De stad Bachmoet is het toneel van de hevigste slag van de oorlog. De stad zélf is de frontlinie, terwijl er nog enkele duizenden mensen wonen. Geraakt worden of niet: het lijkt een loterij.
Haar hand voelt koud aan. Ze heeft haar handschoenen heus wel bij zich, antwoordt Halyna Aleksejevna (86) wat verstrooid. Ze trekt ze uit haar jaszak als bewijs, maar moffelt ze er ook meteen weer in weg. “We moeten daarlangs, want hier ligt te veel glas”, zo gidst ze de Trouw-correspondent het plein over.
Dan slaat enkele honderden meters verderop een mortiergranaat in: precies in een klein torentje op het dak van een woonblok. Een luide knal klinkt, een licht flitst op, puin rolt van het schuine dak, glas valt in scherven uiteen op de grond en een oranjekleurige rookwolk verschijnt. De vrouw kijkt even opzij, maar houdt dan haar ogen weer op het licht-besneeuwde en glad-bevroren plaveisel gericht. “Stapje voor stapje”, zo prent ze zichzelf in.
Na wekenlange strijd in loopgraven rond de stad is nu Bachmoet zelf het front. De industriële wijk in het oostelijke stadsdeel, waar zich onder andere een champagnefabriek met wijnkelders bevindt, is al onder controle van de Russen. De woonwijk aan dezelfde kant van de rivier, Zabachmoetka, nog niet. Daar klinkt het geratel van machinegeweren.
Er wordt van straat tot straat en zelfs van huis tot huis gevochten. Tot nu toe houden de Oekraïners de vijand uit het centrum weg — waar Halyna Aleksejevna woont. Maar omdat zowel het centrum als Zabachmoetka op een glooiing zijn gesitueerd, is Bachmoet een dankbaar landschap voor artillerieduels. De klappen zijn oorverdovend. En omdat de strijdende partijen zich zo dicht bij elkaar bevinden vervaagt het onderscheid tussen inkomend en uitgaand vuren: Bam-BAM, klinkt het. Bam-BAM… Geraakt worden of niet: het lijkt een loterij.
Met haar boodschappenkarretje gevuld met levensmiddelen stapt Halyna Aleksejevna de stoep op die naar haar huis leidt. In het zogeheten Cultuurpaleis, het gemeenschapscentrum midden op het centrale plein waar ze net vandaan komt, is een humanitaire hulppost ingericht; dat wordt gerund door volonteri, ofwel vrijwilligers.
Haar ledematen mogen dan gevoelloos zijn geworden voor de kou, aandacht voor haar uiterlijk heeft de vrouw wel degelijk. Ze draagt haar sjieke mantel, gespte haar gelakte tasje om en kleurde haar wimpers met fijne lijntjes oogschaduw. “Watertje, ik kreeg een watertje”, zegt ze, terwijl ze liefkozend naar de grote petfles op het karretje knikt. In Bachmoet ontbreekt het de bewoners al maanden aan gas, elektriciteit en stromend water. De rivier is het front, dus water putten gaat niet.
Bam-BAM… Zoals de meeste achtergeblevenen in Bachmoet brengt de vrouw het grootste deel van de tijd in de kelder door. Haar flat van tien verdiepingen staat nog overeind, maar in de gevel gapen grote gaten. Ramen zijn er allang niet meer. “Zie je hoe ons huis is gebombardeerd. Je kunt er niet verblijven.” In haar portiek, het derde, wonen nog 21 mensen, van wie er 17 in de kelder wonen. “Straks ga ik de trap af. Er is een kacheltje, dus het is er tenminste lekker warm. Ik heb er een bed.” Halyna Aleksejevna stopt even en vouwt haar handen knusjes ineen.
Weg gaan uit Bachmoet wil ze niet, zegt ze. “Het zal snel voorbij zijn. Dan zullen we in vrede leven.” De vrouw herinnert zich de Tweede Wereldoorlog nog, zegt ze, zonder erover uit te wijden. Ze leerde de psalmen 26 en 90 uit haar hoofd. Die spreekt ze elke ochtend en avond hardop uit. “Ik denk dat dat helpt. Echt, het helpt.” Ze is alleen. Haar man overleed lang geleden en kinderen heeft ze niet. Toch is haar afscheid moederlijk. “U heeft een gevaarlijk beroep. Denk om uw gezondheid”, zegt ze.
Schietend van tuin tot tuin
Volgens schattingen bleven zo’n vijfduizend van de zeventigduizend bewoners achter in Bachmoet. Dat zijn niet alleen maar ouderen, zo blijkt. Na een volgende dubbele klap – minder dichtbij, zo lijkt het – arriveren Natalia Dennyk en haar 14-jarige zoon Dima net op tijd bij het Cultuurpaleis om dekking te zoeken tegen de kleine stukjes glas en plastic die desondanks een seconde of tien later uit de lucht komen vallen.
