"Ik wilde van de legendarische Kiste Trui een mens maken"
Lidy Nicolasen (1949) is schrijver en werkte als journalist voor de Volkskrant.
Lidy Nicolasen
De geuzendochter. De legende van Kiste Trui en de slag op de Mookerheide
Balans
288 blz. € 19,95
Ik kom uit Malden, een dorpje vlak onder Nijmegen. Als het warm was, gingen we zwemmen in een natuurbad in Plasmolen. Onderweg kwamen we dan in Mook langs een huis dat ‘Die Swaere Noodt’ heette. Ze zeiden dat die naam uit “de oorlog” kwam. Pas later begreep ik dat dat niet de Tweede Wereldoorlog was, maar de Tachtigjarige Oorlog.
Ik was nog een kind en moest nog journalist worden, maar toen dacht ik al: ik ga toch eens uitzoeken wat daar gebeurd is. Het heeft tot bijna mijn pensioen geduurd voordat ik ermee aan de slag ben gegaan en erachter kwam dat het te maken had met de Slag op de Mookerheide op 14 april 1574, aan het begin van de opstand tegen de Spaanse overheersing.
Legendarisch figuur
De Spanjaarden hebben die slag behoorlijk goed gedocumenteerd, maar voor Nederland was de Mookerheide meer een voetnoot. De Geuzen zijn daar in de pan gehakt en twee broers van Willem van Oranje zijn er gesneuveld; heel veel Geuzen zijn vermoedelijk verdronken of gestikt in het moeras daar vlakbij. Naar die ‘zware nood’ is dat huis waarschijnlijk genoemd.
Het probleem was dat er behalve een Spaans verslag geen documenten waren. Het gebied hoorde in die tijd bij het hertogdom Kleef, waar een aantal jaar geleden brand in het archief is geweest. Ik besloot daarom zelf maar een dorp uit de grond te stampen, op papier, en de geschiedenis zo dicht mogelijk te benaderen. Uit de beschrijving van de veldslag weet ik dat Lodewijk van Nassau op enig moment zegt: ‘Steek de huizen in brand’, omdat hij een rookgordijn wilde leggen. De mensen daar hebben veel geleden onder de slag. Er wordt zelfs gezegd dat de dorpsbevolking Lodewijk heeft omgebracht.
Wat me hielp, was dat er op de Mookerheide een legendarisch figuur rondspookte: Kiste Trui. Die werd zo genoemd omdat ze haar hele leven lang op zoek was naar de legerkist met daarin de verdwenen krijgskas van de Oranjes. Wat daarvan waar is, weet ik niet, maar ze heeft de geschiedenis overleefd, zoals vrouwen altijd de geschiedenis overleven, namelijk als een heks die haar gezin in de steek had gelaten, dat soort blabla.
Let op! Godsdienst.
Toen dacht ik: ik ga een mens van vlees en bloed maken van die Kiste Trui die daar in dat huis woont. In mijn boek is ze tijdens de Slag een meisje van een jaar of tien. Ze is ook de geuzendochter uit de titel, maar hoe dat zit, vertel ik nu niet, want het is ook een beetje thrillerachtig. En heeft ze die kist nou echt gevonden?
Het was mooi om dat verhaal te vertellen. Weet je, alles uit de zestiende eeuw is je vreemd. Hoe waren de scholen? Wat aten ze? Je moet er heel erg voor oppassen dat je alles in die eeuw boertig laat zijn; het was een tijd van godsdiensttwisten, de mensen waren toen heel serieus met religie bezig.
Wij hebben de neiging om daar een beetje gekscherend over te doen en ik hoop dat ik hun geloofsijver niet belachelijk heb gemaakt. Trui’s moeder Nella bijvoorbeeld laat zich door niemand haar geloof in de heilige Maria afpakken: zo’n rotsvast geloof, dat kunnen we ons nu nauwelijks meer voorstellen.
Toen ik aan het boek begon, was ik nog te veel journalist, bang om buiten de feiten te treden, ik moest echt een knop omdraaien. In een roman wil je het mysterie de ruimte geven en kun je dingen in het vage laten. Wij weten maar weinig van onze eigen geschiedenis, maar als je er een mooi verhaal van maakt, dan beklijft het veel beter. Ik bedoel: het is toch gek dat ik daar ben opgegroeid en helemaal niks wist van de Slag op de Mookerheide?”