’Ik had, als simpel ondernemertje, geen idee’

Albert Benthem, zijn vriendin Fenna en zijn geliefde rode Mercedes. 'Ik ben door die Benthem-zaak geen aangenaam mens geworden.' ( FOTO'S REYER BOXEM) Beeld reyer boxem
Albert Benthem, zijn vriendin Fenna en zijn geliefde rode Mercedes. 'Ik ben door die Benthem-zaak geen aangenaam mens geworden.' ( FOTO'S REYER BOXEM)Beeld reyer boxem

Vandaag 25 jaar geleden was garagehouder Albert Benthem failliet, gescheiden en geestelijk gebroken. Het was de dag dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg uitsprak dat de Nederlandse overheid hem onrecht had gedaan. Na dit Benthem-arrest moest de Nederlandse wet op de schop. En Benthem?

Ellis Ellenbroek

Uitvergrote knipsels hangen in de hal van zijn flat in Delfzijl. Krantenartikelen over het Benthem-arrest, dat basiskost is voor elke rechtenstudent. De verhalen heeft hij destijds ingelijst, mochten de kinderen nog eens komen, zegt Albert Benthem. Zijn vier zoons en zijn dochter ziet hij niet meer. Een levensgroot verdriet. Al zorgt de schoondochter die wel contact wil en met wie het nog blijkt te klikken ook, voor een sprankje hoop.

Dat Benthem-arrest geeft een akelig dubbel gevoel. Ja, hij is er best trots op, maar liever had hij gehad dat het niet zover was gekomen. „Ik ben er alles door kwijtgeraakt wat ik had, en dat was niet weinig. Het was mij eigenlijk alleen te doen om het openhouden van mijn toko.”

Exact een kwart eeuw geleden ging de naam van garagehouder Albert Benthem (30 november 1927) de geschiedenisboeken in, dankzij een oordeel dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg op 23 oktober 1985 uitsprak. Het Hof bepaalde dat de Friese garagehouder, in een conflict met de overheid over de vraag of hij lpg mocht verkopen, geen eerlijke rechtsgang had gehad. Nederland werd gedwongen zijn wetgeving aan te passen (zie kader Kroonberoep).

Het begint in het Friese Noordwolde. Benthem, boerenzoon, begint er na een gevechtsperiode in Indonesië, op zijn 26ste met zijn vrouw een garagebedrijf, midden in het dorp. Zijn bedrijf is zijn lust en zijn leven; hij kan er alles in kwijt. Autobedrijf Benthem groeit tot er zo’n twintig mensen werken. In de werkplaats, de plaatwerkerij en de autospuiterij beschikken zij over het nieuwste van het nieuwste op technisch gebied.

Benthem doet in Oost-Europese merken, Lada, Skoda, Trabant. „Trabi’s hebben wij bij bosjes verkocht. Ik kwam bij herhaling achter het IJzeren Gordijn.

„De omgang met mensen, schitterend. Ik had meer dan honderdvijfentwintig klanten in Amsterdam. Als iemand het in zijn hoofd haalde een tram uit de rails te rijden, stond ik er twee uur later met een leenauto.”

Zoet waren de dromen: dat de zoons Wolter, Arend, Anne en Mark – ze deden alle vier een auto-opleiding – elk een eigen zaak zouden hebben.

Toen lpg in de jaren zeventig in de mode kwam, wilde Albert Benthem die brandstof ook verkopen. „Het duurde vijf jaar voor ik dat rottige pompje had.” Ongeveer gelijktijdig met de opening, augustus 1976, werd de hinderwetvergunning voor de pomp weer ingetrokken. Een tank zo in de bebouwde kom van Noordwolde – de gastank van Benthem lag aan de overkant van de straat, naast een school – was in strijd met de aangescherpte milieuregels. De leveranciers van gas namen de garagehouder bij de hand en sleepten hem mee in een procesgang die na vele jaren eindigde bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. „Ik had, als simpel ondernemertje, geen idee wat er allemaal aan vast zat.”

Benthem ziet de slotzitting in Straatsburg nog voor zich. Een volle publieke tribune, eenentwintig rechters, de landsadvocaat met acht man, tientallen deskundigen van de gasindustrie en een hele meute van de milieubeweging. En hijzelf daar tussenin, met een heel pak stukken in de tas.

„Ze spraken Frans, ik verstond het niet, maar hoorde elk moment mijn naam. Ik dacht: We worden afgeslacht bij het leven. Ik maakte me geen illusies, maar in de lunchpauze kwamen er journalisten op mij af en die zeiden: Jullie zitten goed!

„Landsadvocaat Korthals Altes, een neef van de latere minister, sprak mij ’s avonds huilend aan op het toilet. Hij zei: Fijn dat u het gered heeft, maar wij zijn onze baan kwijt. Ik zei: Maakt u zich maar geen zorgen, ze hebben uw soort mensen nog nooit laten vallen.”

Een paar maanden later kwam de historische uitspraak, een klap in het gezicht voor Nederland. Wat Albert Benthem die dag deed en hoe hij het hoorde, weet hij niet meer. „Ik was ballebolle, het ging helemaal niet goed met mij. Begin 1984 was ik failliet gegaan en gescheiden. Ik woonde in een bejaardenwoninkje in Wolvega, daar zat ik de hele dag voor me uit te staren.”

Voor Benthem is alle persoonlijke malaise het logische gevolg van het getouwtrek om zijn lpg-pomp. Hij legt uit: om de pomp toch te kunnen exploiteren besloot hij zijn bedrijf te verplaatsen. Hij kocht 8,5 hectare in het buitengebied, maar de overheid wilde het bestemmingplan niet aanpassen, waardoor hij zijn bedrijf op die plek niet mocht voeren.

Met een scheef lachje: „Ik dacht slim te zijn, ik besloot geen belasting meer te betalen.” Wat er toen volgde, is een lang verhaal dat eindigde, naar Benthems zeggen, met het advies van de Belastingdienst een faillissement aan te vragen.

„Dan zou alles voor mekaar komen en kon ik verder. Het is het stomste wat ik ooit heb kunnen doen. Ik ging failliet en kwam tien weken in de bajes. Zat ik tussen criminelen en moordenaars. Gegijzeld! Alsof ik tien mensen koud gemaakt had, je houdt het niet voor mogelijk. Voor mijn gezin was alles zo’n vernedering dat mijn vrouw de scheiding aanvroeg.”

„Ik kwam in de bijstand. Als ik ergens naartoe wilde, moest ik vragen of ik met iemand mee kon rijden. En dan was ik nog niet in staat een kopje koffie aan te bieden, of een gebruikelijk etentje onderweg. Dan voel je je echt arm. Ik had niemand die naar mij omkeek. Als mijn kinderen of mijn ex naar mij hadden omgekeken, was het heel anders gelopen, denk ik.”

Hij had een schadevergoeding willen hebben van 4,2 miljoen gulden. Die had zijn advocaat voor hem moeten regelen, vindt hij. Maar: „Ik verwijt niemand iets.”

In Noordwolde bestaat garage Benthem nog altijd, op de oude plek aan de Hoofdstraat Oost. Oudste zoon Wolter Benthem (55) kocht de zaak in 1984 van de curator. Zijn broer Anne (48) werkt bij hem.

Van de bloeiende tent die het ooit moet zijn geweest, is niks meer over. De Hoofdstraat Oost oogt doods, met leegstaande winkelpandjes. Garage Benthem – geen uithangborden op de gevel, dat wil Wolter niet – is Seatdealer, maar veel nieuwe wagens verkoopt Benthem niet. De zaak moet het hebben van reparaties en klanten die komen tanken.

Soms begint een klant nog over dat legendarische arrest, maar breek Wolter en Anne de bek niet open over hun vader. Ook zonder dat arrest was hij zijn zaak en gezin kwijtgeraakt, dat weten de mannen wel zeker. Ze hebben flinke kritiek op diens bedrijfsvoering. Volgens Wolter waren het meer woorden dan daden. „Hij was altijd maar in dat kantoortje daar, liggend in zijn stoel, aan het praten. Dat kon hij goed.”

Anne: „Als je oude auto’s koopt om het personeel aan het werk te houden, maar die vervolgens niet verkoopt, dan doe je iets verkeerd.”

Vader Benthem begon een kwart eeuw geleden een nieuw leven. Noodgedwongen. Als hij niks om handen heeft, komen de verschrikkingen uit Nederlands-Indië boven. Vriendin Fenna is hij ’s nachts, tijdens nachtmerries, al twee keer te lijf gegaan. „De psychiater heeft gezegd: Leg een groot kussen tussen jullie in.”

De psychiater zei ook: Het kan me niet verdommen wat je doet, als je maar aan het werk gaat. Betaald werk zat er niet meer in, Benthem werd een soort beroeps-luis-in-de-pels.

Hij bemoeit zich met van alles en nog wat. Hij sprong, met lotgenoten, op de bres voor herziening van de Faillissementswet, trok aan de bel over misstanden in de bijstandswet en bij pensioenfonds ABP, en komt op voor betere nazorg voor jongens en meiden die zijn uitgezonden.

„Ik kan niet tegen onrecht. Ik ben op het ogenblik nog met zes advocaten bezig in verschillende zaken.” Ook al wint hij soms procedures, Benthem blijft aanlopen en opboksen tegen ondoorzichtigheid van regelgeving, fouten daarin en vooral, de moeizame communicatie met de overheid. Hij voelt zich verwant met leeftijdgenoot Jan Poot van ontwikkelingsmaatschappij Chipshol, die magistrale bedragen uitgeeft aan open brieven in de krant „omdat hij op een normale manier niet binnenkomt bij de overheid”.

„Ik overweeg – met als handicap dat het misschien vijf jaar duurt, en die heb ik misschien niet – om weer een procedure in Straatsburg aan te spannen tegen de staat, over de onmogelijkheid met de overheid te communiceren.”

De dealerclub waar hij lid van was, bood de failliete Benthem destijds een autootje voor de rest van het leven aan. „Het gebaar vond ik schitterend, heerlijk.” Toch bedankte hij, om zich geen bedelaar te voelen.

Rijden doet hij nu nog in zijn eigen rode Mercedes – liefst lekker hard – samen met Fenna, die hij via een contactadvertentie leerde kennen. „Ik had 34 aanbiedingen – Fenna was de laatste die ik bekeek.”

Benthems huidige project heet Deltaplan 3 en behelst een afsluitdijk voor de kust van Zeeuws-Vlaanderen, Nederland en Noord-Duitsland, helemaal tot boven Hamburg. Benthem overhandigt een compleet ontwerp. Zo’n dijk zou „een economische klapper van jewelste” worden, vol te bouwen met duizenden windmolens en zonnepanelen. In polders achter de dijk zou plaats zijn voor milieubelastende en hinderlijke activiteiten, zoals megastallen of het racecircuit van Zandvoort.

„De jongens van Greenpeace zeggen: Het is een aardig plan, maar het gaat ons petje te boven.” Benthem hoopt vurig dat jongeren Deltaplan 3 verder dragen. „Die stommigheid en onredelijkheid van bewindslieden, dat ze het niet overnemen. Als we die dijk leggen, hebben we een waterbergingsgebied van hier tot ginder. En het kost bijna niks.”

„Ik ben door die Benthem-zaak geen aangenaam mens geworden. Ik accepteer niks meer.”

Hij snapt wel dat sommigen hem een vervelende vent vinden, die zo nodig moet. Maar hij geniet van de fijne contacten die zijn strijd tegen onrecht hem opleveren. Van het dressoir pakt hij een lijstje met een foto van een promotie van een Groningse juriste. De promovenda heeft bij de foto geschreven dat niet iedereen de kans krijgt een legende uit de rechtspraak te ontmoeten. „Dat zijn nou de dingen waar ik me aan kan optrekken. Je wordt verguisd door je kinderen, die vinden je een grote nul, maar bij zo’n promotie worden wij toch uitgenodigd. We mochten vooraan zitten. Het gaf me het gevoel dat ik wat voorstelde.”

De garage in Noordwolde wordt nu gerund door twee van Alberts zonen, die hun vader niet meer willen zien. (Trouw) Beeld reyer boxem
De garage in Noordwolde wordt nu gerund door twee van Alberts zonen, die hun vader niet meer willen zien. (Trouw)Beeld reyer boxem

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden