Huzaar

We kwamen elkaar zo af en toe tegen in het Amsterdamse. Hij vertelde dan over zijn kinderen, over zijn werk en over de cavalerie, waar hij bij gediend had en waaraan hij verknocht was. Deze zomer is hij overleden. “Toch nog onverwacht”, zoals dat heet. Ach, we wisten dat het kon gebeuren, hij had het aan zijn hart, maar hij hoopte zó dat hij 't nog een tijdje zou redden dat hij dat ook ging dénken en wij dachten 't stiekem met hem mee.

NICO TER LINDEN

Niet dus. En er was niet één van zijn vrienden, die bij het bericht van zijn plotselinge dood niet met genegenheid en ontroering aan hem dacht. 's Lands aardigste huzaar. Dat bedoel ik niet in de sentimentele betekenis van het woord, want hij was krijgsmannelijk genoeg en kon fiere praat verkopen. Maar hij was tegelijk zo kwetsbaar en hij riep vertedering op.

Gedachten en gevoelens die hijzelf nooit had kunnen uiten en die zijn vrienden van de weeromstuit ook wat hadden verdrongen, braken nu door. Nooit zullen we zijn martiale gestalte meer stralend zien binnenstappen. En als wij hem al zo missen, hoeveel temeer zijn vrouw en kinderen.

Op een mooie zonnige dag hebben wij hem begraven. Wij legden hem neer in de aarde, in de handen van de levende God. Ik ben altijd weer ontroerd, als ik die woorden aan een graf mag zeggen. Eigenlijk maakt de bittere dood ons allemaal sprakeloos, maar in geloof valt er godlof nog iets te zeggen. Niet dat iemand er iets van af weet, van de overkant, maar voor Gods aangezicht mag een mens toch met die gedachte spelen, en dat troost.

Wij spraken er overigens nooit over, samen. We hadden het over de kinderen, het werk en de cavalerie, nooit over ziekte en dood. Ik heb hem er wel een keer voorzichtig naar gevraagd, maar ik bood hem tegelijk een ruime ontsnappingsmogelijkheid, en daar maakte hij met z'n grote lijf en zijn kleine hart meteen gebruik van.

Ik zocht hem op in het ziekenhuis. Hij was geen kerkganger, woonde ook niet in Amsterdam, maar op hoogtijdagen zag ik hem wel 's in de Wester. Het kon geen kwaad eens even naar hem toe te fietsen. Bovendien dacht ik: misschien gaat hij wel dood en wil hij dat ik hem dan begraaf.

“Buitengewoon aardig dat je me komt opzoeken”, zei hij. Een heer van stand, niet alleen in z'n goeie goed en in uniform maar ook in pyjama. Toch kon hij niet verbergen dat ik hem met mijn komst aan het schrikken bracht. En daar schrok ik natuurlijk weer van. Dominees ruiken naar de dood. In vroeger tijden waren zij het die in de stadjes en de dorpen aan de zee de dood kwamen aanzeggen. Als er een schip was vergaan, hoorde de dominee als eerste welke mannen en jongens waren verdronken. Dan ging hij naar de huizen van de weduwen en van de vaders en moeders om hun de onheilstijding te brengen. Iedereen in de straat hield de adem in, er viel een doodse stilte - waar zou hij binnengaan? “Er gaat een dominee voorbij” - onze taal heeft er nog een uitdrukking aan overgehouden.

“Buitengewoon aardig dat je me komt opzoeken”, zei hij hartelijk en tegelijk wat schutterig. Ik kwam als vriendje, maar ik ben nu eenmaal een vriendje dat ook iets met de dood en met begraven heeft. Kwam ik als dominee voorbij? Het bracht hem in verlegenheid.

Hij putte zich uit in vrolijke scherts en ik schertste vrolijk met hem mee. Toen er een stilte viel, vroeg ik langs mijn neus weg wat hem dat nu gedaan had, dat zijn hart plotseling zo van slag af was geweest en dat hij hals over kop naar het ziekenhuis moest. Dat was toch wel even een ingrijpend 'akkevietje' geweest, zoals de dokter het met een fors en zijn patient ook welgevallig understatement had gezegd.

Maar hij hield de boot af, en dat mocht hij natuurlijk. Ieder mens moet zijn eigen leven en zijn eigen dood sterven. Zijn vrouw had me verteld dat hij op de Intensive Care via de ziekenhuisomroep naar een kerkdienst had geluisterd, maar dat hij de radio had afgezet omdat hij zo moest huilen. Mij hing hij dat niet aan de neus.

Hij vertelde even later wel van zijn vader die in het verzet had gezeten en die in Ravensbrück was omgekomen. Hij, vaders oudste zoon, moest nog vijftien worden. Net nu hij hier in het ziekenhuis lag, werd ergens in den lande een straatnaambordje onthuld met zijn vaders naam erop. Hij leed eronder dat hij er niet bij kon zijn. Alsof hij tekort schoot in toewijding en trouw.

Hij sprak vol trots over zijn vader. Hoe zijn de helden gevallen! Hij vertelde ook van zijn broer, voor wie het leven na de oorlog zo zwaar was geworden dat hij geen andere uitweg had gezien dan er zelf een einde aan te maken. Ze waren er volstrekt door verrast geweest. Het was al lang geleden gebeurd, maar hij vond de gedachte nog steeds onverdraaglijk. Hij zag het kennelijk als een smet op het blazoen van de familie, als desertie, een ongeoorloofde capitulatie.

Eigenlijk was hij me dus aan het vertellen dat hij een leven lang geen raad met de dood had geweten. Zijn eerste twee ontmoetingen met de dood golden een moord en een zelfmoord. Er speelde dus van alles in de kom van zijn ziel, maar hij kon er niet goed over praten. Zelfs met zijn vrouw sprak hij er niet over. Voor zijn begrafenis had hij niets geregeld, ook niet na de operatie.

“Moet je niet 's wat opschrijven”, vroeg zijn vrouw.

“Ja”, zei hij.

Maar hij deed het niet.

Over zijn geloof spraken we nauwelijks. Hij vond het fijn dat zijn kinderen in de kerk wilden trouwen. Hoe weinig misschien ook, maar enig besef van wat geloven is, had hij toch op hen overgedragen. Aan al te menselijke gedachten over een hiernamaals stoorde hij zich. Als jongen al. Wat weet een mens ervan? Fantasie was niet de sterkste kant van onze militair, verbeeldingskracht niet zijn sterkste wapen. Hij moet inmiddels boven ontdekt hebben dat hij beneden rustig wat vrijer had mogen fantaseren. Ik denk dat hij hoopt dat zijn vrouw en kinderen, minder belast dan hij, daar speelser en spontaner in zullen zijn.

Dit heb ik ook zo'n beetje op de begrafenis verteld. Daarna droegen acht officieren van de cavalerie in ceremonieel tenue hem op handen de kerk uit, terwijl een negende op een trompet de huzarenmars blies. Een vrolijk deuntje, waar de heren behoedzaam op liepen. Het was heel ontroerend.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden