'Ik verdraag niet langer de middelmatigheid'
In een open brief aan zijn moeder probeert de Marokkaanse schrijver Abdellah Taïa uit te leggen waarom hij openlijk voor zijn homoseksualiteit uitkomt en willens en wetens een van Marokko’s grootste taboes doorbreekt.
„Ik besef dat ik u pijn doe, en dat u zich zorgen maakt. Door mijn eigen naam te gebruiken stel ik me tentoon en maak me kwetsbaar. Stel ik ú tentoon, maak ú kwetsbaar. Ik sleep u mee in dit avontuur, dat voor mij en voor mensen als ik nog maar nauwelijks begonnen is: Eindelijk bestaan! Uit de schaduw treden! Het hoofd hoog houden! De waarheid zeggen, mijn waarheid! Abdellah zijn. Taïa zijn.”
Half april publiceerde Marokko’s bekendste homoseksueel, de ook in het Nederlands vertaalde schrijver Abdellah Taïa, in het Franstalige weekblad TelQuel een open brief aan zijn moeder, waarin hij haar ’het’ probeert uit te leggen.
Die brief komt niet uit de lucht vallen. In zijn in het Frans geschreven romans komt Taïa steeds openlijker uit voor zijn homoseksualiteit, en sinds twee jaar ook in interviews, óók in Arabischtalige kranten. En die worden, anders dan de Franstalige, wél gelezen door de mensen in de volkswijk Hay Salam in Salé, waar Taïa is opgegroeid.
De schrijver beseft dat hij zijn familie met zijn geleidelijke coming out niet alleen last heeft bezorgd – er wordt in de buurt over gekletst, men wordt nagewezen – maar ook heeft geshockeerd. „Omdat ik me als anders heb geopenbaard”, schrijft hij. „Iets wat u niet heeft zien aankomen. Een monster. Terwijl ik in uw bijzijn altijd zo vriendelijk was, zo vlijtig en welgemanierd.”
Het doet hem pijn dat zijn moeder zich vermoedelijk dagelijks afvraagt: ’Waar heb ik het aan verdiend, dit schandaal? Wat hebben we hem aangedaan?’ Taïa weet dat ze hem als een slechte moslim beschouwt en iedere dag voor zijn ziel bidt. Om een gerespecteerde, succesvolle zoon te zijn had hij alles anders moeten doen. „Ik ken Marokko. Er slagen, betekent geld hebben. Dat is het Marokkaanse ideaal. Net als u ben ik arm geboren, en arm opgegroeid, in Salé. Maar ik weiger me naar dat steriele Marokkaanse ideaal te voegen. Die platitude.”
Gevoel voor timing kan Taïa niet worden ontzegd. De afgelopen weken immers poseert de Marokkaanse regering als hoeder van de maatschappij, waarbij het land zich van een onaangename kant laat zien: de paar sjiieten die er rondlopen, worden op de huid gezeten (Marokko is overwegend soennitisch), een handvol Spaanse evangelisten, op heterdaad op ’bekeringsijver’ betrapt, wordt het land uitgegooid, en homoseksuelen wordt in ferme taal de wacht aangezegd.
Zo sprak een minister onlangs van ’stemmen die de laatste tijd in de media opgaan, die bepaalde verachtelijke en weerzinwekkende vormen van gedrag, die onze religieuze en morele waarden aantasten, proberen te rechtvaardigen’.
Geen Marokkaan die níet begrijpt dat de minister hier op homoseksualiteit doelde. Even daarvoor had de uit Nador afkomstige maar in Madrid wonende Samir Bergachi, oprichter en voorzitter van Kif Kif – een vereniging die strijdt voor gelijke rechten voor Marokkaanse homoseksuelen – het land bezocht, en een lans proberen te breken voor de Marokkaanse homoseksueel. Dat had nogal wat verontwaardigde reacties van conservatieven opgeleverd.
Taïa refereert hieraan in zijn open brief. „De wereld doet dezer dagen aan kritisch zelfonderzoek en verwelkomt Barack Obama als teken van hoop. En wat doet Marokko? Men jaagt ons weer eens angst aan. Het oude recept. Men voert ons terug in de tijd.”