In de stilte van het weidse water
In Domburg, waar Mondriaan zijn 'Pier en oceaan' schilderde, vindt Abel vakantiewerk, kijkt naar de zee en ontdekt de erotiek
In de herfst van 1914, kort na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, beleefde Piet Mondriaan een doorbraakmoment. Afgesneden van zijn Parijse domicilie door de oprukkende Duitse legers streek hij neer in het kunstenaarsdorp Domburg waar hij al eerder met vrucht had gewerkt. Binnen een paar weken ontstond daar de reeks 'Pier en oceaan' die Mondriaans definitieve overgang naar de abstractie bezegelt. De geometrische structuur in deze schilderijen lijkt geïnspireerd door de paalhoofden, zo karakteristiek voor de Zeeuwse stranden.
'Pier en 0ceaan' heet ook de nieuwe roman van Oek de Jong. Het is een trefzeker gekozen titel. Domburgs artistieke erfenis (die niet alleen Mondriaan insluit, maar ook schilders als Jan en Charley Toorop en de dichter J.C. van Schagen), de voor de kust gelegen overblijfselen van een Romeinse, aan een lokale moedergodin gewijde tempel, de in de oneindige zee tastende en borende paalhoofden, de gestadige beurtgang van eb en vloed, het zijn allemaal elementen die een doorbraak markeren in de ontwikkeling van Abel Roorda, een van de drie hoofdpersonen in deze familiegeschiedenis. Na zijn eindexamen gymnasium heeft hij vakantiewerk gevonden in een restaurant; in de avonduren ontdekt hij naast al het verhevene dat Domburg biedt ook de zoveel aardsere drie- eenheid van seks, drugs en rock en roll. Ze completeren zijn coming of age.
Abel (die ook iets van een Kaïn heeft) is een verwarde doornbos die zijn twijfels en onlustgevoelens verbergt achter een stekelige arrogantie. Af en toe wordt het hem te machtig en timmert hij er op los of laat zich slaan. Tegelijk leeft in hem de vage notie van een andere werkelijkheid die zich schuil houdt in de stilte van verlaten polders en het weidse water van de Schelde. Hij gebruikt er woorden voor als 'onsterfelijk' en 'eeuwig', maar beseft dat die op geen stukken na dekken wat hij vermoedt en verlangt: de harmonieuze eenheid van tegendelen waarvoor de theosoof Mondriaan in 1914 het beeld schiep van de door een ovaal omsloten pier en oceaan. Abel zal er pas taal voor vinden nadat hij zich heeft ontpopt tot de schrijver die in 1971 in hem sluimert en die pas opstaat zodra hij heeft besloten naar Amsterdam te trekken en daar aan het werk te gaan. Die nieuwe fase in zijn bestaan valt buiten het bestek van de roman. Maar als we een voorstelling zouden willen maken van de volwassen Abel, mogen we gerust denken aan Oek de Jong, de romancier die ons achthonderd bladzijden in de ban houdt dankzij een hecht maar nooit opdringerig netwerk van indringende beelden en telkens terugkerende motieven. Zo is er overal de beweging van het water, in Friesland, Zeeland en Bretagne, en die vertaalt zich in de nu eens kalme en dan weer heftige golfslag van het verteltempo.
Lezers die vertrouwd zijn met Oek de Jongs werk zullen in Abel de hoofdpersoon van 'Opwaaiende zomerjurken' (1979) herkennen. Ook deze Edo had moeite met het bepalen van zijn houding, leefde op voet van oorlog met alles en iedereen, worstelde met de ontluikende erotiek en probeerde verwoed een systeem te ontwerpen dat de chaos in zijn hoofd kon transformeren tot een zinvolle samenhang. Het is geen toeval dat hij omstreeks zijn achttiende vakantie hield bij een oom en een tante met een huis dat ontworpen was volgens de principes van Mondriaan en zijn constructivistische geestverwanten.
Waar Edo's verhouding tot zijn moeder een kwestie is van 'niet met maar ook niet zonder' (wat een zware hypotheek legt op de omgang met de vrouwen die na haar komen), daar wordt Abel ons voorgesteld als een kind dat beklemd zit tussen twee ouders en hun wrakke huwelijk. In 1944 vonden Lieuwe Roorda en Dina Houttuyn elkaar in gemeenschappelijke dromen, idealen, interesses en last but not least ook hun beider gereformeerde geloof. Hun zevenjarige, in kuisheid doorgebrachte verlovingstijd was kenmerkend voor het Victoriaanse tijdperk waaraan pas een einde kwam toen in de jaren zestig de pil en de minirok in zwang kwamen. Wanneer Lieuwe en Dina eindelijk seks met elkaar hebben (nota bene nadat haar erotisch zintuig tijdens een kortstondige lesbische relatie is wakker gekust), wordt ze meteen zwanger. Ze trouwen overhaast, zoveel mogelijk camouflerend van wat anno 1952 als de ultieme schande geldt, hij maakt al gauw carrière, en nog voordat het gezin met vijf kinderen op volle sterkte is, blijkt de echtverbintenis te zijn verzand in sleur, onbegrip en toenemend ongenoegen. Het is Abel die zijn moeder ten slotte zal adviseren om voor zichzelf te kiezen en een echtscheiding te forceren.
