IN HET LICHAAM VAN EEN BURGERLIJKE DAME VESTIGT ZICH DE GEEST VAN EEN DRANKZUCHTIGE FEMME DU MONDE
In kringen van de New Age is 'reincarnatie' een gevleugeld woord. Ook in oosterse religies is zielsverhuizing en wedergeboorte geen onbekende. En zelfs de Engelse filosoof Alfred Ayer, die zijn leven lang bekend heeft gestaan als een 'uiterst kritische atheistische filosoof', vindt het in het kielzog van een bijna-doodervaring de moeite waard verschillende mogelijkheden van overleven in de dood, waaronder bijvoorbeeld reincarnatie, te gaan onderzoeken. Toch blijft het thema 'reincarnatie' nogal obscuur. De principiele afwijzing ervan in zowel de katholieke als de protestantse christelijke theologie is een reden, een andere is de geringe precisie, om niet te zeggen ongrijpbaarheid van het begrip. Volgende week zaterdag houdt de Antroposofische Vereniging een themadag over reincarnatie en karma. H. Verbrugh is universitair hoofddocent in de Vakgroep Filosofie, Ethiek en Geschiedenis van de Geneeskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam; hij is arts, lid van de Antroposofische Vereniging in Nederland en actief binnen de Stichting 'Skepsis'.
In andere situaties ligt dat minder eenduidig. ". . . ook Pieter Barten (kwam) in zijn praktijk historische beroemdheden tegen. Onder anderen Sir Francis Drake, een zeerover ten tijde van koningin Elisabeth I. En Anna Boleyn, de tweede vrouw van Hendrik de Achtste en moeder van Elisabeth I" . Dit is een citaat uit een interview (De Telegraaf, 3 oktober 1992) met een 'reincarnatie-filosoof en regressie-therapeut', zoals Barten zich zelf noemt.
Op vragen naar eventuele waarheidsgehalte van deze reincarnaties vinden we in het interview geen commentaar. Wel claimt Barten therapeutische successen. Per se ongeloofwaardig is dat niet. Er zijn vele vormen van psychotherapie en ze kunnen soms heel effectief zijn. Voor de kans op succes is de kwaliteit van de relatie tussen client en therapeut belangrijker dan het waarheidsgehalte van diens theorie. Los daarvan kunnen de ervaringen van zijn clienten reeel zijn. Maar eventuele therapeutische effectiviteit van de ervaringen van de client pleit - vanuit de theorie van de psychotherapie - eerder tegen dan voor de realiteit van deze ervaringen.
Bovendien is dit therapeutische werk van op zichzelf opererende therapeuten principieel oncontroleerbaar. Een onderzoeker die geinteresseerd is in de realiteit van de verhalen over vorige levens is daarom veel meer geinteresseerd in het denken en doen van reincarnatie-therapeuten die zich wel controleerbaar opstellen. De eerste stap tot zulke controle is de organisatie in een beroepsvereniging. Zo een organisatie bestaat sinds 1989: de Nederlandse Vereniging van Reincarnatie Therapeuten. Haar leden hebben tot nu toe weliswaar niet kunnen aantonen dat de ervaringen van hun clienten reele herinneringen aan een vorig leven zijn, maar de onderzoeker die zich met kritische vragen tot hen wendt krijgt in ieder geval serieuze antwoorden.
Toch doet zich ook in de meest wetenschappelijk gefundeerde reincarnatietherapie de handicap voor dat het daarbij in de eerste plaats om therapie gaat. Neem iemand die in een diepe levenscrisis verkeert. Een psychotherapeut helpt hem daaruit door hem gebeurtenissen te laten (her)beleven die zich voordoen als herinneringen aan een vorig leven. De betreffende zal vaak willen geloven dat het daarbij om reele reincarnatie-ervaringen gaat. En vandaar is het maar een kleine stap naar het verschijnsel van de zelf-attributie: een probleem in het huidige leven wordt teruggevoerd op een 'oorzaak' in een vorig bestaan, en vervolgens gaat men zich zo gedragen dat dat oorzakelijk verband ook steeds overtuigender wordt - eerst alleen subjectief, later ook in de vorm van ook voor anderen waarneembaar gedrag.
De amusementswaarde en de vermeende of reele therapeutische werkzaamheid van reincarnatie-verhalen vormen dus een ernstig obstakel voor serieus onderzoek daarnaar. Vaak blijken allerlei verhalen over vermeende vorige levens ook eenvoudiger via andere mechanismen verklaard te kunnen worden. Goede voorbeelden heeft Jan Willem Nienhuys gegeven in zijn voor de Stichting Skepsis geschreven 'Skeptische Notitie' over reincarnatie.
We kunnen de zaken die mensen zich menen te 'herinneren' indelen in algemeen bekende gegevens (die bij voorbeeld in encyclopedieen te vinden zijn) en details die alleen bekend kunnen zijn aan mensen die daadwerkelijk in de concrete omstandigheden van vroeger geleefd hebben. Bij nader onderzoek blijkt er soms een discrepantie te bestaan in de juistheid van de beide typen mededelingen. De algemeen bekende dingen uit 'reincarnatie'-herinneringen zijn wel juist, maar de kleine details niet.
De wetenschapsleer zegt dat een eenvoudiger verklaring de voorkeur verdient boven een moeilijkere. Daaruit zouden we mogen afleiden dat de betreffende persoon zijn 'herinneringen' niet uit een vorig leven heeft, maar, onbewust ergens anders heeft opgepikt. "Reincarnatie is op wetenschappelijke gronden niet uit te sluiten" , concludeert Nienhuys dan ook. Maar "een bewijs op grond van herinneringen aan een vorig bestaan . . . ontbreekt.
Niet bekend
Tegen de achtergrond van zoveel twijfel, onzekerheid, scepsis en afwijzing is er bijna moed voor nodig om het denkbeeld van de reincarnatie in de theologie in het openbaar te verdedigen. Iemand die dat doet is Karel Douven SJ, die in zijn boek 'Het Christendom op weg naar de 21e eeuw' een theologisch pleidooi houdt voor reincarnatie als een alternatieve eschatologie tussen het fundamentalistisch aandoend geloof aan een Wederopstanding en een even onbevredigend nihilisme dat na de dood niets anders dan een zwart gat wil zien.
Wil het christendom in de toekomst werkelijk een religie voor de hele mensheid worden, aldus Douven, dan zal het alle mensen moeten aanspreken - ook degenen die hun identiteit ontlenen aan een cultuur waarin reincarnatie vanzelfsprekend is. Niet-westerse culturen en filosofische systemen verdienen in een toekomstige, wereldomspannende christelijke theologie alleen al daarom serieuzer genomen te worden dan tot nu toe, en in veel daarvan speelt reincarnatie een centrale rol.
In die visie krijgt hij steun van Heinz Kimmerle, sinds vorig jaar bijzonder hoogleraar in de Grondslagen van de interculturele filosofie aan de Erasmus Universiteit. In zijn lezing 'De Dood is (g)een Einde' refereerde hij aan verschillende westerse en niet-westerse visies op reincarnatie. Terloops verwees hij ook naar de Engelse filosoof Alfred Ayer, die zijn hele leven lang bekend heeft gestaan als een 'uiterst kritische atheistische filosoof', maar in het kielzog van een bijnadood-ervaring "het de moeite waard (is gaan vinden) verschillende mogelijkheden van overleven in de dood, waaronder bijvoorbeeld reincarnatie, . . . te gaan onderzoeken" .
Interculturele filosofie is niet het enige wijsgerige vakgebied waarop inspiratie kan worden gevonden voor nieuwe gedachtenvorming over reincarnatie. Ook de kenleer van de wijsgerige antropologie kan daaraan bijdragen. Deze maakt dankbaar gebruik van de revolutionaire vooruitgang die zich sinds een aantal jaren in de neurowetenschappen voordoet. Het bewustzijn, dat onder invloed van het behaviorisme uit de filosofie en wetenschap verdwenen was, is opnieuw een centraal thema geworden in prille vakgebieden als 'cognitieve neurologie'. Kwesties als de relatie tussen lichaam en geest, de werkingsmechanismen van perceptie en herinnering, en de vraag hoe de persoonlijke identiteit van de mens samenhangt met zijn zenuwstelsel en zijn lichaam als geheel, leiden tot een nieuwe wisselwerking tussen filosofie en empirische wetenschap. Dat heeft directe weerslag op het het mensbeeld en werpt indirect dus ook nieuw licht op het probleem van de reincarnatie.
Zo zijn er aanwijzingen dat informatie die in beeld-vorm het centrale zenuwstelsel binnenkomt in een ander subsysteem verwerkt wordt dan informatie die binnenkomt in de vorm van woorden of begrippen. Nu doen reele of vermeende herinneringen aan vorige incarnaties zich altijd in innerlijke beelden voor, terwijl de communicatie erover gewoonlijk in woorden en begrippen plaatsvindt. Daar ligt dus een 'vertaal'-probleem en de recente ontwikkelingen in de 'neurofilosofie' kunnen daar waarschijnlijk interessant licht op werpen.
Vooralsnog helpt dit alles ons niet veel verder ten aanzien van de vraag in hoeverre reincarnatie feit of louter fictie is? Er ontbreekt iets in het verhaal - in zekere zin de harde kern van het probleem. In alles wat tot nu toe gezegd is, komt niets voor dat reincarnatie louter als probleem onontkoombaar maakt. Orthodoxe christenen die reincarnatie afwijzen als zondige hoogmoed, sceptici die haar zien als projectie van on- of halfbewuste gevoelens, filosofen en wetenschapsmensen die na een kritische analyse tot negatieve conclusies komen, en van de weeromstuit ook mensen die gevoelig zijn voor New Age en intuitief van de realiteit van reincarnatie overtuigd zijn, hoeven op grond van dit alles hun mening niet te herzien. En de lezer die van zich zelf niet warm of koud van reincarnatie wordt, kan het hele verhaal al helemaal langs zich af laten glijden.
Dat is met name voor een groep zeer onbevredigend: de antroposofen. Enerzijds hoort karma en reincarnatie tot de kern van de antroposofie, anderzijds leeft in de bijbehorende filosofie een vrij sterke kritische gezindheid. Verhalen over gestorvenen die in spiritistische seances mededelingen doen over hun vorig leven worden met grote scepsis bejegend. Op zichzelf zijn zulke verhalen misschien niet oninteressant voor de gedachtenvorming, maar met reincarnatie hebben ze weinig te maken.
De inzichten op grond waarvan antroposofen niettemin positief tegenover reincarnatie staan zijn niet eenvoudig. Wellicht is hun bijdrage daardoor tot nu toe niet goed over het voetlicht gekomen. Toch is het nuttig daar iets over te zeggen, juist omdat ze reincarnatie enerzijds voor waar houden, maar anderzijds uiterst kritisch staan tegenover lichtgelovige duidingen van ervaringen daaromtrent.
Antropofosen huldigen slechts een absoluut beginsel: de vrijheid van de mens. Daaruit volgt voor hen logischerwijs dat geen enkele opvatting, overtuiging of argumentatie over wat de mens is of zou moeten zijn ooit een onontkoombaar dwingend karakter kan hebben. Rudolf Steiner mag dan in een hecht doortimmerde analyse hebben betoogd dat een goed begrip van de mens zonder het denkbeeld van karma en reincarnatie even ongerijmd is als het idee dat levende wezens zouden kunnen ontstaan uit levenloze materie (de oude generatio spontanea) - wie het zo niet zien wil, kan dit betoog terzijde leggen.
Precies datzelfde kan men doen met een meer eigentijdse uitwerking van Steiners analyse. Volgens nu algemeen gangbare opvattingen is de mens een produkt van zowel al datgene wat in de erfelijkheid verankerd ligt als van wat uit de omgeving op de biologische 'erfmassa' inwerkt. Het 'ik' zou dan louter als een bijverschijnsel ontstaan uit dit samengaan van genetische en sociaalpsychologische effecten.
Door de vooruitgang in de wetenschap zijn de mogelijkheden van genetische manipulatie en beinvloeding van omgevingsfactoren zo sterk toegenomen, dat het beginsel van de vrijheid van de mens alleen gewaarborgd kan blijven als er in het mensbeeld van de toekomst een derde 'component' wordt opgenomen. Deze wordt in de antroposofische terminologie meestal aangeduid als de 'wezenskern' of 'karmische essentie', die door meerdere incarnaties heen zich zelf blijft. Doordat deze de verschillende incarnaties binnen de sfeer van het leven met elkaar verbindt, kan hij de mens vrijwaren van de manipulatiebegeerte van de moderne wetenschap - aldus deze nadere uitwerking van het idee van karma en reincarnatie. Dwingend is deze opvatting voor antroposofen niet, maar ze kan ons wel een nauwkeuriger zicht geven op een onzichtbare werkelijkheid, zoals iemand die door een microscoop kijkt meer van de zichtbare werkelijkheid ziet.
Uiteindelijk blijft ons denken over reincarnatie vergelijkbaar met de denkbeeldige dialoog van twee embryo's tijdens een tweelingzwangerschap. "Zou er een leven na de geboorte zijn?" vraagt de een. "Dat kunnen we niet weten," antwoordt de andere. "Er is er immers nog nooit iemand teruggekomen."