’Ik ben van het harmoniemodel’
Louis van Gaal, de voetbaltrainer die provincieclub AZ kampioen maakte, gelooft in het goede van de mens en in de verbindende kracht van Oudhollandse spelletjes.
Kampioen worden met een kleine voetbalclub als AZ, als dát geen kunststukje zou zijn. Maar plots had Louis van Gaal vorige week tijdens een persconferentie bedenkingen bij dat woord. „Het heeft iets van manipuleren in zich”, sprak hij. „En ik manipuleer nooit.”
Dat zegt iets, iets van diepgewortelde achterdocht, dat je zoiets bedenkt bij een woord dat zonder bijbedoelingen de lading volledig dekt.
„Ieder woord kun je in een andere context plaatsen en dan komt het anders over. Ik heb daarmee genoeg ervaring. Bij het woord kunststukje heb ik dat gevoel. Kunststukjes uithalen met mensen, dat kan niet. Ik wil voorkomen dat negatiefdenkende mensen manipulatie kunnen vermoeden. De relatie met mijn spelers is gebaseerd op vertrouwen en eerlijkheid.”
Maar je hoefde het niet te zeggen. Want over één ding bestaat een brede consensus: Louis van Gaal speelt geen spelletjes en manipuleert dus niet.
„Dat weet ik niet – als jij dat zegt. Dat is aardig, maar er zijn mensen die dat niet vinden.”
Op weg naar zijn werkkamer in het AZ-stadion neemt hij de felicitaties gejaagd in ontvangst, met een afstandelijke oogopslag. Maar aan het verzoek om voor de foto het trainingspak in te wisselen voor zijn kostuum, voldoet hij prompt. Hij poseert geduldig en haalt persoonlijk een uitrijkaart voor de fotografe. Zijn handdruk bij het afscheid is ferm, met het hoofd knikt hij lichtjes.
Louis van Gaal (57) is met waarden als eerlijkheid, discipline, verantwoordelijkheidsgevoel en respect voor de medemens opgevoed, vooral door zijn moeder. Hij praat met liefde en eerbied over haar. Zijn vader, hartpatiënt, overleed toen Louis elf jaar was. „Mijn moeder zal ook iets van haar man hebben meegekregen”, zegt hij. „Uit de overlevering – ik heb het nauwelijks bewust meegemaakt – hoor ik dat mijn vader vrij streng en gedisciplineerd was.”
Verder is er nogal wat geromantiseerd over zijn verleden. Zo dacht pater Lauwers, hoofd van zijn middelbare school, dat zijn bekend geworden pupil het idee dat de mens altijd voorgaat van hem had overgenomen. „Dat hoopte hij”, zegt Van Gaal. „Ik heb alles door mijn studie aan de academie voor lichamelijke opvoeding geleerd. Ik had een geweldige docent, Max Koops. Die kon structuur aanbrengen in alles wat hij deed. Van de filosoof John Locke heb ik mijn motto: de geest is sterker dan het lichaam. En van John Rijsman, vakdocent psychologie op de trainerscursus, leerde ik dat je beter positief met mensen kunt omgaan dan negatief. Ik ben van het harmoniemodel. Rinus Michels en Johan Cruijff waren van het oorlogsmodel.”
Je hebt ook meegekregen dat je als mens eigenlijk niets bent.
„Dat heb ik gezegd toen ik met Truus, mijn vrouw, het klooster bij Barcelona bezocht, hoog in de bergen. Bij de aanblik daarvan, na de weg omhoog, voel je je eigen nietigheid en zie je de kracht van de natuur. Maar die wordt iedere keer bewezen door het leed bij een aardbeving of tsunami.”
Kun je in het verlengde daarvan jezelf relativeren? Jouw houding staat ver af van die van Guus Hiddink, die er zwierig mee kan leven dat de inbreng van zelfs de beste trainer begrensd is.
„Ik leg veel meer uit dan Guus Hiddink. Hij zegt nooit zoveel. Als je dat bedoelt, dan is het zo. Hiddink is er een meester in om geen antwoord op vragen te geven. Ik geef altijd antwoord op de vragen.”
‘Ik kan alles met een bal’, zei je ooit bij FC Antwerp tegen trainer Guy Thys. ‘Probleem is dat u ’m nooit hebt’, zei hij. Kan je daar nu, meer dan dertig jaar later, zelf ook om lachen?
„Nee. Ik zou dat nooit over een speler in de media zeggen. Ik bescherm mijn spelers, dat deed hij niet. Zelfspot? Je moest eens weten hoeveel zelfspot ik over mijn spelerscarrière toon aan mijn spelers. Bijvoorbeeld over mijn traagheid, ja.”
Jezelf niet al te serieus nemen – daar zal jij moeilijk mee overweg kunnen.
„Natuurlijk neem ik mezelf serieus. Ik heb een filosofie opgebouwd, een visie, door kennis en ervaring. Het is het belangrijkste van een mens: dat je weet wie je bent en wat je wilt. Dat is serieus met jezelf omgaan. Dat je ook aan introspectie doet en jezelf evalueert. Als iemand mij verwijt dat ik mezelf te serieus neem, zegt dat meer over hem dan over mij.”
Heb je het boek ‘Ik heb altijd gelijk’ van Willem Frederik Hermans gelezen?
„Nee. Ik ken Hermans wel, maar dat boek niet. Ik heb hbs A gedaan, dus ik had het waarschijnlijk moeten kennen. Maar ik ben geen lezer. Een pakkende titel? Ik zou dat nooit over mezelf zeggen. Ik zou het altijd nuanceren: ik heb meestal gelijk.”
Zijn optredens in het openbaar zijn soms niet te rijmen met een van zijn kernwaarden, respect voor de medemens. Zijn broer geneert zich dan voor hem. Zijn kaartvriend herkent die zichzelf overschreeuwende man op tv niet. Zijn vrouw was pr-manager. Het mag allemaal niet baten.
„Mijn broer kan het wel zeggen, of mijn kaartvriend of mijn Truusje, maar die zitten niet in dezelfde omstandigheden. Ze kunnen me met goede argumenten overtuigen, maar uiteindelijk gaat het om mezelf. Als ik vind dat er iets onrechtvaardigs gebeurt, reageer ik. Dat heeft niets met respect te maken. Je kunt het ook omdraaien: dat de ander geen respect heeft getoond voor mij.”
„Ik ga mezelf niet veranderen om wat een kaartvriend zegt of een broer of mijn Truusje – en zeker niet om wat de media zeggen. De media willen een imago bevestigen. Er worden dingen uit de context gehaald en achter elkaar gezet. Dat noem ik manipulatie. Ze kunnen óók tonen dat ik een arm om de schouder van een speler leg. Dat ik met Edgar Davids gebogen sta na het missen van een strafschop in de Champions League-finale van 1996 tegen Juventus. Of met mijn moeder, toen ik geridderd werd bij mijn afscheid van Ajax.”
‘Wie elke dag de beste wil zijn – en dus wil concurreren met God – kan niet altijd aardig en gezellig zijn.’
„Dat heb ik gelezen, ja, dat ik me door die uitspraak van oud-schaker Bobby Fischer zou laten leiden. Allemaal gevonden voorwerpen van de media. Maar het is wel een mooie uitspraak. Het ís toch ook zo?”
Van Van Gaal wordt gezegd dat hij voor intimi een warme, aangename man is. Hij spreekt tegen dat journalisten geen toegang tot die andere wereld krijgen. „Als ze andere vragen stellen, mogen ze dat wel.”
Ongevraagd plaatst hij de landstitel met AZ in het perspectief van zijn leven. Zijn meest emotionele titel is het niet. Dat was die met Ajax in 1994, het jaar waarin zijn eerste vrouw Fernanda aan kanker overleed. „Dat jaar was het overlijden van mijn vrouw een veel belangrijker item dan het voetbal. Dat toon ik, zo belijd ik mijn leven.”
Hij groeide op in een streng katholiek gezin, maar het onwaardige lijden van zijn vrouw deed hem het geloof afzweren. „Zoveel houvast had ik er al niet aan en toen ik het leed van mijn overleden vrouw zag, dacht ik: dat kan niet. Ook God moet respect hebben voor de mens. Dat geldt ook voor alle oorlogen. Als er een God zou zijn, zou Hij dat niet mogen toelaten.”
Hij ging relatief lang naar de kerk, als twintiger nog in zijn Antwerpse tijd. „Ik vond er geen mooie dingen. Het was een tic van mijn opvoeding. We moesten altijd naar de kerk, gingen ook allemaal, meer omdat je ouders dat wilden. Het is hetzelfde, al is het appels met peren vergelijken, als dat je je bord leeg eet. Ik eet nog altijd mijn bord leeg, terwijl het van de etiquette niet meer hoeft.”
Je bent meer protestant dan katholiek: arbeidsethos, principes, recht in de leer.
„Maar ik ben ook bourgondisch. Hoe ik ben, komt voort uit mijn visie, uit mijn kennis en de ervaring van mijn familie, omgeving, voetbalcarrière. Dat heeft bij mij niets met het geloof te maken. Wel komen de beginselen van het protestantisme meer overeen met hoe ik in het leven sta dan die van het katholicisme.”
Als CDA-stemmer ben je meer ARP dan KVP.
„Ik denk dat dat zo is. Zo voel en ervaar ik de dingen, maar níet uit het geloof. Ik vind het vooral handig, zeker als je een team wilt opbouwen. Om die kaders te hebben, om een veilige wereld te creëren. Dat iedereen weet: als je binnen die grenzen blijft, kun je jezelf zijn.”
Als er dan toch een etiket op moet worden geplakt, dan is hij nu humanist. Hij gelooft – hoe vaak hij ook zijn neus mag stoten – in het goede van de mens, in de menselijke waardigheid.
Toen hij ruim vier jaar geleden, onder meer vanwege een conflict met trainer Ronald Koeman, verbitterd opstapte als technisch directeur bij Ajax, zei Van Gaal pas weer te gaan trainen als voetballers weer met beide benen op de grond zouden staan. Hij koos in 2005 verrassend voor AZ, een provincieclub waarin hij zijn authentieke normen nog herkende.
Van Gaal organiseert er weer spelletjesavonden, zoals hij dat sinds zijn eerste jaren bij Ajax heeft gedaan. De maatschappij mag veranderen, de jeugd mag veranderen, maar het zijn nog steeds dezelfde spelletjes, zegt hij met overtuiging.
„En ze vinden het nog steeds fantastisch. Het wordt opgehangen aan een bepaald spel, paardenrace of ’Twee voor twaalf’. Moeten ze allemaal spelletjes doen om punten te verdienen voor die letters. Het zijn allemaal spelletjes met een interactief karakter. Zodat je elkaar ook onder andere omstandigheden beter leert kennen, met de vrouwen erbij, het bestuur.”
Oudhollandse spelletjes?
„Ja, kaarten en zo, we doen ook een quiz. En samen zingen, hetzelfde als wat Linda de Mol doet in ’Ik hou van Holland’. Iedereen doet mee, daar kan ik je foto’s van laten zien.”
Daar houd jij aan vast in deze tijden van koptelefoons en videogames?
„Die spelletjes, als je dat op een goede manier weet te brengen, zullen de mensen dat altijd leuk vinden. Omdat het weer teruggaat naar het interactieve karakter. Elkaar met open ogen aankijken, met een lach op het gezicht.”
Hij presenteert die avonden zelf, met een vaste compagnon. Met een bulderende lach: „Ik ben de showmaster. Met mijn kaartvriend die me niet zo aardig vindt in de media.”