Individualistisch, modern en heel gelovig

In Nederland woedt een heftige strijd over de positie van godsdienst in het publieke leven. Daardoor trilt het bestel waarop de democratische rechtsstaat rust op haar grondvesten. Islamitische én christelijke minderheden staan onder druk van een seculiere meerderheid. Waarom is het op dat gebied zo rustig in Amerika? Met die vraag reisde Hans Goslinga naar de VS, een democratie, net als Nederland, met vrijheid voor burgers om hun godsdienst te belijden en een strikte scheiding van kerk en staat.

Hans Goslinga

Zo rustig als vanaf een afstand misschien lijkt, verlopen de discussies die raken aan religie en morele waarden in Amerika niet. In de staat Maine, in het uiterste noordoosten van de VS, woedt in de aanloop naar een referendum op 3 november een felle polarisatie tussen voor- en tegenstanders van het homohuwelijk. Maine, met ruim één miljoen inwoners, is de zesde Amerikaanse staat die heeft besloten het huwelijk tussen mensen van dezelfde sekse te erkennen, maar na Californië de tweede staat waar de bevolking daarover in laatste instantie zal beslissen. De strijdende partijen, die volgens de peilingen niet zo ver uit elkaar liggen, beschuldigen elkaar over en weer van onverdraagzaamheid, misleiding en het voeren van haatcampagnes. Dat laatste gebeurt vooral op websites, wat laat zien dat Nederland in het gebruik van het internet als uitlaatklep van ongeremde emoties geen uitzondering is.

Het zegt iets over de onomstreden positie van religie in Amerika dat de wet die in Maine het homohuwelijk legaliseert, tegelijk bepaalt dat deze wet geen inbreuk mag maken op de vrijheid van godsdienst. Volgens een van de bepalingen mag het nieuwe recht voor homo’s op geen enkele wijze worden gebruikt als breekijzer in de opvattingen en gebruiken van kerkgenootschappen, zoals hun visie op het huwelijk. De waarneming van Alexis de Tocqueville dat ’godsdienst moet worden beschouwd als het eerste van de politieke instituties’ van de Verenigde Staten, doet nog altijd opgeld. De Franse edelman reisde in het begin van de 19e eeuw door de nog jonge staat en verbaasde zich, de barre ervaringen met de Revolutie in eigen land vers in het geheugen, over de wijze waarop de Amerikanen democratie en religie verenigden.

Voor een buitenstaander valt het niet mee onmiddellijk te doorgronden hoe aan de ene kant het scheidingsprincipe tussen kerk en staat scherp wordt bewaakt en aan de andere kant het publieke leven bol staat van verwijzingen naar God. De immigratieambtenaar op de luchthaven van Boston, aan wie ik het doel van mijn reis kenbaar maakte, wees me spontaan op de tegenstrijdigheid, die kennelijk ook door Amerikanen zelf zo wordt ervaren. ,,O, that is a big topic! Ik had het er vanochtend bij het ontbijt nog met mijn vrouw over. We kennen een scheiding tussen kerk en staat, maar ons dochtertje leert op school dat In God we trust het nationale motto is’’.

Alan Wolfe, voorzitter van een denktank over democratie en religie van het katholieke Boston College, geeft als verklaring dat de scheiding tussen kerk en staat niet betekent een scheiding tussen cultuur en staat. Die cultuur heeft, anders dan in Nederland en andere West-Europese landen, een sterke christelijke signatuur behouden, ook na de jaren zestig. Wolfe: ,,In de meeste West-Europese landen moet religie nu voor haar plaats in de publieke arena vechten. In Amerika is de moderniteit niet gepaard gegaan met een opkomend ongeloof. Evenmin met een vlucht in godsdienstige orthodoxie. Wat je hier ziet is een curieus samengaan van religieus geloof, technologische vernieuwing en liberaal individualisme. Uw landgenoot, de zestiende-eeuwse theoloog Arminius, heeft hier veel meer invloed op het denken gehad dan de puriteinen van Gomarus met hun strikte opvattingen over predestinatie. Die leer van voorbeschikking verhield zich slecht met de pioniersgeest van de immigranten’’.

De verhouding tussen gelovigen en ongelovigen is dus totaal anders. Van de negen leden van het Hooggerechtshof zijn er vijf katholiek, twee protestant en twee joods. Van de 535 leden van het Congres – de Senaat en het Huis van afgevaardigden – is slechts één lid, de democratische afgevaardigde Pete Stark van Californië, uitgesproken atheïst. Stark was in 2007 de eerste nationale politicus in de geschiedenis die openlijk verklaarde het bestaan van God te ontkennen. Voor deze als politieke moed beschouwde openhartigheid verleende de Seculiere coalitie voor Amerika hem vorig jaar de titel ’humanist van het jaar’.

Volgens deze organisatie van atheïsten, humanisten en vrijdenkers worden ongelovigen meer gewantrouwd dan welke minderheid ook. Onderzoeken laten zien dat de Amerikanen nimmer een ongelovige tot president zouden kiezen, ook al zou hij of zij uitermate geschikt zijn. Toch is in de loop der jaren het gebruik van de naam van God in het publieke leven, zoals in de gelofte van trouw, het volkslied en het nationale motto, vaak ter discussie gesteld. Het Hooggerechtshof stond de religieuze frasen telkens toe met het argument dat zij door het publieke gebruik praktisch geseculariseerd zijn. Onmiskenbaar zijn ze ook populair. Obama en zijn tegenstrever McCain sloten vorig jaar geen verkiezingsrede af zonder te besluiten met God bless the United States of America, een variant op het officieuze volkslied dat de uit Rusland afkomstige componist Irving Berlin in 1938 schreef, volgens de mythe geïnspireerd door zijn dankbare moeder.

Alan Wolfe verbeeldt in eigen persoon dat de relatie tussen democratie en religie minder gevoelig ligt dan in Nederland. Hij is liberaal en atheïst, maar acht dat absoluut geen beletsel om leiding te geven aan een denktank die is verbonden aan een katholieke universiteit. In Nederland is een dergelijke combinatie moeilijk denkbaar. Nederlandse liberalen neigen ernaar godsdienst als hun natuurlijke vijand te zien en als een verschijnsel waarvan zij mensen moeten bevrijden. Wolfe is het met die visie fundamenteel oneens: ,,Niet religie is de vijand van het liberalisme, maar de onderdrukking van religie. Een vrije samenleving die geen ruimte geeft aan de religieuze overtuigingen van mensen is niet vrij. Daarom bestrijd ik hartstochtelijk de opvattingen van een andere landgenote van u, Ayaan Hirsi Ali.’’

In Nederland heeft de groeiende beduchtheid voor de invloed van religie op het publieke leven alles te maken met de immigratie van 800.000 moslims. Amerika telt naar schatting (de religieuze achtergrond van burgers wordt niet geregistreerd) drie miljoen moslims, ongeveer één procent van de bevolking. Volgens Wolfe zijn er twee duidelijke redenen waarom er na de aanslagen op de WTC-torens geen islamofobie is ontstaan.

,,De eerste is dat de moslims in Amerika tot de hoger opgeleiden behoren en nauwelijks zichtbaar zijn als groep, de tweede dat het land als immigratieland de nodige ervaring heeft met het opnemen van andere culturen en religies’’.

Hoe christelijk de cultuur ook is, homogeen is het christendom allerminst. Het stadje Dover in New Hampshire telt op de 30.000 inwoners twintig kerken en gebedsruimten. De protestanten in Amerika zijn verdeeld over honderden denominaties, waardoor de katholieke kerk met 67 miljoen zielen de grootste van de Verenigde Staten is. Pas op grote afstand volgt met 16 miljoen aanhangers de conservatieve protestantse Southern Baptist Convention. Dit kerkgenootschap besloot in de jaren tachtig uit verontrusting over de liberale moraal tot politiek activisme over te gaan en leverde sindsdien een belangrijke bijdrage aan de overwinningen van Ronald Reagan en George Bush. Amerika leek in de achterliggende jaren zelfs even op weg een theocratie te worden. Volgens Alan Wolfe hebben de Amerikanen met de verkiezing van Obama duidelijk gemaakt dat ze daar niets van moeten hebben en dat ze vasthouden aan de scheiding tussen kerk en staat. ,,De keuze voor Obama was ook een keuze voor pluralisme.’’

Voor de wet zijn vanaf de stichting van de VS in 1776 alle religies gelijk. De grondwet verbiedt in het eerste amendement de overheid uitdrukkelijk een godsdienst te bevoordelen. Dat kan tot bizarre rechtszaken leiden. Zo buigt het Hooggerechtshof zich dezer dagen over de vraag of een kruis in een afgelegen nationaal reservaat in Californië ter herdenking van gesneuvelde militairen in de Eerste Wereldoorlog al dan niet met het eerste amendement in strijd is. Volgens de organisatie van Amerikaanse burgerlijke vrijheden is het kruis een exclusief symbool van het christendom en moet het daarom na 75 jaar verdwijnen. Lagere rechtbanken hebben die eis gehonoreerd, maar verdedigers van het kruis, onder wie oorlogsveteranen, verzetten zich daartegen. In hun ogen eert het kruis als heilig symbool alle oorlogsdoden, ongeacht hun religie, en is het destijds ook in die geest door oud-strijders opgericht.

De politieke strijd om het homohuwelijk in Maine loopt, net als tien jaar terug in Nederland, dwars door de christelijke bevolkingsgroepen heen. Zowel de voor- als tegenstanders richten zich sterk op de katholieken, waar de verdeeldheid het grootst zou zijn. De kerk staat achter het traditionele huwelijk, maar de katholieke gouverneur van de staat zette in mei dit jaar zijn handtekening onder de ’same sex marriage act’, meteen nadat de senaat van de staat de wet had goedgekeurd. De uitslag in Maine wordt, zeker na het ’nee’ van de kiezers in Californië, van groot belang geacht voor de opmars van het homohuwelijk, en daarmee bepalend voor een nieuwe verhouding tussen traditionele en liberale waarden in Amerika.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden