In het moderne leven ontmoeten we elkaar in wanhoop
De Veenfabriek met De City. Agenda op www.veenfabriek.nl.
Het is broeierig in ’De City’. De stad hangt, sissend, ronkend en jagend, als een deken om het huis van Clair en Chris heen. Het echtpaar neemt de verstreken dag door, maar in Martin Crimps toneeltekst levert de schijnbaar achteloze uitwisseling bouwstenen voor een onwerkelijk mozaïek van onze condition humaine.
Vertaalster Clair beschrijft haar ontmoeting met schrijver Mohamed, bekend om zijn plastische beschrijving van folteringen. Deze heeft haar een dagboek gegeven dat eigenlijk voor zijn dochter is bestemd. Chris luistert met een half oor, gepreoccupeerd als hij is met zijn eigen sores: zijn bedrijf ziet een reorganisatie tegemoet, aan hem verteld door een vrouwelijke collega voor wie hij fascinatie koestert.
Is dit een scène uit een desintegrerend huwelijk? Niets is wat het lijkt bij Martin Crimp, die regisseur Paul Koek vroeg om de Nederlandse première van zijn toneeltekst te ensceneren. Crimps werk wordt gedreven door kwesties omtrent identiteit, werkelijkheid en literaire vorm. ’De City’ biedt geen lineair verhaal, alles grijpt in elkaar in narratieve kaders die subliem naar elkaar verwijzen, hier met een filmische score van Ton van der Meer fraai ondersteund.
De vervreemding slaat toe als buurvrouw Jenny zich meldt. Haar tirade mondt uit in een gitzwarte monoloog over haar man die dokter is aan een ver front; van hem heeft ze geleerd mensen te vrezen die ’zich aan het leven vastklampen’. Haar betoog is in de kern Crimps boodschap: in het moderne leven ontmoeten we elkaar louter in wanhoop.
Gaandeweg wordt Clair en Chris’ gespannen huwelijk door Clair met het wapen der fictie herschapen. In de regie van Paul Koek is dat van meet af aan duidelijk door naast de drie acteurs Reinout Bussemaker (Chris), Yonina Spijker (Clair) en een, meesterlijk, even gejaagde als onthechte Anneke Blok als Jenny, ’egoschimmen’ op te voeren. Deze mimestudenten zijn vlees en bloed van de gedachten, waarbij het in het midden blijft of zij relicten zijn van een realiteit, of materialisaties van hersenspinsels.
Wat is echt, en wat niet? De tot leven gekomen schaduwwereld laat Crimps apocalyptische afgrond dieper gapen, aan de verbeelding wordt daardoor minder overgelaten. Dat wringt: Crimps tekst dwingt de toeschouwer vooral zijn eigen werkelijkheid te creëren.
Als Chris het dagboek leest, ontdekt hij dat De City uit de titel verwijst naar Clairs gemankeerde scheppingswereld, waarin alles een mislukte (literaire) poging is om te duiden – ook Mohamed, nachtzuster Jenny, hun eigen kind. ’De City’ legt daarmee de vinger op de ongemakkelijkheid van ons ’vastklampen’ aan het bestaan. Een schrijnend tijdsbeeld.