Tot zover lijkt 'Pier en oceaan' op een roman van het type dat te karakteriseren valt met de aanhef van Tolstoi's 'Anna Karenina': 'Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, maar elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze'.
Jan Siebelink ('Knielen op een bed violen'), Doeschka Meijsing ('Honderd procent chemie') en Manon Uphoff ('De ochtend valt'), om maar wat recente voorbeelden te noemen, schreven indringend over het leed dat familie heet, vanuit zeer diverse invalshoeken en met wisselende belangen. Toch is er een beslissend onderscheid tussen deze romans en 'Pier en oceaan'. Het gaat Oek de Jong in de eerste plaats om het in kaart brengen van het krachtveld waarin een individu tot wasdom komt. We moeten zicht krijgen op ouders en grootouders om het kind te begrijpen.
Met zijn moeder deelt Abel de hang naar spiritualiteit, de neiging tot zelfverwerping, de eenzelvigheid, het wantrouwen en de levensangst. Hoewel hij in zijn vader de gladde praatjes, de manipulatieve strategieën en het egocentrische gedrag met afkeer beziet, betrapt hij zichzelf op dezelfde feilen. En dan is er nog de grootvader, een patriarch die voor het oog wil bedillen en controleren, maar in stilte treurt om de kansen die hij heeft laten liggen.
Moeder, vader en grootvader worden zo tot ijkpunten en oriëntatiebakens in Abels universum, niet alleen in psychologische maar ook in sociologische zin. Samen belichamen ze de Nederlandse identiteit anno 1950. Het is die identiteit, waarin discipline, ingetogenheid en verdrongen frustraties samenkomen, die samen met het ongerepte platteland tijdens de laatste decennia van de vorige eeuw achter de horizon is verdwenen. Wat rest zijn karakterloze nieuwbouwwijken bewoond door karakterloze consumenten, die zich heen en weer reppen tussen karakterloze industrieterreinen en dito winkelcentra. Aldus de adolescent Abel Roorda in een cultuurkritische tirade die vooruitloopt op de bezwaren tegen de geest der eeuw die de volwassen Andrea Simonetti in Oek de Jongs tweede roman 'Cirkel in het gras' (1985) ventileert.
'Pier en oceaan' is veel meer dan een puberteits- dan wel familieroman of een panoramische kroniek van de naoorlogse periode. Het boek neemt je op in zijn ritme, sleept je mee, houdt je vooral in de slothoofdstukken in spanning en ontroert ook menigmaal. Het kan zonder enige twijfel gelden als de bekroning van Oek de Jongs oeuvre.
Jaap Goedegebuure
Oek de Jong: Pier en oceaan. Augustus, Amsterdam; 808 blz. € 39,95
Lange intervallen
Oek de Jong(1952) schreef tot nu toe drie succesvolle romans: 'Opwaaiende zomerjurken' (1979), 'Cirkel in het gras' (1985) en 'Hokwerda's kind' (2002). Opvallend zijn de langdurige intervallen tussen de verschijningsdata van deze boeken.
Ze hebben te maken met De Jongs even bedachtzame als intuïtieve en gevoelsmatige manier van werken. Zijn romans plegen langzaam te groeien vanuit een aanzet die meestal niet meer omvat dan enkele scènes of een kort verhaal waarvan dan een of twee personages worden meegenomen naar een steeds verder uitdijend en transformerend geheel. Zo ontstond 'Hokwerda's kind' uit het verhaal 'Rubberen roos', dat in 1997 werd geschreven voor de Amsterdamse daklozenkrant. Het wordingsproces van deze derde roman is goed te volgen in het dagboek 'De wonderen van de heilbot' (2006).
'Pier en oceaan' zou aanvankelijk gaan over een jonge man die van de provincie naar Amsterdam verhuist en zich daar tot kunstenaar ontwikkelt. Uiteindelijk houdt het verhaal daar juist op. Verder grijpt Oek de Jong in zijn nieuwe roman terug op oude plannen voor verhalen over de Domburgse tijd van Mondriaan, het Goese Sas (een belangrijke, bijna mythisch geworden plek uit zijn jeugd) en de uit de Romeinse tijd daterende Nehalenniatempels aan de Zeeuwse kust.
undefined