Huub Stapel leert kinderen acteren
AMSTERDAM - “Ik heb m'n hemd uit mijn broek gespeeld”, vertelt Stapel nadat hij een masterclass acteren heeft gegeven op het Cinekid jeugdfilmfestival. Het is geen pose want snel stopt hij het loshangende kledingstuk weer terug op zijn plaats. Vol overgave en met veel plezier en humor heeft hij zojuist kinderen de kneepjes van het acteursvak bijgebracht. De vonken sprongen ervan af.
Als kind heeft hij zelf nooit zulke masterclasses gevolgd. Die bestonden nog niet toen hij jong was. “Ik heb wel aan schooltoneel gedaan, maar voor mij was acteren eigenlijk een late roeping. Op een bepaald moment vroeg ik mezelf af: wat zal ik nu eens gaan doen? Toen ben ik naar de toneelschool gegaan, maar dat was niet echt een bewuste keuze. “Pas in het derde jaar van mijn opleiding kreeg ik de smaak te pakken. Ik had toen een Poolse leraar die me geweldig stimuleerde. Dat is heel belangrijk. Ik heb massa's talentvolle mensen verloren zien gaan voor het toneel door slechte instructie.”
“Mijn eerste twee jaar op de toneelschool waren hard en onbeschermd. En acteren is al zo eng. Daarom probeer ik nu tijdens de masterclass ook een veilig kader te scheppen voor de kinderen. Het moet een warm bad zijn waarin ze hun faalangst kunnen overwinnen. Ze moeten door hun gêne heen kunnen breken om zo een beter acteur te worden. Ik wil dat ze steeds iets verder gaan en hun grenzen verleggen. Ook therapeutisch kan dat goed werken. Ik wil niet als een beul optreden. Als dat moet, stop ik er direct mee.”
Tijdens de sessies viel Stapel het meest op dat pubers een moeilijke groep zijn om les te geven. “Pubers beginnen net de wereld te ontdekken en hebben te maken met hun ontluikende seksualiteit. Ze beginnen hun zelfreflectie te ontwikkelen en bevinden zich daardoor in een stadium dat ligt tussen bewust en onbewust. Ze spelen niet op een geheel natuurlijke manier meer, zoals hele jonge kinderen, maar ook niet bewust en rationeel zoals volwassenen. Ze hebben ook vaak problemen met discipline. Pubers improviseren wel maar ze vinden het vaak moeilijk. Een strak geregisseerd toneelstukje is makkelijker voor ze.”
Stapel wil kinderen tijdens de les tot het uiterste drijven, zonder ze voor gek te zetten en angstig te maken. Steeds is er een grap, een arm om de schouder, of een geruststellend woord. Hij leert ze dat realiteit en fictie in het theater door elkaar mogen, soms zelfs móeten lopen. Fantasie is erg belangrijk. Een meisje dat moet uitbeelden dat ze een kasteel ziet, zal te horen krijgen dat ze haar verbeelding meer moet gebruiken. “Dan wordt alles veel duidelijker.”