Horror voedt het innerlijke beest
Waarin zit 'm de aantrekkingskracht van zombies, afgehakte hoofden of suggestief krakende vloeren - en waarom word je er eigenlijk bang van? Morgen begint het Imagine Filmfestival, waar naast sciencefiction en fantasy horrorfilms centraal staan.
Nooit zou Chris Oosterom aan een elastiek van een flatgebouw springen. Maar de festivaldirecteur van Imagine geeft zich graag anderhalf uur lang over aan een bloedstollende horrorfilm. “Zo lang de film duurt ben je gegrepen door wat er op het doek gebeurt, mits het goed is gemaakt. Maar tegelijkertijd ben je je continu bewust dat er een moment komt dat het voorbij is.”
Zo luidt de korte verklaring van de aantrekkingskracht voor horrorfilms: het ondergaan van zo’n griezelfilm is veilig escapisme, een afgebakende manier van thrillseeking. Morgen begint in Amsterdam het filmfestival Imagine, met veel plek voor griezelfilms van allerlei allooi, zoals openingsfilm ‘Get Out’.
Imagine richt zich op het fantastische, met ‘films waarbij de verbeelding de hoofdrol speelt’, legt Oosterom uit. “Het is cinema die zich niet bezighoudt met de alledaagse realiteit.” En, in het geval van horror, films die de kijker meenemen naar plekken waar hij buiten de bioscoopzaal het liefste verre van zou willen blijven.
Confrontatie met de angsten
Waarom kijken mensen eigenlijk zo graag naar horrorfilms? “Horror speelt in op je, uh, innerlijke beest”, denkt regisseur Colinda Bongers. “Het is een basale wet uit de dramaturgie: je moet meeleven met de hoofdrolspeler in diens zoektocht een probleem op te lossen. Horror voert dit tot het extreme door: het probleem is angst die moet worden overwonnen. Die monsters, geesten, spoken maken van horrorfilms allegorieën op eenzaamheid, pijn of angst”, zegt Bongers, wier debuutfilm ‘Molly’ te zien op is Imagine. Ze werkt al aan haar volgende film, waarin parasieten bezit nemen van mensen die zorgen dat ze niks meer kunnen zien.
“Een goede horror confronteert je met je angsten”, zegt artistiek directeur Oosterom. “En dat is een manier om ze te bezweren. Op een afgebakende manier: zo lang de film duurt. Maar er komt een moment dat de aftiteling rolt.” En ondertussen maakt die angst adrenaline aan. Je hartslag gaat omhoog. Je wordt onrustig. Je komt in een rush. Sommige mensen genieten van parachutespringen, anderen van horrorfilms. Een terzijde: sociale wetenschappers ontdekten in de jaren zeventig al een verband tussen horrorfans en mensen die van achtbanen, parachutespringen of bungeejumpen houden.
Steeds griezeliger
Er zijn nu eenmaal mensen die genieten van zo’n verhoogde staat van alertheid. En, anders dan drugs, gewenning treedt niet op, meent Oosterom, je hoeft niet een steeds engere film te zien voor hetzelfde effect.
Hier is filmjournalist, producent en programmeur Jan Doense het niet mee eens: om films waar hij vijftien jaar geleden nog klamme handjes van kreeg, moet hij nu alleen maar smakelijk lachen. Voor hem moet het wel degelijk steeds enger. Hij zag dan ook honderden, zo niet duizenden griezelfilms.
Doense denkt dat de kracht van horror vooral schuilt in de fascinatie van mensen met hun eigen doodsangst. “Toch iets waarmee iedereen in meer of mindere mate worstelt. Het zijn dingen waar we liever niet mee bezig zijn.” Maar het intrigeert, en in de gecontroleerde omgeving van een bioscoopzaal geven mensen zich er graag aan over, denkt Doense.
Martelporno
Maar wat is nou goede horror? Allereerst: niet van die platte, simplistische martelporno, vindt Oosterom. “Zoals die Saw-rage, jaren geleden. Op een gegeven moment ging dat er alleen maar om hoe ver de makers konden gaan. Daar zat geen creativiteit meer in. Martelen is namelijk altíjd onprettig om naar te kijken.”
Een goede horrorregisseur kent de conventies en breekt er vervolgens mee, denkt Oosterom. Die weet hoe spanningsbouw werkt, hoe je karakters moet introduceren, hoe een moordenaar binnen komt sluipen. “Maar wees niet lui, want horrorfilms hebben een enorme fanschare, die heel veel films heeft gezien. Die fans prikken zo door trucjes van gemakzuchtige regisseurs heen.
“We hebben een Australische film in het programma, ‘Killing Ground’. Over twee mensen die gaan kamperen aan een meertje, waarna het natuurlijk misgaat.” Dit lijkt een voorspelbaar uitgangspunt, maar wat die film volgens Oosterom juist zo sterk maakt, is dat er nog een tweede laag onder zit – die van het wantrouwen dat gedurende de film tussen het stel ontstaat, wat op een ander niveau verontrustend werkt.
Het gaat niet om de knal
Ook Doense zoekt tegenwoordig liever de diepere lagen in horror. “Ik zag vorig jaar de Australische film ‘The Babadook’. Die gaat over rouwverwerking. Uiteindelijk – hier volgt een spoiler – kom je erachter dat het monster dat vrouw en kind terroriseert eigenlijk de materiële vorm van die rouw is. En net zoals mensen uiteindelijk met rouw kunnen omgaan, weet de vrouw uiteindelijk ook te dealen met dat monster in haar kelder.”
Ofwel, een inventief, origineel scenario. Want het onbekende grijpt meer naar de keel dan voorspelbare slashers, over tieners op zomerkamp waarvan je weet dat die er allemaal aangaan. Hoewel, en dat is de kracht van horror: ook als je weet dat je gaat schrikken, wil dat nog niet zeggen dat je níet schrikt.
“Hitchcock zei dat mooi, het gaat niet om de knal, maar om de aanloop ernaartoe” zegt Bongers. “Zo zie je in ‘The Ring’ helemaal geen doden. Maar alleen al het gevoel dat ze er zijn doet iets met je. Dat effect vind ik interessant als filmmaker.” Nog iets waar mensen bang van worden: het onverwachte. “Zo wil ik in mijn komende film iets met water te doen. Dat de parasieten zich via water kunnen voortplanten, zoiets.” Water, waarin dus weer een extra onheilspellend element in schuilt.
Net zoals bij alle films draait het bij goede horror vooral om empathie, denkt Bongers. Hoe beter je met de hoofdpersoon meeleeft, hoe enger de film doorgaans wordt als diegene allemaal spoken achter zich aan krijgt. “Vandaar dat het niet erg is als je slecht tegen horrorfilms kunt – ik denk dat dat vooral betekent dat je een empathisch persoon bent”, lacht ze.