IS, zijn dat moslims?

Portret van Sabine Wassenberg. Beeld Patrick Post / United States Holocaust Memorial Museum
Portret van Sabine Wassenberg.Beeld Patrick Post / United States Holocaust Memorial Museum

Nadat een moslim Theo van Gogh had vermoord, vreesden scholen in de buurt waar de dader woonde radicalisering. Filosofiejuf Sabine Wassenberg ging in de hoogste groepen ‘burgerschap’ doceren, ‘een eufemisme voor anti-radicalisering’. In haar boek ‘Kinderlogica’ dat morgen verschijnt, tekent ze haar ervaringen op. Een voorpublicatie.

Sabine Wassenberg

Mensen met een donkere huidskleur kende ik natuurlijk wel, maar ik had nog nooit met iemand van Marokkaanse komaf gepraat. Als beginnende filosofiejuf in Amsterdam-West vreesde ik dat moslimkinderen bizarre ideeën uit zouden kramen. Ik hoopte maar dat hun homohaat en vrouwenonderdrukking meevielen. Van hen kon er later zomaar één zelf een bom bouwen in een stoffig zolderkamertje. Dat waren de toekomstige terroristen voor wie we in Nederland allemaal bang werden gemaakt. Dit was een broeinest, ging het gerucht. Vol met culturele minderheden die zo slecht integreerden dat er veel ellende en criminaliteit was.

Maar ik had goede moed dat ik ze zou kunnen leren om hun achterhaalde ideeën over Allah en Mohammed terzijde te schuiven en eens écht interessant te gaan filosoferen. Ik zou me neutraal opstellen. Geen probleem.

Als filosofiejuf op een basisschool vermeed ik een al te zakelijke uitstraling. Geen mantelpakjes of strenge colbertjes. Ook hield ik rekening met religieuze gevoeligheden. Wanneer ik naar een islamitische school ging, maakte ik ’s ochtends een tactische kledingkeuze: geen rokje tot boven de knieën, geen blote armen.

Feiten en meningen

In de klas gaan we het hebben over waarheid, het verschil tussen feiten en meningen. Gezamenlijk bespreken we een paar stellingen, zoals ‘Ik ben mooi’ (mening) en ‘Ik heet Mohammed’ (feit). We analyseren het verschil tussen een stelling die geformuleerd is als mening en een die bedoeld is als feit. Meningen kunnen niet ‘waar’ zijn, feiten wel. Zo ver zijn we al.

Op het briefje van Abdelrachman staat: ‘De IS zijn geen moslims.’ Ik gluur even naar juf Annet of ze het oké vindt dat ik het thema Islamitische Staat aanboor. Ze lijkt er niet mee te zitten. (Later vertelt ze me dat ze het nog nooit had besproken.) Ik vrees het ergste. Gaan de terroristen in spe nu hun mening geven?

Mohammed is verbaasd en zegt: “De IS zijn wél moslims.”

Wouter: “Ze zeggen toch dat ze moslims zijn, dus dan zijn ze ook moslims.” De leerlingen die zich niet identificeren met de islam hebben hier geen probleem mee en volgen Wouter instemmend. Maar de moslims roepen in koor: “Nee, dat zijn geen moslims!”

“Waarom niet?”, vraag ik.

“Omdat de IS terroristen zijn die mensen doodmaken. En doodmaken mag niet voor moslims”, argumenteert Chaima - mede namens Abdelrachman, Achmed, Mohammed, Manal, Malak en Ayoub, aan hun reacties te merken.

Plotseling reageren ze heftig op Mohammed die zojuist heeft gezegd dat IS wél islamitisch is. “Hoezo zeg jij dat?”, roept Manal. De spanning loopt op. Mohammed krijgt geen kans om zich te verdedigen, omdat hij belaagd wordt door zijn geloofsgenootjes.

Rechtzetten

Even iets rechtzetten. Ik loop naar het whiteboard en schrijf met een groene stift op wat ik vertel, met pijlen ertussen. “Als je zou zeggen: ‘De IS zijn moslims’, dan betekent dat niet dat het andersom ook geldt: ‘Alle moslims zijn van de IS. En als Mohammed zegt: ‘De IS zijn moslims’, betekent dat ook niet dat hij zélf bij IS zit.”

Er wordt gelukkig gelachen en ze proberen dit staaltje logica te begrijpen. Maar hiermee is nog niet uitgemaakt of de IS-strijders nu moslims zijn of niet. “Waarom zijn de IS moslims, Mohammed?” vraagt Chaima.

Mohammed zegt: “De IS doden omdat ze de moslims aan hun kant willen hebben.”

“Waarom maken ze dan ook moslims dood?”

“Als bedreiging”, zegt Mohammed.

“Maar wij zouden onze broeders zoiets nooit aandoen!” zegt Youssra.

Tekst loopt door onder afbeelding

null Beeld Patrick Post / United States Holocaust Memorial Museum
Beeld Patrick Post / United States Holocaust Memorial Museum

“Ze zouden het niet doen, maar ze blijven toch moslims”, zegt Mohammed. Hij bedoelt dat de IS-strijders het niet zouden moeten doen. “Je kunt het er sowieso nooit uit halen. Je blijft moslim. Dat blijft voor altijd.”

“Ze zijn misschien moslims, maar ze zijn niet zulke goeie moslims”, zegt Chaima. “Ja, ze zeggen het wel, dat ze moslims zijn, maar het is niet zo. Kijk, je hebt geleerde moslims en niet-geleerde moslims. Zij hebben niets begrepen van de Koran!” Ze spreekt het uit als ‘Qur-an’, op z’n Arabisch.

“Nou zeg je het zelf: ze zijn wél moslims”, zegt Wouter.

“Ze zijn géén moslims”, roept Abdelrachman, “want in de Koran staat: ‘Je mag niet doden.’ Doden is haram.” “Ja juf”, roept Achmed opgewonden. “Zij doden! Want juf, ik zag op YouTube een filmpje en daar schoten ze zo met een pistool iemand dood.”

Spanning stijgt

Nu wordt het spannend. Regilio: “Ja, juf, ik zag op YouTube ook een filmpje en toen gingen ze mensen met een zwaard doodmaken. En in een kuil gooien.” De klas is in rep en roer. Ik zeg: “We hebben het nog steeds over deze vraag: zijn de IS moslims?’

Ayoub gooit het over een andere boeg: “Ze zijn geen echte moslims, want wij hebben een groene vlag en de IS hebben een zwarte vlag, en daarmee maken ze ons zwart.”

“In Parijs”, zegt Mohammed, “toen waren ze wél moslims. Want ze waren boos omdat die mensen tekeningen hadden gemaakt van onze Profeet.”

De aanslagen in Parijs op 7 januari 2015 op de redactie van het Franse satirische weekblad Charlie Hebdo, werden door IS opgeëist. Ze waren duidelijk gepleegd vanuit een islamitische achtergrond, omdat profeet Mohammed zou zijn beledigd door de cartoonisten.

“Wat vind je van die aanslag in Parijs?” vraag ik.

“Goed”, antwoordt Mohammed meteen. “Want Charlie Hebdo was een racist en hij beledigde onze Profeet.”

“Maar zou Allah hem niet gewoon moeten straffen?” vraagt Abdelrachman.

“Ja, maar hij ging echt te ver!” roept Mohammed. Chaima steekt kalm haar vinger op, terwijl ze herhaalt wat straks ook al gezegd was: “Moord mag niet van de Koran.” Ze heeft het duidelijk tegen Mohammed. Ayoub en Abdelrachman kijken bezorgd.

“Maar ze zijn dus wel moslims”, zegt Werner zachtjes.

Complottheorieën

Terwijl ik rondloop door de klas zie ik op het blaadje van Ayoub staan: ‘Charlie Hebdo was niet echt’. Hij bedoelt niet dat de aanslag op dat blad niet heeft plaatsgevonden, maar dat het een complot was. Zulke theorieën deden ook de ronde over de aanslagen van 9/11 op het World Trade Center in de VS: niet de ‘officiële’ daders zaten erachter, maar lokale inlichtingendiensten. Die werden opzettelijk niet tegengehouden, zodat er weer een reden zou zijn voor onrust, woede en uiteindelijk een excuus voor oorlog. Niet alleen volwassenen geloven hierin, maar ook kinderen.

De vraag of IS moslims zijn, is een filosofische. Want ben je alleen moslim als je een goede moslim bent? En wie moet je geloven in de media? Wat maakt een bron betrouwbaar?

Tekst loopt door onder afbeelding

null Beeld Patrick Post / United States Holocaust Memorial Museum
Beeld Patrick Post / United States Holocaust Memorial Museum

Voor deze moslimkinderen is de kwestie prangend. Ze worden immers zelf aangesproken op de daden van IS, terwijl ze zich juist zorgeloos met dit allerbeste geloof willen identificeren: de imam en hun ouders verkondigen er niets dan goeds over. Maar er blijkt ook een stroming te zijn die zich ‘islamitisch’ noemt en toch overduidelijk kwade dingen doet. Dat kunnen ze niet bevatten.

Dat verklaart de aantrekkingskracht van complotten voor deze kinderen. Samenzweringen zijn makkelijker te verkroppen dan het moeilijk te nuanceren verhaal dat de islam je geloof is, maar dat een paar terroristen in naam van jouw god een Islamitische Staat willen creëren. Het goede en het slechte zijn nog nooit zo dicht bij elkaar geweest. Dan is een complot overzichtelijker. Of, zoals er op dat briefje stond: ‘Charlie Hebdo was niet echt’.

Wat kun je geloven?

De volgende les kom ik erop terug, op het onderscheid tussen wat echt is en wat nep, op tv en vooral op die ongecontroleerde verzamelplaats van informatie: YouTube. “Wat van YouTube kun je geloven en wat niet? Hoe weet je zeker dat dit waar is?”

Ik laat de kinderen opschrijven wat er bij ze opkomt. Bij Manal zie ik staan: ‘Aanslagen in Parijs’. Ze zit er chagrijnig bij en heeft duidelijk geen zin om haar woorden toe te lichten. Liever kletst ze met haar buurmeisjes, maar net niet hard genoeg voor mij om echt boos op haar te worden. Gelukkig brult meester Martijn plotseling dat de klas rechtop moet gaan zitten en stoppen met kletsen: “Gewoon luisteren, anders mag je straks na drie uur op school blijven.”

Meester Martijn geeft de andere dagen van de week les, afwisselend met juf Annet, en vandaag staat hij voor de klas. Zijn aanpak is wat strenger dan die van Annet en al helemaal dan die van mij, maar het werkt wel. De kinderen houden even hun mond, voor zolang het duurt.

“Manal, wat is er precies ongeloofwaardig aan de aanslagen in Parijs?” vraag ik.

“Nou”, zegt Manal, “op dat filmpje had de auto eerst zwarte ramen en daarna ineens doorschijnende. En het kenteken was ook niet hetzelfde.”

Ik besluit het in het algemene te trekken. “Goed, het is dus heel belangrijk dat je, als je kijkt naar het nieuws en filmpjes, goed let op al dat soort details, om te beoordelen of het wel klopt. Mooi, Manal.” Op het bord schrijf ik bij de criteria: ‘Details, bijvoorbeeld kenteken’.

Je eigen mening

Dan wil Youssra de beurt: “Juf, mijn moeder zegt dat de IS eigenlijk niet bestaat en dat het eigenlijk staat voor iets met Israëlische puntje puntje puntje.” Wat het precies was, kan ze zich niet meer herinneren. “Ze zegt dat het eigenlijk de Amerikanen zijn.” De rest van de klas heeft hier nog nooit van gehoord.

“En Youssra, wat vind je er zélf van? Want je zegt dat je moeder dit denkt, maar wat denk jij zelf?” vraag ik. “Dat geldt trouwens voor iedereen. In de filosofieles wil ik jullie leren om zélf je mening te vormen. Jullie zijn nu al elf of twaalf en je mag zélf iets vinden.”

Meester Martijn steekt zijn ongeduld niet onder stoelen of banken: “Precies. Jullie moeten nou eens zelf leren denken en niet je ouders napraten.” Hij heeft het duidelijk gehad met het zich verschuilen achter ouders.

“Ik vind het onzin”, zegt David. “Je ziet die aanslagen toch duidelijk op het Journaal? Hoezo zit Amerika daar achter? Waar slaat dat op?”

“Ik weet het niet juf, wat ik vind”, zegt Youssra, “maar misschien willen ze ons, de islam, zwartmaken. En daarom hebben ze IS verzonnen.”

Tekst loopt door onder afbeelding

Nederland. Amsterdam, 24-03-2017. Foto: Patrick Post. Portret van Sabine Wassenberg. Beeld Patrick Post / United States Holocaust Memorial Museum
Nederland. Amsterdam, 24-03-2017. Foto: Patrick Post. Portret van Sabine Wassenberg.Beeld Patrick Post / United States Holocaust Memorial Museum

Ineens spitsen de andere moslimkinderen de oren. Mohammed: “Ja, juf, als er nou bijvoorbeeld een andere groep is, die bijvoorbeeld moslims haten, dan kunnen ze dat gewoon verzinnen. Zoals christenen.”

Meester Martijn vindt dit te ver gaan: “Christenen? Hoe kun je dat nou zeggen?”

“Het was maar een voorbeeld!” krabbelt Mohammed terug.

“Zeg het dan maar zónder dat voorbeeld!” Meester Martijn is hard. Ik zou hem altijd aanraden om een vraag te stellen, maar in dit geval ben ik op zijn territorium, dus ik slik het in.

“Gewoon een andere groep mensen dan…”, mompelt Mohammed. Ik ben allang blij dat hij het niet over Joden heeft. Zou hij dat opzettelijk hebben nagelaten?

“Maar het gaat dus om de vraag van Mohammed: zou de hele IS verzonnen kunnen zijn?” Ik ga maar gewoon verder. “Zou het een fabeltje kunnen zijn?”

Youssra weer: “Nou, het is best raar. Ik bedoel, ze waren er ineens! De IS. En toen hadden ze ineens allemaal wapens! Ik bedoel, waar komen die vandaan?”

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden