'Ik bid als ik dat wil, niet als m'n vader boos wordt'
Moslimjongeren en hun ouders vertellen over hun levens. Hoe anders zijn die? In deel zes van een serie: dochter Ouafa en vader Amar Daouayry. ‘Schaamte is bij ons heel belangrijk.’
Aan het voorhoofd van de Marokkaanse Amar Daouayry (63) is te zien dat hij minstens vijf keer per dag bidt. In het midden, waar de huid bij het knielen de grond raakt, zit een lichte eeltplek. Vanaf de bank wacht hij op zijn dochter Ouafa.
Vijf minuten later komt ze binnen. Ze trekt haar jas uit, plant een vlugge kus op haar vaders hoofd, en verdwijnt dan in de keuken om thee te maken. Ouafa (20) groeide op in de Haagse Rivierenbuurt, en is de op-een-na-jongste van tien kinderen - negen zussen, één broer. Vorig jaar won ze de Uitblinkersprijs van het Mondriaan College, waar ze de mbo-opleiding sociaal cultureel werk volgt.
Amar knikt naar zijn dochter, en spreidt zijn armen zo ver mogelijk uit elkaar. “Zó’n grote mond heeft zij.”
Ouafa lacht. “Ik durf eerlijk tegen hem te zijn. Ik denk dat dat beter is. Al is het niet makkelijk. Dat ik niet elke dag bid bijvoorbeeld, was moeilijk om te zeggen. ‘Sorry papa’, zei ik, ‘maar als ik iets wil doen, dan doe ik het echt wel’.”
Amar schudt zijn hoofd. “Van geen van haar zussen heb ik zoiets eerder gehoord.”
Ouafa: “Ik bid alleen op momenten dat mijn geloof sterker is. Maar ik heb het idee dat het bij mij minder wordt. Gelukkig is papa ook eerlijk tegen mij. Hij zegt gewoon: ‘Ik wil dat je gaat bidden, voor je eigen bestwil’. Het betekent veel voor hem. Maar ja, als ik niet wil bidden, dan zeg ik dat gewoon tegen hem, ook al wordt hij boos.”
Amar: “Wie niet bidt, krijgt straf van Allah. En niet alleen zij. Ik ook. Want als ouder moet je je kinderen vanaf hun zevende jaar leren bidden. Doen ze dat niet, dan moet je een klap geven. Ja, niet een echte klap, maar een tik, om ze wakker te maken.”
Ouafa: “Ik geloof daar niet in, dat je daarvoor wordt gestraft. Je hebt je best gedaan, je hébt ons geleerd te bidden. Maar op een gegeven moment ben ik volwassen, en dan moet ik eigen keuzes maken. En dan is alles wat er met mij gebeurt niet meer jouw probleem, maar mijn probleem.”
Amar: “Nee, zo makkelijk is het niet. Het is als met een appelboom. Laat je die in de steek, dan krijgt die ook geen vruchten meer. Zo’n boom heeft tijd nodig, en liefde, aandacht en moeite. Als ik jullie niet blijf pushen, dan verwaarloos ik jullie. Dan zijn jouw kinderen straks helemaal niks meer. Dan gaat alles zo, naar beneden.” Hij maakt een gebaar met zijn handen in de vorm van een neerwaartse helling. “Dat zie ik niet alleen in Europa gebeuren, maar ook in Marokko.”
Het geloof
Er zijn genoeg dingen waarover de twee goed kunnen praten, zegt Amar. “Maar over het geloof kunnen we het beter niet hebben. Dan botst het. Mijn kinderen begrijpen soms niet wat ik voel. En ik snap hen ook niet. Zij kan goed leren. Waarom leert ze dan niet de dingen van mij? Met mijn andere dochters is het net zo. Alles doen ze goed. De zorg voor hun kinderen, hun werk, alles. Maar gaat het over het geloof, dan denken zij dat ze mij dingen kunnen leren. Terwijl zij helemaal niks weten, er niks aan doen.”
