengen. De regering heeft nu op ontvoeringen de doodstraf gezet. Dat betekent dat degene die nu nog ontvoert, bereid is zijn kop te verliezen en dus heel ver zal gaan. Ik zie het dodelijke scenario in Abyan, zich elders herhalen.”
Van der Mortel vindt dat allemaal onzin: “Er staat al jaren de doodstraf op ontvoeringen, onder druk van het buitenland is dat nu officieel bevestigd. Maar vervolging is niet uitvoerbaar. Hoe zou de overheid dat moeten doen? Ze kan niet eens het dorp vinden, laat staan dat ze iemand kan aanwijzen als dader. En dan moet er nog een vrachtwagen met militairen gevonden worden die de daders ophalen en terechtstellen. Die vind je echt niet, ze kijken wel uit.”
Hoewel het toeristisch gezien laagseizoen is, zijn de gevolgen van de dodelijke afloop van de gijzeling in december al voelbaar in Jemen. Duitse reisbureaus raden hun klanten het zuiden van Saoedi-Arabië aan, het lijkt daar op Jemen en is absoluut veilig. Engelsen gaan al helemaal niet. Alleen de Nederlandse organisaties komen nog, maar die brengen niet al te veel geld in het laatje. “Dit is absoluut een ramp voor Jemen. Al die chauffeurs, al die mensen die in de hotels werken, zonder toeristen zullen hun families niet eten”, weet Van der Mortel die nog regelmatig met zijn Jemenitische vrienden correspondeert. “Toen ik net terug was in Nederland, en schreef dat het leven hier financieel wat tegenviel, zijn ze daar al bijna met de pet rond gegaan. Ik heb het nog net kunnen tegenhouden. Ik kon in Nederland terugvallen op sociale voorzieningen. Maar in Jemen is er helemaal niets.”