'Internet wordt weer wat socialer'

Het is deze maand twintig jaar geleden dat de massa via De Digitale Stad voor het eerst kennismaakte met het internet. Hoewel negen op de tien Nederlanders tegenwoordig online zijn, is het ideale internet nog altijd niet bereikt, zegt initiatiefneemster Marleen Stikker.

INTERVIEW KRISTEL VAN TEEFFELEN

Wie de baas van het internet wilde spreken, belde De Digitale Stad (DDS). Zo simpel was het twintig jaar geleden nog. Dan kreeg je Marleen Stikker aan de lijn, de initiatiefnemer van het project dat er begin jaren negentig voor zorgde dat internet voor iedereen beschikbaar werd.

Inmiddels zijn negen op de tien Nederlanders online en is het aantal webpagina's ontelbaar groot geworden. Toch leeft volgens Stikker de ideologie van De Digitale Stad nog volop. "Alles op het gebied van open data is verwant aan het doel van DDS. Denk aan Wikileaks van Julian Assange, aan Edward Snowden die de informatie over de afluisterpraktijken van de Amerikaanse inlichtingendienst naar buiten brengt. Ook de do-it-yourself-beweging rond open design, waarbij een ontwerp via internet wordt gedeeld, komt voort uit de behoefte om zelf aan de knoppen te zitten en informatie te delen."

Eerst even het geheugen opfrissen: het Amsterdamse initiatief De Digitale Stad was een virtuele wereld waar mensen terechtkonden voor allerlei informatie, zoals die van de bibliotheek en de gemeente. Ook was er plaats voor discussie in verschillende chatrooms en werd er geëxperimenteerd, bijvoorbeeld met het combineren van tv en internet via live chats bij uitzendingen. Op het virtuele postkantoor kon je post - oftewel: e-mails - versturen. Iedereen met een modem in huis kon inbellen en wie geen modem had (in 1993 de grote meerderheid) kon terecht bij een van de computers in publieke ruimtes.

Het was voor veel mensen de eerste kennismaking met het net, waar tot dan toe alleen militairen, niet-gouvernementele organisaties (ngo's), universiteiten en een handjevol techneuten en journalisten gebruik van maakten. Dat kan anders, dacht Marleen Stikker: "Cyberspace was toen niet meer dan een zwart scherm, waar je iets in moest typen waardoor je toegang kreeg tot een andere computer. Fascinerend vond ik, maar om mij heen snapte niemand er wat van. Ik wilde dat gewone mensen toegang zouden krijgen, zodat ze konden leren om zelf richting te geven aan de technologie."

"Dat is een hackersmentaliteit. De drang om technologie toe te eigenen. Om niet afhankelijk te zijn van systemen die je niet kunt doorgronden. Bij hackers is de regel: als je de techniek niet kunt openbreken, kun je het niet bezitten en heb je er dus geen verantwoordelijkheid over."

Het was dan ook niet toevallig dat Stikker op de hackersconferentie in augustus 1993, precies twintig jaar geleden, op zoek ging naar medestanders voor haar plan dat het internet voor de massa toegankelijk moest maken. Al waren niet alle hackers meteen enthousiast: want zouden al die 'newbies' het internet niet vervuilen?

Toch zette Stikker door. En met de stad als metafoor moest deze nieuwe wereld voor de leken inzichtelijk worden gemaakt. "Er werden tot die tijd twee termen gebruikt voor het internet. Je noemde het cyberspace, maar dat vond ik erg vaag, waardoor niet iedereen zich er thuis zou voelen; en de tweede term was de elektronische snelweg, waar het verplaatsten belangrijker lijkt dan het verblijven. Het internet voelde als nieuw land, een nieuw territorium. Land waar we een nieuwe stad konden gaan bouwen. Een stad met commerciële ruimtes, publieke ruimtes, waar alles zou kunnen en we niets zouden uitsluiten."

