In het Spinozahuisje kon de ketter vrij denken
Deze zomer brengt Trouw plekken in beeld die veel betekenen in de geloofsovertuiging of levensbeschouwing van mensen. Deel 2: het Spinozahuisje in Rijnsburg
Lees hier deel 1 van de serie.
Het ligt bepaald niet op de toeristische route. Ver van Rijksmuseum en Mauritshuis, verstopt in een naoorlogs nieuwbouwwijkje, staat het huisje waar Bento d'Espinosa (1632-1677), beter bekend als Spinoza, drie jaar een kamer huurde en het voorwerk deed voor zijn 'Ethica'. "Voor sommige mensen is dit een bedevaartsoord", vertelt Albert Vossepoel, gepensioneerd natuurkundige en een van de vrijwilligers die 'het Spinozahuisje' bemannen. "Vooral Zuid-Amerikanen, Israëliërs en Italianen reageren ontroerd: tjonge jonge, dat ik hier nu sta, waar de Verlichting in zijn meest radicale vorm is begonnen!"
Niet dat er elke dag busladingen naar Rijnsburg komen, daarvoor is deze attractie te elitair. "De Ethica is natuurlijk niet echt een makkelijk boek", bekent Vossepoel. Toch weten sommige filosofen en vrijdenkers het huisje al meer dan een eeuw te vinden - bijna de helft van hen komt uit het buitenland.
Binnen leidt een smalle gang naar de stijlvol gereconstrueerde werkkamer van Spinoza - eenvoudige kroonluchter, gietijzeren kachel, portret van Descartes aan de muur. Op het bureautje, voor een rode ganzenveer, is een groot gastenboek opengeslagen.
Of ook Ayaan Hirsi Ali erin staat? Geïnspireerd door Spinoza's moedige kritiek op religieuze dogma's, zou die haar afscheid van Nederland, met drie vriendinnen en een fles champagne, hier hebben willen vieren. Vossepoel bladert in het boek. "Wacht even. Ja! Hier staat het: 1 september 2006, Ayaan Hirsi Ali. Let op: als woonplaats staat er Washington DC. Maar daar ging ze heen! Het was letterlijk de vooravond van haar vertrek. De toenmalige secretaris is speciaal op zijn fiets geklommen om de deur open te doen. Want eigenlijk was het museum van 2001 tot 2008 in restauratie."
Ongestoord discussiëren
Maar wat deed Spinoza, de Portugees-Joodse Amsterdammer eigenlijk in Rijnsburg - tegenwoordig eerder een behoudend protestante gemeente? "In de zeventiende eeuw was het hier een bolwerk van collegianten", vertelt Vossepoel, "dat waren christenen die liever zelf discussieerden over geloofszaken, niet alleen naar de dominee luisteren". Dat Spinoza hier in 1661 kwam wonen, vijf jaar nadat zijn joodse gemeente de banvloek over hem had uitgesproken wegens 'vreselijke ketterijen' en 'monsterlijke daden', dankte hij aan zijn vriendschap met de chirurgijn Herman Hooman, die collegiant was. Hier kon de Amsterdamse wijsgeer ongestoord met andere vrijzinnigen discussiëren over God en aanverwante zaken.
De tekst loopt door onder de afbeelding
Waarover hij nadacht, valt nog af te lezen aan de in perkament gebonden turven in de boekenkast. "Héél veel bijbels", wijst de gids. "Met joodse én met christelijke commentaren. Verder een boek over lenzen slijpen, een beetje scheikunde, Seneca, Hobbes, Cervantes, en natuurlijk de complete werken van Descartes. Die kun je gerust de geestelijk vader noemen van Spinoza; hij heeft hier vlakbij gewoond, in Oegstgeest.
"Toch dácht Descartes heel anders, want hij was een dualist, hij maakte scherp onderscheid tussen het materiele en het geestelijke. Spinoza was juist een doorgewinterde monist: voor hem vielen de natuur en God samen - maar als dat zo was, kon het Kwaad niet meer buíten God geplaatst worden. Dát was een ontzéttende sprong en daar is hij ook het meeste op aangevallen." Tweehonderd jaar lang was Spinoza's werk verboden, omdat het zou leiden tot atheïsme en fatalisme.
