IS-strijder is moeilijk te deradicaliseren
Donald Trump hield zijn Navo-partners deze week voor dat zij een voorbeeld kunnen nemen aan Saudi-Arabië als het aankomt op de bestrijding van terreur.
Het lijkt meer op een resort dan op een gevangenis. Er is een grote sportschool, en een overdekt zwembad. En het personeel in het Mohammed Bin Naif Zorg en Adviescentrum, net buiten de Saudische hoofdstad Riyadh, spreekt van ‘begunstigden’ en niet van gevangenen.
Maar harde jongens zijn het, die hier verblijven. Ze pleegden aanslagen, of vochten in Afghanistan, Irak of Syrië. Hier lopen ze vrij rond binnen het complex, een groene elektronische enkelband onder hun witte gewaden. Door middel van groepsgesprekken, ideologische lessen en kunsttherapie wordt hen geleerd geweld af te zweren en naar de toekomst te kijken.
Paradepaardje van de Saudische regering
Het deradicaliseringsprogramma is het paradepaardje van de Saudische regering in haar strijd tegen terrorisme. Het werd in 2004 opgezet, in een tijd dat het koninkrijk kampte met een groeiend aantal terroristische aanslagen door Al-Qaida op eigen bodem. Inmiddels zijn er meer dan 3300 mensen ‘afgestudeerd’, waaronder 123 voormalige gevangenen uit de Amerikaanse terreurcellen op Guantánamo Bay.
Het programma is niet voor iedereen. Vorig jaar executeerde Saudi-Arabië 47 terroristen, de meerderheid daarvan geharde Al-Qaidastrijders. Alleen zij die hun gevangenisstraf hebben uitgezeten komen in aanmerking voor de behandeling, die meestal drie maanden duurt. Wie niet vooruit gaat, moet weer terug achter de tralies.
Op dit moment zijn er 84 mannen in het centrum in Riyadh, en nog 45 in eenzelfde soort faciliteit in Jeddah. Aan de muur hangen schilderijen die de voormalige jihadisten tijdens kunsttherapiesessies hebben gemaakt. Enkele zijn herinneringen aan het verleden; een wachttoren in een met prikkeldraad omheinde muur waarop het woord ‘Guantánamo’ staat, met een alziend oog in de blauwe lucht. Maar ook: een enkele brandende kaars in de duisternis of twee gebalde vuisten in handboeien, die krachtig verbroken worden.
“Velen willen aanvankelijk geen mensen tekenen, omdat ze denken dat dat verboden is in de islam”, zegt Badr Alrazain, een psycholoog. “Maar de schilderijen laten echt de verandering zien die ze meemaken.” Sommige van de kunstwerken vertonen zelfs het hoofd van de Saudische koning Salman. Een sleutelidee in de ideologische hervorming is dat er enkel jihad mag worden gevoerd als de koning daartoe opdracht geeft. Alle gevangenen ondertekenen een patriottische verklaring waarin ze dat zweren, voordat ze de poort uit mogen lopen.
Verankeren
Voor de Jemenitische Ali Rimi, 32, is het inmiddels bijna zo ver. Op zestienjarige leeftijd belandde hij in Guantánamo Bay. Hij zat er vijftien jaar. Na het succesvol doorlopen van het deradicaliseringsprogramma de afgelopen tien maanden, staat hij op het punt om vrijgelaten te worden. “Alleen gekken zouden iemand vermoorden”, zegt hij in het Engels, dat hij de laatste drie jaar op de Amerikaanse legerbasis leerde.
Vorige maand is hij getrouwd met een meisje uit Jemen; zijn familie introduceerde het paar. “Ik heb haar alleen nog maar online gezien, via Skype”, zegt hij. Na de Ramadan is het feest. Rimi wordt daarin financieel ondersteund door het adviescentrum – ze zien een huwelijk als een goede manier om een individu weer in de samenleving te verankeren.
Het centrum schermt met mooie cijfers: tachtig procent van de teruggekeerde Guantánamo-gevangen bleef op het rechte pad. Maar enkelen keerden toch terug naar de gewapende strijd: zo vluchtte Said al-Shihri, die het programma in 2008 doorliep, na zijn vrijlating de grens over en werd de tweede man van Al-Qaida in Jemen.
Zeker weten dat iemand oprecht is gederadicaliseert weet je nooit, erkent Yasser al-Mazrua, een psycholoog in het centrum. “Je probeert een band met iemand op te bouwen, zodat je doorhebt of er tegen je gelogen wordt. Maar we zijn niet perfect.” Als tiener maakte Al-Mazrua radicalisering van dichtbij mee: zijn beste vriend vertrok naar Irak om daar voor Al-Qaida te vechten. Binnen enkele maanden was hij dood.
Al-Mazrua maakt zich zorgen over de behandeling van de nieuwe generatie radicalen. Saudi-Arabië levert het twee-na-hoogste aantal buitenlandse strijders aan Islamitische Staat in Syrië en Irak; in totaal strijden er zo’n 2500 Saudiërs mee. Er is nu internet: veel van de alumni van het programa worden online benaderd door IS om terug te keren tot de gewapende strijd.
Het behandelen van IS-strijders is het moeilijkste tot nog toe, zegt Al-Mazrua. “IS heeft veel van de gaten in de ideologie van Al-Qaida opgevuld.” Waar de theologen die de ideologische ommekeer moeten bewerkstelligen voorheen konden werken met alternatieve, tolerantere interpretaties van het geloof, zijn IS-strijders daar soms immuun voor.
Al-Mazrua werkt op dit moment met zeven jongens die uit Syrië terugkwamen. Een jongen is na zes weken behandeling teruggestuurd naar de gevangenis. “We konden niet tot hem doordringen.”