Ouafa: “Soms proberen wij, de kinderen, zijn gedachten te veranderen. Maar dat gaat niet. Hij loopt hier al zo lang rond.”
Amar: “Ja, ik kan in mijn hoofd niet zomaar terug van 63 naar 18 jaar.”
Volgens Ouafa maakt haar vader zich te veel zorgen om zijn kinderen. “Hij wil het beste voor ons.”
Amar: “Ik ben ook blij om alles, om hoe goed Ouafa het op school doet. Maar dat is allemaal buitenkant.” Hij slaat op zijn borst. “Maar wat zit er van binnen? Daar gaat het om. Of je nou piloot wordt, of minister, dat blijft straks, na dit leven, hier op aarde achter. En als jij het geloof vergeet, gaat Allah jou ook vergeten. Stel: je hebt twee baby’tjes. Eentje huilt, eentje slaapt. Naar welk kindje ga je dan toe? Naar het huilende kindje, ja. Zo komt Allah ook altijd naar die mensen die om hem roepen.”
Ouafa: “Jij luisterde vroeger ook niet naar je vader. En hij was nog wel imam.”
Amar: “Ja, maar hij was altijd naar Algerije en Libië voor zijn werk. Ik wil gewoon niet dat jullie dezelfde fouten maken als ik heb gemaakt. Dat ik niet goed zorgde voor het geld waar ik zo hard voor werkte bijvoorbeeld. Ik gaf alles uit. Ging ik naar de bar, dan was iedereen mijn vriend, ik betaalde voor iedereen. Wijs ik mijn zoon er nu op dat hij beter kan sparen voor later, dan zegt hij: dat deed je zelf ook niet. Ja, zeg ik dan, maar bij mij zei nooit iemand: ‘Stop, niet doen’. Jij hébt tenminste iemand die je tegenhoudt.”
Hoofddoek
Een van de twistappels hier thuis is kleding. Voor de foto draagt Ouafa een Marokkaanse tuniek, omdat ze het handwerk zo mooi vindt, en in de krant wil laten zien dat ze trots is op haar afkomst. Normaal draagt ze T-shirts en skinny jeans. Ouafa: “Het liefst willen mijn vader en moeder natuurlijk dat ik een hoofddoek draag. Maar mijn zussen doen dat ook geen van allen.”
Amar: “In de Koran staat dat een vrouw alleen de handen en het gezicht mag laten zien aan vreemde mannen. Die hoeven niet de schoonheid van haar lichaam te zien. Als je met half ontblote borsten loopt, dan kun je net zo goed meteen alles uitdoen.”
Ouafa: “Maar mijn ouders dwingen me niet. Ze zouden wel gelukkiger zijn als ik een hoofddoek zou dragen, maar ze willen ook dat ík gelukkig ben. Het zou toch niet goed zijn als ik alleen maar zei: ‘Ja papa, nee papa, is goed papa’?”
Amar knikt. “Ik heb liever dat je ‘nee’ zegt dan dat je hem buiten ons zicht stiekem afdoet.”
Ouafa: “Ik heb ooit twee weken geprobeerd een hoofddoek te dragen. Had ik geld gevraagd aan m’n vader om te gaan winkelen. (Lacht). Hij was helemaal blij.” Amar: “Ja, daar ging m’n geld.”
Ouafa: “Het lukte me niet eens twee hele weken geloof ik. Ik voelde me er mezelf niet bij.”
Tegenwoordig, nu vader met zijn gezondheid tobt, laat hij zijn kinderen meer vrij. Opmerkingen over ongepaste kledingstukken houdt hij soms voor zich, zegt Amar. “Op een gegeven moment word je er moe van om er steeds iets van te zeggen.”
Ouafa: “Voor mijn zussen was mijn vader strenger. Hij is in de loop van de tijd dingen gaan inzien. Of misschien komt het ook doordat ik me overal wel doorheen lul. Mijn zussen zeggen dat ik manipulerend ben. Maar ik praat gewoon veel met mijn ouders, zodat ze mij gaan begrijpen. Ze kunnen niet ruiken wat ik bedoel. Andersom probeer ik hen ook te begrijpen.”
Amar: “Toen je wilde stoppen met de havo en naar het mbo ging, zag ik dat eerst helemaal niet zitten. Wij waren net zo trots op je. Maar toen je het me uitlegde dacht ik: je hebt gelijk. Dat je een grote mond hebt is soms ook goed. En je moet ook leren ‘nee’ zeggen tegen mannen. Maar je moet wel naar mij luisteren, en niet tegen mij schreeuwen.”
Ouafa: “Ik schreeuw niet, maar discussieer, en ga tegen je in. Vroeger was dat ook al zo: mocht ik iets niet, dan vroeg ik: Waarom niet?”
Amar: “Ja, ik ben ook blij dat je dat doet. Niemand durfde dat. Zelfs mijn zoon niet.” Ouafa: “Schaamte is bij ons heel belangrijk.”
Respect
Amar: “In ons dorp moest je de handen van oude mensen kussen als je langs hun huis liep, uit respect. Mijn kinderen lopen altijd meteen naar de keuken, naar hun moeder, weg bij mij, zonder mij te groeten. Ik ben ziek (Amar heeft hartproblemen, red.), lig hier op de bank, maar dan vragen ze niet of ik iets nodig heb. Dat is een probleem. Roep ik haar, dan is het: ‘Papa ik ben bezig’.”
Ouafa: “Ja, je zegt ook weleens: waarom kom je voordat je naar school gaat niet even bij mij kijken om te zien of ik nog leef? Soms vergeet ik je hoofd te kussen ofzo. Dat is erg van mij. Voor mijn vader is het ook niet makkelijk. Je weet toch: je komt uit Marokko, heel anders, en dan ben je hier, en dan? Dan heb je opeens negen dochters, en daar ben je toch banger voor dan voor zonen. Dat is moeilijk. In onze cultuur is de vrouw heel kostbaar. Natuurlijk ben je dan bang om haar maagdelijkheid snel te verliezen. Bang dat zij dan geen geschikte trouwpartner meer zal zijn.”
Ouafa is tegen huwelijksdwang. Ze geeft er voorlichting over voor de GGD. “Nee, bij ons in de familie speelt dat niet, en ook niet onder mijn vriendinnen. Maar het komt wel voor in onze cultuur en bij groepen die op ons lijken. Zo’n meisje of jongen heeft dan niets te zeggen, terwijl het huwelijk iets voor het hele leven is.”
Amar: “Mij maakt het niet uit of ze met een Turk, Pakistaan, Marokkaan of Nederlander trouwt. Voor mijn part trouwt ze met een Amerikaan. Zolang hij maar islamitisch is.”
Ouafa: “Ik ben daar niet zo mee bezig. Voor mij is het belangrijker dat iemand denkt zoals ik. Ik hou er niet van als iemand tegen mij gaat zeggen wat ik wel en niet mag. Ik wil gewoon doen wat ik wil.”
Vragen & Antwoorden:
Hoe belangrijk is religie voor jou?
Vader: Heel belangrijk
Dochter: Belangrijk
Hoe vaak ga je naar de moskee?
Vader: Iedere dag
Dochter: Soms maar minder dan 1 keer per maand
Hoe vaak bid je?
Vader: Vijf keer per dag of vaker
Dochter: Soms maar minder dan 1 keer per maand
Lees je de Koran?
Vader: Ja
Dochter: Ja
Vast je tijdens Ramadan?
Vader: Ja
Dochter: Ja
Hoort een vrouw een hoofddoek te dragen?
Vader: Ja
Dochter: Nee
Drink je alcohol?
Vader: Nee
Dochter: Nee
Eet je varkensvlees?
Vader: Nee
Dochter: Nee
Lees ook de eerdere afleveringen in deze serie:
Voor elk koranvers een snoepje
Een dochter met hoofddoek ging moeder te ver
Zij redde hem van de jihad