In Rijnsburg moet je zijn
Juist die revolutionaire sprong uit het geloof inspireert veel bezoekers, denkt Vossepoel. Veel van hen hebben een liberaal-joodse achtergrond. "Aanstaande maandag komt er een bus met 41 academici uit Israël - eigenlijk is dat teveel voor dit huisje. En laatst was er nog een groep joden uit Milaan. Die kwamen dan weer via 'de koosjere catering' in Amsterdam", lacht hij, "dat bedrijf verzint kennelijk ook zulke excursies - als onderdeel van een joodse erfgoedreis. Rijnsburg is nou eenmaal dé plek waar je heen moet als je iets wilt met Spinoza. Zijn Amsterdamse woonhuis moet bij de huidige Stopera hebben gestaan, maar daar is niks van over, al staat er tegenwoordig wel een leuk beeld. In Den Haag staat zijn sterfhuis, een práchtig huis, maar dat is verkocht aan een Hagenaar die het maar vervelend vindt als er bezoekers komen, terwijl dat wel de bedoeling was."
Bijna honderd jaar geleden deed een andere Spinoza-bewonderaar, het huisje al aan. Albert Einstein vond in de joodse, van zijn religieuze gemeenschap vervreemde Spinoza een geestverwant. '2 XI 1920, Einstein. Berlin', staat er in bescheiden handschrift in het eerste gastenboek. Dat ligt op de eerste verdieping en is alleen digitaal door te bladeren. "Anders is zo'n boek zo weg."
De tekst loopt door onder de afbeelding
Gebogen over het scherm, klikt Vossepoel nog een paar bekende namen aan: Menno ter Braak, Frederik van Eeden, gevolgd door 'de heer Einstein', Jan de Hartog, Harry Mulisch, Boudewijn Büch, Leon de Winter, dirigent Daniel Barenboim, alsmede koningin Beatrix. De eerste buitenlander, in 1905, kwam uit Japan, meneer Motora. Nog altijd komen hier veel Japanse bezoekers. "Het monisme van Spinoza lijkt op het boeddhistische denken. Ik heb me laten vertellen dat juist Japanners deze plek beschouwen als bedevaartsoord."
Toch is het huisje pas sinds 2012 een volwaardig museum. Wat er zich hier precies afspeelde nadat Spinoza het in 1663 verliet, weet niemand; waarschijnlijk leefden hier drie eeuwen lang gezinnen. "Je kunt het hier nog zien", wijst Vossepoel, "kijk, daar was de bedstee en daar de opkamer". Pas in 1896, toen Nederland een Spinoza-opleving meemaakte, ontdekte kenner Willem Meijer dat dit verwaarloosde daglonershuisje de woonplaats van de radicale wijsgeer geweest moest zijn. Er werd een vereniging opgericht om twee kamers als museum in te richten (de rest werd tot 2001 bewoond). En om Spinoza's boekenverzameling te reconstrueren.
Verffabrikant Sikkens
Een halve eeuw later, tijdens de oorlog, dreigde het huisje alsnog volledig geplunderd te worden: aan Joden mochten geen musea worden gewijd. "Verffabrikant Sikkens heeft het toen opgekocht om het te beschermen", vertelt Vossepoel. Toen waren Spinoza's boeken al geroofd en naar Berlijn gebracht, waar ze de bombardementen overleefden, omdat ze lagen opgeslagen in een zoutmijn. "Gelukkig ontdekten de Amerikanen die verstopplaats eerder dan de Russen - anders stonden die boeken nu misschien in Moskou!", lacht Vossepoel. Dan tikt hij op de zolderbalken. "Daar was een vlierinkje gemaakt, waar in de oorlog twee joodse onderduiksters zaten, moeder en dochter De Vries. Ze hebben de oorlog allebei overleefd. Ook dankzij Sikkens."
In 1986 stond het huisje opnieuw op instorten. Dankzij het Prins Bernhardfonds en een forse donatie van de winnaars van de Spinozapremie is het sinds 2012 een echt museum. Op de bovenverdieping staan nu vitrines met Spinoza-parafernalia - zoals een brief waarin de voormalige Israëlische premier Ben-Gurion schande spreekt van de nog altijd niet opgeheven banvloek over Spinoza.
Eén wens heeft vrijwilliger Vossepoel nog wel. Van het beeld dat in Amsterdam tegenover het stadhuis staat, zou hij graag een kopie hebben in het Spinozahuisje. "Je weet misschien dat de beeldhouwer vogels op de mantel van Spinoza heeft gezet. Weet je wat dat zijn? Halsbandparkieten - vreemdelingen dus, die hier volledig zijn geintegreerd, net als Spinoza."
Buiten is het zachtjes gaan regenen. Rijnsburgse scholieren fietsen voorbij. Tegen het pittoreske monumentje leunt een oude acacia. In het groen schuilen twee halsbandparkieten tegen de zomerregen. Kan het toeval zijn?