Ze wonen in Zabachmoetka, vertelt de vrouw, de wijk waar de Russen en de Oekraïners schietend van tuin tot tuin gaan. Om in het centrum te komen moeten ze een pontonbrug oversteken die van puin en pallets is gemaakt. De bewoners zijn er schietschijf. “We luisteren heel scherp om te begrijpen waar het vandaan komt”, zegt ze, terwijl ze haar hand ter illustratie achter haar rechteroor houdt. “Vandaag is het hier in het centrum heftiger dan bij ons.”
Natalia Dennyk is vastbesloten te blijven, vertelt ze. “Elders kennen we niemand, en een flat huren is te duur. Ik vrees dat we dakloos zijn als we vertrekken”, zegt ze. “Dus wachten we, en hopen we dat het beter wordt.”
“Morgen zijn er fonariki - zaklampen”, roept haar zoon ondertussen enthousiast, die scherp in de gaten houdt welke humanitaire hulp er aangeboden wordt. Het gaat naar omstandigheden goed met de tiener, vindt diens moeder. “Kinderen gedragen zich als hun ouders”, weet ze.
“Als ik rustig ben, is hij dat ook. Onze buren waren hysterisch en kregen paniekaanvallen, dus huilden hun kinderen ook. Zij zijn gevlucht, maar wij houden het vol.” Verbeten zeult ze haar boodschappenkarretje met hulppakket en waterfles van het trappetje af, het gladde plein op. “En nu gaan we, gauw-gauw, terug naar huis.”
Sommigen blijven uit principe in Bachmoet. Zoals Igor Gomitsj (58), die zijn pakket op de bagagedrager van zijn fiets laadt. Hij woonde in Zabachmoetka, onthult hij, maar nadat hij een enorme kogel vond in de schutting van zijn huis – hij houdt zijn duim en wijsvinger een centimeter of vijftien uit elkaar – verkaste hij naar een andere wijk.
Daar schuilt hij nu twaalf tot veertien uur per dag in de kelder. “Ik werd geboren in Artemovsk, ik woon in Artemovsk en (hij houdt even pauze)… welnu, hoe lang het me lukt hier te overleven weet ik niet”, concludeert hij.
Artemovsk is de naam die de communisten de stad in 1924 gaven, ter ere van Artem, een regionale Bolsjewiekenleider. In 2015 werd de naam in het kader van ‘decommunisatie’ gewijzigd in Bachmoet, de oorspronkelijke naam. “Artem was geen partijbons, maar een vakbondsleider. Hij kwam op voor de mensen”, legt Igor Gomitsj uit. De man is boos. “Vraag alstublieft aan uw regering geen wapens te sturen. Stuur levensmiddelen maar geen wapens. Anders duurt deze oorlog eindeloos, begrijpt u? Eindeloos.”
Evacuatie
De mensen die nu nog de stad verlaten, doen dat omdat het echt niet anders kan. Zoals Olga Koetsenko, een vrouw van halverwege vijftig, met haar oude vader. Ze zit met betraande ogen in een evacuatie-busje bij het humanitaire centrum aan de westrand van de stad. Daar klinken de explosies bijna net zo hard, maar is beduidend minder schade. Buurtbewoners tappen er flessen water uit een watertank; rond hen heen zwermen hulpverleners en journalisten.
Vier dagen geleden kwam haar man niet thuis van zijn zoektocht naar de humanitaire hulp, vertelt de vrouw. Pas twee dagen later hoorde ze dat hij bij een bombardement was omgekomen. Zijn lichaam was aan stukken gereten, en dus onherkenbaar. “We hebben hem niet eens kunnen begraven”, zegt ze.
Nu ze besloten heeft om te vertrekken wil ze ook zo snel mogelijk weg. Gisteren sloeg er een straat verderop weer een raket in. “We hadden alles in onze kelder: verwarming, een voorraad hout, water en voedsel”, vertelt de vrouw, met een zweem van spijt in haar stem. “Maar nu is mijn man dood. Wij bleven achter. Dus gaan we naar de kinderen”, zegt ze dan resoluut. Haar kinderen vertrokken al eerder met hun gezinnen uit de stad.
“Een terugkeer naar Bachmoet zal niet mogelijk zijn”, denkt Olga Koetsenko. “Maar ik hoop dat ik mijn huis ooit nog terugzie. Al is het maar eventjes.”
Lees ook:
Tussen de kapotgeschoten huizen gaat het leven in Oekraïne door
Fotojournalist Eddy van Wessel maakte verscheidene reizen naar de frontgebieden in Oekraïne. Veerkracht is het belangrijkste wapen van de inwoners. ‘Oekraïners weigeren slachtoffer te zijn.’