'Ik ga. Doei!' Mijn zoon is verdwenen

In het grote Amsterdam is schrijver Jan van Mersbergen altijd op zoek naar het dorp. Het dorp van de brugklassers blijkt ontoegankelijk.

JAN VAN MERSBERGEN

De stad kent een dorp dat voor mij bijna volledig gesloten is. Een mysterieuze vesting, omringd door een brede en diepe gracht, de ophaalbrug vrijwel altijd omhoog: het dorp van de brugklassers. Onder hen: mijn zoon.

Nog niet eens zo lang geleden zat hij nog op de basisschool, en was ik overal bij. Op het schoolplein, in zijn kamer, in de huizen van vriendjes als ik hem ophaalde. Ik liep overal naar binnen, kende zijn vrienden en de ouders van vrienden. Nu niet meer. Ik kom niet meer op de plekken waar hij komt. Hij is verdwenen.

Dat laatste jaar van de basisschool kondigde die onafhankelijkheid natuurlijk al aan, maar zelfs bij het afscheid van groep 8 kwam hij vragen of hij nog even buiten mocht spelen, op een van de pleintjes in de buurt, met zijn medeleerlingen van wie hij de meesten na de zomer niet meer zou zien. Toen vroeg hij zoiets nog. "Mag ik nog even een half uurtje?" Smekend. En dan ongelofelijk blij als het mocht: "Yes!" Met een gebalde vuist. Nu loopt hij de deur uit en zegt: "Ik ga. Doei." Geen uitleg.

Wil ik weten waar hij naartoe gaat dan moet ik hem terugroepen en vragen: "Waar ga je heen, wie gaan er mee, hoe laat ben je terug?" Dan volgen een paar korte vage antwoorden. "Nou gewoon. Mijn vrienden. Met eten." En dan is hij weg.

Voetballen, gamen bij een vriend, beetje rondhangen... het maakt hem niet zo veel uit, het is iedere keer anders.

Wat steeds hetzelfde is: ik ben er niet bij.

Zijn soortgenoten kom ik tegen bij de Albert Heijn. Zijn school is net aan de andere kant van de Stadionkade en de Albert Heijn aan de Stadionweg is de vaste uitvalsbasis voor de leerlingen van zijn school. Tussen twaalf uur en half twee is het op doordeweekse dagen heel druk in de winkel. Het portaal ligt vol schooltassen. Soms staat er een beveiliger bij de deur die steeds een scholier binnenlaat als een andere scholier de winkel verlaat. Volwassenen mogen wel doorlopen.

Ik ga graag rond die tijd naar de winkel, dat is zo'n beetje mijn pauze en dan kan ik zien hoe de scholieren met elkaar omgaan.

Wat ze kopen: donuts, koeken, chips, cola, energydrink. Vooral de roze koeken zijn populair, dat was in mijn middelbare schooltijd ook al zo.

Wat ze doen: onophoudelijk praten, heel dicht opeengepakt voor de schappen staan, proberen te kiezen.

Een keer zei een meisje in de rij bij de kassa tegen me: "Herken je me nog?"

Ik had haar al herkend, ze was de oudste dochter van een van mijn carnavalsvrienden. Ze weet niet beter of wij passen in haar woonkamer carnavalsjasjes, pruiken, lelijke broeken. Waarschijnlijk vindt ze ons volledig gestoord.

Ik knikte en zei: "Koop je wel gezonde dingen?"

"Natuurlijk", zei ze, en het kassameisje scande haar pak koekjes.

Tegen haar vader zei ik dat zijn oudste dochter heel goed bezig was, dat ze allemaal onbespoten fruit kocht in de pauze,

en van dat sap uit de koeling. "Ik weet het", zei hij. "Ze is heel erg verstandig. Heeft ze van mij." Hij is al wat langer gewend aan de afstand tussen ouder en kind.

Gesprekken met mijn zoon verlopen altijd hetzelfde. Ik moet beginnen met praten, anders wordt er niks gezegd.

Ik vraag: "Hoe gaat het?"

Hij zegt: "Goed."

Nooit is er iets. Nooit gaat het niet goed of heeft hij een slechte dag gehad.

Ik vraag: "Wat heb je allemaal gedaan?"

"Gewoon."

Misschien is de vraag te moeilijk. Misschien een vraag die met ja of nee te beantwoorden is.

"Heb je het leuk gehad op school?"

"Ja."

Dat schiet ook niet op.

"Vertel eens dan."

Hij schudt zijn hoofd of hij zegt: "Even niet."

"Heb je weer gevochten vandaag?"

Hij kijkt me alleen maar aan.

"Moet ik weer met een van die pestkoppen gaan praten?"

Weer zegt hij niks. Hij gaat verder met zijn computerspel.

Ik heb mijn zoon nog nooit bij de Albert Heijn gezien. Hij heeft andere favoriete plekken in zijn buurt. Hij heeft een bankrekening waar zijn zakgeld op gestort wordt, hij heeft een pinpas en sinds het begin van dit schooljaar weet hij dat hij die pas bij zich moet hebben. Dan kan hij met de jongens van het voetballen of van school naar de Döner-zaak net om de hoek om een Turkse pizza te kopen. Dat vindt hij het lekkerste wat er bestaat. Het kost anderhalve euro.

Soms is er twee keer binnen een half uur anderhalve euro afgeschreven. Dat vind ik ontroerend. Dan zie ik hem zitten.

Eten is iets raars voor brugklassers. Ze willen alleen ongezond eten. Ze vergeten ook te eten, het schiet er bij in. Mijn zoon neemt een enorme trommel brood mee naar school, maar als hij thuiskomt zit vaak al het brood nog in die trommel en dan eet hij om half vier zijn lunch. Ik vraag hoe dat komt en hij zegt: "Ik had geen tijd om te eten."

Dat is waarschijnlijk ook zo. Op school trekt hij met heel veel vrienden op, hij is daar vooral mee bezig: de sociale component van de brugklas. Hij wil erbij horen. Dus als ze gaan voetballen, dan gaat hij mee. Als ze gaan hangen bij de skatebaan, dan zit hij daar ook. Maakt niet uit of hij dorst heeft of honger, of het koud of warm is.

In oktober ging hij naar een Halloweenfeest op school. Het begon om zeven uur en ik zou hem om elf uur ophalen, in het donker. Voor het eerst was ik weer bij school. Ik vond het spannend.

Twee jaar lang haalde ik hem op bij de peuterspeelzaal, zeven jaar lang haalde ik hem op bij de basisschool en het laatste jaar van de basisschool was ik daar om zijn zusje op te halen. Dus tien jaar zag ik hem vrijwel iedere middag, en nu niet meer. Tot dit feest.

Het was koud en donker, dat paste goed bij het thema. Mijn zoon had een eng rubberen masker dat helemaal over zijn hoofd zat. Ik veronderstelde dat hij dat masker maar even op had gehad: het was veel te warm in die zaal, zeker met zo'n grote groep dampende brugklassers. Ik wachtte hem op voor zijn school, samen met een vader die ik van zijn basisschool ken en een vader van zijn voetbalteam. Mijn zoon kwam als een van de eersten buiten.

"Hoe was het?" vroeg ik.

"Goed."

Daar moest ik het maar mee doen.

De vader van het voetballen vroeg mijn zoon: "Heb je nog geschuurd?"

"Eh, nee", antwoordde hij rustig. Zijn blik verraadde dat hij die vader ook een idioot vindt, zoals hij ook mij heel vaak een idioot vindt.

Toen we naar huis fietsten zei hij verder niks over het feest. Het was een leuk feest. Punt. Hij zei alleen: "Wat heeft jouw fiets?" Het achterwiel van mijn fiets kraakte heel erg. Dat viel hem op, dat was het enige dat veranderd was.

Toen er laatst een vriend van zijn voetbalteam boven Grand Theft Auto op de playstation had gespeeld en ze nog even naar buiten gingen om te voetballen, hadden ze een plan: alle bellen van de straat indrukken en wegrennen. Ik hoorde ze al smoezen op de trap. Ik hoorde ze gillen en toen ik uit het raam keek zag ik ze wegrennen, in de richting van het voetbalveld. Ze renden heel hard, die twee jongens. Ze vonden het ongelofelijk spannend en grappig. De buurvrouw van nummer 28 stond op haar sokken op de stoep en riep hen iets na. Dat vonden ze mooier dan GTA.

Die playstation is trouwens erg populair. Mijn zoon heeft er maanden voor gespaard en hij heeft hem zelf besteld. Hij zei: "Dan heb ik hier boven een PS4 en dan komen al mijn vrienden hier spelen." Zelf bedacht: een game spelen op je eigen kamer, met vrienden, dat is echt heel cool. Dus ging hij dat regelen.

Zijn plan kwam uit. De vrienden zijn niet weg te slaan van zijn kamer en ze hebben heel veel lol samen.

In een van de eerste schoolweken zag ik mijn zoon samen met twee vriendjes naar de voetbalclub fietsen. Ze moeten de Stadionweg oversteken en dan langs station Zuid over het fietspad. Ze hadden haast. Als je te laat komt bij een training dan moet je rondjes lopen of je opdrukken. Dat wil niemand. Het is erg druk om die tijd. Ik moest naar de trein die dag, dezelfde route en ik zag ze aan komen fietsen. Ze haalden een meute fietsers in rechts over de stoep en ze schreeuwden en gilden als cowboys.

Bij de brug haalde ik ze in. Ik riep met zware stem: "De politie hier. Stop!"

Ze stopten. Een van zijn vrienden was flink geschrokken.

Mijn zoon zei: "Ik wist wel dat jij het was."

Die spaarzame momenten van verbondenheid koester ik.

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden