Hún zoon zou dat nooit doen
Veel allochtone ouders hebben zich afgekeerd van de boze buitenwereld. Als een kind ontspoort, heeft die buitenwereld het gedaan.
Hüseyin P. was veertien jaar toen hij zijn zestienjarige klasgenoot Youssef Mokhtari om het leven bracht. Hij stak hem in zijn nek, met een vlindermes. Het drama gebeurde voor hun school, het Technisch college in Amsterdam- Slotervaart.
De veertienjarige Hüseyin zou gepest zijn met zijn naam, zijn klasgenoten zouden moeite hebben om die goed uit te spreken. Hüseyin voelde zich gekrenkt, in zijn eer aangetast, dat is tot nu toe het verhaal.
Beide leerlingen zaten voor ze naar het Tec College gingen (waar ze de opleiding tot automonteur volgden) op het Calvijn met Junior College, een vmbo, ook in Slotervaart. De school waar ik een paar jaar geleden, voor het boek ‘Onzichtbare ouders’, de ouders van alle leerlingen van klas 2K sprak. Op één na allemaal jongens en meisjes met een niet-Nederlandse achtergrond.
De leerlingen en leraren van het Calvijn waren vorige week behoorlijk geschokt door de rampspoed op het Tec College. Ze vallen onder hetzelfde bestuur en hebben een zelfde leerlingenpopulatie. Ze wisten uit ervaring dat geen van beide jongens lieverdjes waren. Hüseyin was ook op het Calvijn lastig en agressief. Hij had daar zelfs een meisje gemolesteerd; ze deed aangifte, maar trok die later weer in. Heel onbevredigend vonden de leraren dat.
Zo jong en al zo gewelddadig. Wat zit daar achter? Waar komt die frustratie en blinde woede vandaan?
Het verhaal van Hüseyin deed me denken aan Bekir uit de klas 2K, hij werd ook gepest. Bekir voelde zich kennelijk zo gekrenkt, dat er op een dag een bataljon vrienden gewapend met messen in de hal van de school stond. Klaar voor het gevecht. Docenten en beveiligers konden nog net op tijd tussenbeide springen. Er kwam een stevig gesprek met de ouders van Bekir. Lieve mensen die het beste voor hadden met hun zoon, ze hadden hem, uit angst dat hij zou afglijden, naar een internaat gestuurd. „Ik kon hem niet helpen”, zei zijn vader hulpeloos, toen ik hem vroeg waarom. „Zeker niet met zijn huiswerk.”
Opvoeden lijkt voor veel allochtone ouders eerder het afwenden van onheil dan iets leuks of moois om van te genieten. Het ontbreekt de ouders aan vertrouwen in zichzelf, in de wereld en in hun kinderen. Ze tobben vaak al genoeg met hun eigen problemen, ze spreken geen Nederlands, hebben geen werk of ze zijn depressief. De opvoeding glipt hen uit handen.
Sommige moeders weten niet waar de school van hun kind staat, laat staan dat ze een idee hebben wat zich binnen de schoolmuren afspeelt. Als de kinderen hun ouders geruststellen met de mededeling dat het op school goed met ze gaat, dan geloven ouders dat maar al te graag. Ze vragen niet verder, ze zijn niet bij machte om er ‘bovenop’ te zitten.
De buitenwereld is in hun beleving groot en boos. Dus als er iets mis is, als school vertelt dat hun kind zich misdraagt, zijn ouders vaak geneigd de schuld buiten zichzelf te zoeken. Dat kan heel ver gaan. Toen Ali uit klas 2K tot een totaal onhandelbaar niveau was afgezakt, medeleerlingen bedreigde, leraren uitschold, schepte zijn vader tegen mij op over zijn rol als Eerste Buurtvader in Amsterdam-West. Problemen met zijn kinderen, een andere zoon behoorde al jarenlang tot de Harde Kern van misdadige jongens, ontkende hij totaal. School wilde en kon Ali niet langer handhaven, maar vader wilde de boodschap niet horen en weigerde mee te werken aan een overplaatsing naar het speciaal onderwijs. Met zijn zoon, hield hij vol, was niets aan de hand.
Hetzelfde mechanisme van ontkenning zag je de afgelopen weken toen Ahmed Marcouch, stadsdeelvoorzitter van Slotervaart, ouders opriep hun kinderen ’s avonds binnen te houden. Zodat geen van hen een auto in de fik zouden kunnen steken. Inplaats van Slotervaart-brede steun, viel hoon hem ten deel. Waar bemoeide hij zich mee, riepen de ouders. Hun kinderen waren stuk voor stuk schatjes, ze zouden nog geen lucifer vasthouden.
Ook leraren merkten de afgelopen weken weer hoe groot het taboe is op zelfkritiek. Veel Marokkaanse leerlingen in Amsterdam-West waren woedend nadat Bilal B. door een politieagente was doodgeschoten. ’Discriminatie!’, riepen ze in koor. Een grote schande. Als hij geen Marokkaan was geweest, had de zwaargewonde (zwarte) agente wél op zijn benen geschoten, was de redenering. De leraren probeerden hun pupillen ervan te overtuigen dat het een zelfverdedigingsactie was, dat ging er bij de leerlingen niet in. De stap naar zelfrelativering of zelfspot, zo prachtig aanwezig in de film ’Shouf Shouf Habibi’, is kennelijk te groot voor veel gezinnen.
Pas als ouders de confrontatie met hun kinderen aan durven gaan; als ze in willen zien dat het niet de maatschappij is, of de school die het gemunt heeft op hun zoon; als ze kunnen toegeven dat hun kinderen wél problemen veroorzaken, dan komen we een stapje verder.