'In die tijd leken de heuvels wel bergen'
Willem de Bruin (1951), journalist:
"Op elke Oosterbeekse straathoek ligt de oorlog. Het dorp was in september 1944 het toneel van de Slag om Arnhem. Er is een militaire begraafplaats, een museum en op veel plaatsen staan bordjes die beschrijven wat zich daar heeft afgespeeld. Dat mensen Oosterbeek nauwelijks kennen als kunstenaarsdorp is niet gek. De oorlogsgeschiedenis onttrekt dat element aan het zicht.
'Het Nederlandse Barbizon' werd Oosterbeek in de negentiende eeuw wel genoemd, naar het Franse dorp waar Parijse kunstenaars als eerste en plein air - in de buitenlucht - werkten. Schilders als Anton Mauve, Paul Gabriël en de gebroeders Maris kwamen naar het Gelderse dorp, aangetrokken door het on-Nederlandse landschap.
Ze kwamen voor de brede uiterwaarden en de glooiende heuvels. Door de ligging aan de rand van de Arnhemse stuwwal kende het dorp grote hoogteverschillen. Nu vinden we dat bescheiden verhoginkjes, maar in die tijd waren het bergen, voor wie nooit buiten de landsgrenzen had gekeken.
De pittoreske boerderijtjes oefenden een sterke aantrekkingskracht uit op schilders die nog met een half been in de Romantiek stonden en even vergaten dat de boeren hier op hun zandgronden een zwaar bestaan leidden. 'Je moet hier zijn geweest', schreef Mauve vanuit Oosterbeek aan zijn vriend Willem Maris, 'dit is het mooiste land dat ik ken.'
Met de kunstenaars trokken ook steeds meer welgestelden naar de Veluwezoom, onder wie de zeer vermogende schrijver Johannes Kneppelhout, die vlak daarvoor onder het pseudoniem Klikspaan faam had verworven met zijn 'Studenten-typen'. Rijkelui als hij lieten buitenplaatsen aanleggen in Oosterbeek en vervulden vaak een belangrijke rol als mecenas en kunstverzamelaar. Dat leidde wel tot wat spanningen, omdat de kunstenaars weliswaar profiteerden van hun begunstigers, maar zich ook stoorden aan de landhuizen die de Gelderse vergezichten aantastten waarop zij zo verliefd waren geworden.
Oosterbeek beleefde zijn bloeiperiode als kunstenaarskolonie in de jaren 1850-1860. De komst van vermogende bankiers en zakenmensen bracht schilders ertoe om in tegengestelde richting te vertrekken, onder meer naar Den Haag. 'Beschaving heeft natuur verdrongen', dichtte de schrijver Jacob van Lennep destijds, 'en niets gespaard.' Rond de eeuwwisseling probeerde een clubje schilders onder leiding van Théophile de Bock de kunstenaarsgemeenschap aan de Veluwezoom nieuw leven in de blazen, maar dat leverde weinig meer op dan een kortstondige bloei.
Vooral wilde ik beschrijven hoe negentiende-eeuwse veranderingen in Nederland op het gebied van politiek, kunst en economie hun weerslag hadden op een plaats als Oosterbeek. En ook wilde ik laten zien van hoeveel waarde het dorp is geweest voor de ontwikkeling van een groep kunstenaars die later de Haagse School zou vormen. Daarmee zetten zij de Nederlandse landschapskunst internationaal op de kaart."
Willem de Bruin: Je moet hier zijn geweest. Oosterbeek. Nederlands eerste kunstenaarskolonie. Atlas Contact, Amsterdam; 336 blz. euro 24,99
undefined