Imamopleiding mislukte door verkeerde opzet
Door er een beroepsopleiding van te maken, ging het mis. Naar een brede, moderne theologiestudie zou wél vraag zijn geweest.
Het mislukken van de twee imamopleidingen wordt, naast deelname van te weinig studenten, geweten aan de islamitische gemeenschap. Die zou te verdeeld zou zijn om een eenduidig curriculum voor de imam te ontwikkelen. Andere factoren zijn organisatorische zwakte om met hoger onderwijsinstellingen afspraken te maken, wantrouwen tegenover de 'polderimam' en onvoldoende bereidheid om de aan uitbuiting grenzende arbeidsvoorwaarden voor de imam te verbeteren.
Het klopt dat de islamitische gemeenschap een aandeel heeft in deze situatie. Er zitten fundamentele kwetsbaarheden in het ontwerp van de opleiding waarvoor onderwijsinstellingen een deel van de verantwoordelijkheid dragen.
In de eerste plaats werd te veel gefocust op het beroep 'imam'. Echter, waar behoefte aan is en waarop logischerwijze de nadruk gelegd had moeten worden, is het ontwikkelen van een academische islamitische theologische opleiding. Hier ligt een verantwoordelijkheid bij de gevestigde universiteiten. Het ontwikkelen van een islamitische theologische opleiding vraagt om bijzondere inspanningen. De eerste is het erkennen dat de islam van betekenis is en een eigen theologiestudie behoeft, die de islam van binnenuit bestudeert en onderzoekt, zoals dat het geval is bij het christendom en het humanisme. De tweede inspanning betreft het wetenschappelijk personeelsbeleid. Zonder actief te investeren in wetenschappelijk kader met een islamitische achtergrond is een islamitische theologische opleiding onrealistisch. We hebben staatsecretarissen, burgemeesters, advocaten, rechters, zakenlieden, politici, chirurgen, schrijvers en allerlei andere hoogwaardige beroepsbeoefenaars met islamitische wortels, maar nog geen een theoloog van betekenis. Dat kan anders.
Een brede islamitische theologische opleiding is de basis voor een imamopleiding. Deze opleiding zou zich vervolgens breder moeten richten dan alleen op het gespecialiseerde beroep van imam of geestelijke. Hier ligt de tweede weeffout. Door de focus op de imam werd uit het oog verloren op welke andere domeinen een islamitisch theoloog dienstbaar kan zijn en om vervolgens toereikende onderwijsprogramma's te ontwikkelen. Er is bijvoorbeeld een nijpend tekort aan bevoegde islamleerkrachten in het basis- en voortgezet onderwijs.
De derde weeffout is dat men bij de introductie van de imamopleiding te veel heeft gegokt op studenten die volledig op een geestelijke functie gericht zouden zijn. Echter een islamitische theologische opleiding is ook een gewenste voorziening voor duizenden moslimstudenten (alleen de VU telt er al ruim 1700) die voor een ander beroep studeren. Dat deze behoefte bestaat, merk ik in de praktijk. Bij sommige islamitische vakken krijg ik moslimstudenten die psychologie, politicologie, sociologie en medicijnen studeren. Een islamitische theologische opleiding zou zich ook kunnen richten op niet-moslimstudenten. Dat dit kan, zie ik ook in mijn praktijk.
Kortom, er is noodzaak en behoefte aan een bredere opleiding waarin minstens bovengenoemde elementen in acht worden genomen. Wie zich wil specialiseren in het imamschap zou kunnen doorstromen naar een nog in samenspraak met de islamitische organisaties op te richten ambtsopleiding. Deze opleiding is alleen levensvatbaar als de islamitische gemeenschap haar beleid tegenover het ambt grondig herziet, haar religieuze infrastructuur openstelt voor stages, studie en onderzoek, vertrouwen uitspreekt in de kwaliteit van Nederlandse academische vorming en geen imams uit het buitenland toelaat.
undefined