Dat sloeg aan. De Digitale Stad kreeg navolging op andere plekken, ook elders in de wereld. Mensen gingen massaal die nieuwe wereld verkennen, met naar verluidt soms rijen voor de openbare inlogsystemen tot gevolg.

Toch waren er ook direct problemen. Problemen die nog altijd op het web bestaan, aldus Stikker. "We kregen te maken met de eerste verschijnselen van racisme, kwesties met intellectueel eigendom en kinderporno. We werden geregeld aangeklaagd: door Dick Bruna omdat iemand Nijntje op zijn homepage had gezet, door een anti-discriminatie organisatie."

Stikker en haar collega's hadden echter al snel besloten dat er veel moest kunnen op het net. "Kinderporno keurden we uiteraard af, maar informatie aan de politie verstrekten we pas als er een arrestatiebevel lag. We wilden boven alles een open en vrij internet. Dat streven zie je nog altijd terug. In de meeste landen is internet begonnen als een commercieel domein. Omdat het in Nederland begon met De Digitale Stad en dus als publiek domein, zie je dat we wat betreft open internet en internetvrijheid nog altijd in de frontlinie hebben staan."

Dat betekent niet dat er na twintig jaar geen strijd meer gevoerd hoeft te worden. Stikker is er met haar huidige stichting Waag Society nog altijd bij betrokken. Het innovatiecentrum maakte bijvoorbeeld de Fairphone, een telefoon die via het open design-principe werd ontwikkeld.

Stikker hekelt de online 'machtscentra' als Google en Facebook. Bedrijven die het op een deel van internet voor het zeggen hebben en niet transparant zijn over wat dat precies betekent. "Dat geldt voor veel informatiesystemen. Neem bijvoorbeeld dat van het openbaar vervoer. Bedrijven weten meer over mij dan ik van mezelf. Dat moet anders. Ik vind dat alle info te allen tijde beschikbaar moet zijn voor de mensen om wie het gaat."

Was De Digitale Stad ook niet een online machtscentrum? "Nee, in het begin hielpen wij natuurlijk wel bij het bouwen van websites en het digitaliseren van informatie, maar direct was iedereen vrij om pleinen, straten en wijken toe te voegen. Zo ontstond er op initiatief van gebruikers een begraafplaats waar de doden herdacht konden worden. Er ontstonden discussies zonder dat wij daar de aanzet toe gaven.

"Dat is een heel ander systeem dan het systeem met machtscentra. Ik noem het translokaal: dat er tussen lokale partijen verbindingen lopen, zonder dat die langs een centrum hoeven. Daardoor kunnen de mooiste dingen ontstaan. Neem de geluidsmeting bij Schiphol. Voorheen werd dat door een grote meter gedaan, die door één partij wordt beheerd. Maar mensen vertrouwen dat niet. Geluidsnet heeft een groot aantal kleine meters bij mensen aan huis geplaatst, die geluidsmetingen direct online zetten. Die resultaten worden wel vertrouwd."

De komende jaren wordt die drang van mensen om het zelf te gaan doen groter, verwacht Stikker. "Ik merk dat mensen steeds meer begrijpen waar ik het over heb. Al blijft er een grote groep die onverschillig is en pas in actie komt als het ze zelf aangaat. Het is nu de vraag wanneer dat moment komt."

De Digitale Stad zal daar geen rol meer spelen. Die werd een aantal jaar na zijn oprichting ingehaald door de enorme explosie aan internetpagina's. Logisch, volgens Stikker, DDS was een experiment, een soort levend laboratorium voor het internet. Al heeft ze het altijd zonde gevonden dat het net opeens uit pagina's bestond, in plaats van pleinen, straten en stegen. "Ik had het over een ruimte, waar je elkaar kon ontmoeten. Dat doe je niet op een pagina, daar staan alleen data en informatie. Gelukkig was het maar een fase. Inmiddels praten we weer veel meer in termen van online communities. Zo krijgt internet weer een beetje het sociale karakter van De Digitale Stad."

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden