’It giet oan’ gaf ijsmeester Henk Kroes eeuwige roem
Als het écht koud wordt, zijn alle ogen op hem gericht: de voorzitter van de Friese Elfstedenvereniging. Henk Kroes werd het in 1994, en neemt nu afscheid. Over een nuchtere man, die echter emotioneel wordt als het over Friesland gaat.
Met drie Friese woorden werd Henk Kroes in 1997 een beroemde Nederlander. Na ’It giet troch’ (het gaat door) van zijn voorganger Jan Sipkema in 1985 en een jaar later ’It sil heve’ dat iedereen in Nederland kende, kondigde Kroes tien jaar geleden een Elfstedentocht in het Journaal aan met ’It giet oan’. En zijn naam was gevestigd.
In ’85 en ’86 had hij al een prominente plaats in het bestuur van de Elfstedenvereniging – hij was sinds 1970 routecommissaris, later aangeduid als ijsmeester: de man die met een boortje de dikte van de schaatsbaan opmat. In 1994 nam hij de voorzittershamer over. Maar je bent pas een BN’er, als je de Tocht der Tochten officieel hebt uitgeroepen. „Toen ik voorzitter werd, heb ik het er met mijn vrouw Swaentsje over gehad welke woorden ík zou gebruiken als het zo ver was. Ik wilde bewust niet mijn voorganger nadoen. Het zijn toch aankondigingen met een soort eeuwigheidswaarde; die woorden kun je maar één keer gebruiken. ’It giet oan’ wordt gebruikt in het kaatsen als het spel gaat beginnen”, licht Kroes toe. Deze week legt hij zijn functie neer.
Hij heeft er fantastische herinneringen aan. Maar de Fries die zelf nooit een tocht uitreed - bij de legendarische editie van 1963 werd hij met vele anderen in Franeker van het ijs gehaald – is ook wat verguisd. Door schaatsers die geen startbewijs kregen, omdat er een limiet van 16.000 deelnemers is en oudere leden van de Elfstedenvereniging voorrang genieten. Door cracks die vinden dat de wedstrijd en de toertocht van elkaar losgekoppeld moesten worden om de kans op een tocht te vergroten. Door mensen die zich kenner van het weer noemden en vonden dat de tocht in 1987 of 1996 best georganiseerd had kunnen worden. Zo zei weerman John Bernard dat de bestuursleden bij een echt bedrijf allang wegens ’wanbeleid’ waren ontslagen. ’Stomme Friezen’, ’Dikke Blunder’ en nog zwaarder geschut kregen Kroes en zijn club naar het hoofd geslingerd. ’Angsthazen’ waren ze. En: zolang deze mensen aan het roer zaten, zou de Elfstedentocht nooit meer gereden worden.
De wortels van Kroes steken in de Friese klei. Hij werd in 1937 geboren in Terkaple en groeide op in Goëngahuizen, in het natte hart van Friesland. Dat betekende soms op schaatsen naar school of zelfs naar een begrafenis, vervoer van koeien en hooi over het water. Twee keer brandde de ouderlijke boerderij af. Henk was geen boer: hij moest leren. Eerst in Leeuwarden, waar hij in zijn kosthuis alleen maar gelukkig was als de schaatsbaan open ging, later in Den Haag. Na de hts kreeg hij een baan aan de TH in Delft en studeerde ondertussen verkeerskunde. Met de bul op zak keerde hij spoorslags terug naar Friesland en ging werken bij de provinciale waterstaat.
In de prachtige biografie ’De stayer’ die deze week verscheen, laat Kroes tegenover auteur Eppie Dam zijn compassie met het Friese kleilandschap de vrije loop. „Buitenstaanders kunnen het ondergaan als een kale, koude vlakte. Sommigen zijn er gek van geworden, dat is bekend.” Maar Kroes voelt zichzelf één met het Friese landschap. Het Kobbelân waar hij als jongen struinde, gaf hem de liefde voor de natuur. „Het was mijn terrein, het waren mijn vogels: roerdomp, zwarte stern, kokmeeuw, karekiet, fuut, waterhoen, meerkoet, kemphaan, wilde eend. Ik hoor nog het geluid van de roerdomp als ik ’s avonds in bed lag en het mistig was”, zegt hij in de biografie. Hij loopt graag in de regen, fotografeert het liefst in de mist en houdt van alle seizoenen. „Achterover liggend in het natte gras geniet ik. Ik drijf niet met de wolken naar een verre wereld. Dit land is mij genoeg”, schreef hij eens.
Hij is nuchter én emotioneel. Bij alle loftuitingen die hij ontving voor zijn bestuurswerk van de Elfstedenvereniging, in 2000 van de grote reünie Simmer 2000 en daarna van nog meer maatschappelijke activiteiten, hield hij het hoofd koel. Bij de kritiek die hij kreeg ook. Zo staat hij nog steeds achter de beslissing in 1996 om de tocht op het allerlaatste moment af te gelasten. „Wij hebben als bestuur in de aanloop naar de vergadering met de rayonhoofden te weinig afstand genomen. Ik ben die dag van huis gegaan met de gedachte dat we de tocht zouden gaan aankondigen. Er waren zulke goeie berichten over het ijs, dat ik wat euforisch was. Te veel ijsmeester en te weinig voorzitter. Bovendien hadden wij de verwachting gewekt dat de tocht er wel zou komen. Iedereen zat te wachten op het verlossende woord. En toen bleek in de vergadering dat er veel meer problemen met het ijs waren dan we gedacht hadden.”
Aan de Vierdaagse van Nijmegen ziet Kroes hoe de claimcultuur de samenleving heeft verandert. „Toen het daar in 2006 misliep, heeft me dat enorm beziggehouden. Ik heb er grote moeite mee dat je verantwoordelijkheid als vrijwilligersorganisatie zo wordt uitvergroot. Dat je als private organisatie door het Openbaar Ministerie gedagvaard wordt en in staat van beschuldiging wordt gesteld, omdat mensen iets is overkomen waarvoor ze in feite ook zelf verantwoordelijkheid dragen. Ook daarom ben ik blij dat we de tocht in 1996 hebben durven afblazen. Als je iets organiseert, moet je het ook voor honderd procent kunnen verantwoorden. Want als het misgaat, word je er wel op afgerekend.”
Henk Kroes kon goed leven met de druk om een Elfstedentocht. Hij is een mediagenieke man, die nooit een interview weigert of om een reactie verlegen zit. Eén keer heeft hij een tv-ploeg afgeblaft, omdat hij zijn werk niet kon doen, maar daar had hij ook dan ook onmiddellijk spijt van.
In tegenstelling tot zijn introverte voorganger Sipkema verbergt Kroes zijn emoties en enthousiasme niet. „Mijn leukste ervaring was in 1997, toen ik aan het einde van de dag op de finishlijn stond om de gewone tochtrijders te verwelkomen. Mensen vielen me doodvermoeid om de nek. Ook iemand die niet wist wie ik was en alleen maar kon uitbrengen: ’Oh, wat ben ik moe’. Dat je daar gewoon mag staan en even een houvast bieden, dat was een van mijn mooiste momenten. Minder leuk was dat ik wel een krans had voor Henk Angenent, de winnaar bij de mannen, maar niets voor de snelste vrouw, Klasina Seinstra. Dat vond ik echt vreselijk. Gelukkig is dat nu veranderd.”
Kroes nam zich wel voor om ’bij een volgende tocht’ een persoonlijke secretaris aan te wijzen die zijn telefoon en zijn boodschappen zou aannemen. Want iedereen had zijn mobiele nummer, van rayonhoofd tot journalist. En iedereen moest hem ’even’ wat vragen. „Ik ben die dag door ongeveer iedereen geïnterviewd en dat ging in het Nederlands prima, totdat Sippy Tichelaar van Omrop Fryslân aan het eind bij me kwam en me in het Fries een vraag stelde. Toen ging ik nat en barstten de emoties los. Dat heeft dan toch te maken met je moedertaal, daarin komt het je echt op de huid.”
Kroes heeft 37 jaar in het bestuur van de Elfstedenvereniging gezeten. Vrijwilligerswerk naast een baan bij de provincie en naderhand directeur van de natuurorganisatie It Fryske Gea. Hij zal niet stil gaan zitten, want hij heeft er al een aantal jaren een passie bij: fietsen. Hij heeft Amerika gekruist van kust tot kust, hij is van Wladiwostok naar Scheveningen gereden en vorig jaar fietste hij van Bolsward naar Accra in Ghana. En bijna altijd met een maatschappelijk project – tegen de ziekte polio, voor een onderwijsproject, voor een natuurproject. Mooi die doelen, maar het gaat voor hem allereerst om het fietsen. „De vrijheid blijft mij trekken. Alles wat je nodig hebt zit op je fiets en daarmee ga je de wereld in, een onbekende wereld ontdekken.” Maar na afloop wel weer terug naar huis. Naar Friesland.
Eppie Dam: ’De stayer. De weg van Henk Kroes. Uitg. Van Wijnen, Franeker, ISBN 978-90-5194-303-0, prijs euro 29,90. Er is ook een Friestalige editie: ’De skoskerinner’ (De schotsenloper), prijs euro 34,90.