Hopen dat de olie voorbij drijft
De 85-jarige Warren Gillespie wijst vanaf zijn huis naar de strook drassige eilandjes in het Pontchartrain Meer in de Amerikaanse staat Louisiana. „Nog niet eens zo lang geleden liepen die wetlands veel verder door en zag je lang niet zoveel open water.”
Orkaan Katrina is daar in belangrijke mate voor verantwoordelijk, weet Gillespie, die al dertig jaar in een huis op een smalle landtong tussen het Pontchartrain en het St. Catherine Meer woont, die officieel tot het grondgebied van de parish (gemeente) New Orleans behoort. Katrina spoelde in 2005 talloze eilandjes en complete stukken wetlands weg.
Maar er zijn meer schuldigen, weet hij. Zoals de houtvesters die ooit alle cipressen in de wetlands aan de oevers van het St. Catherine Meer omhakten. „Of de oliemaatschappijen die overal in de wetlands kanalen mochten graven om beter naar olie te kunnen zoeken. En de politici, die zich haasten om hen te helpen.” Daardoor heeft de erosie keihard kunnen toeslaan, verzekert Gillespie.
De oud-monteur heeft de laatste weken angstig het nieuws gevolgd van de grote olielekken in de Golf van Mexico. „Misschien hebben we geluk en drijft de olie niet naar ons toe. Als dat toch gebeurt, verliezen we nog meer wetlands.” En niet alleen dat, verzekert Gillespie. „Het betekent ook het definitieve einde van een belangrijk stuk cultuur van New Orleans.”
„De rijken van New Orleans bleven ’s zomers altijd in hun paleizen in de French Quarter”, het historische hart van de stad, legt Gillespie uit. „Maar de gewone mensen in de stad hadden een houten vakantiehuisje, met tinnen dak en een boothuisje, op of direct aan het meer.”
„Gewone werklui, zoals ik trokken, elke zomer naar hun camp, zoals we dat noemden. We visten op krab, garnalen of kreeft en zwommen.” ’s Avonds kwamen de mensen en hun families uit de stad samen om hun gevangen krab op te eten, in wat een ’crab boil’ heette. Of ze gingen uit naar de vaak beroemde restaurants, danstenten en muziekcafés, die vooral rondom het Pontchartrain Meer waren gevestigd.
In de jaren zeventig kwam de klad in het camp-leven, onder meer omdat de meren toen zo vervuild raakten dat er niet meer in gezwommen mocht worden. Katrina verpletterde veel van de resterende huisjes. „Negentig procent spoelde weg. Bij mij aan de inham bleef slechts één huisje gespaard”, weet Gillespie.
Hij heeft intussen zijn camp herbouwd en woont daar met zijn vrouw opnieuw permanent, hoewel hij ook nog een huis in New Orleans heeft. Ook op het perceel naast hem is een groot, nieuw huis gebouwd. Door nieuwe buren. De oude hadden het na Katrina wel gezien.
De nieuwe buren zijn best aardig, zegt hij. „Maar ze zijn, zoals alle mensen, die weer huizen bouwen aan het meer, van een ander slag. Het zijn nog wel blanken, die bouwen. Maar het zijn geen werklui meer. Zij kunnen zo’n huis niet meer betalen, door de eisen die New Orleans aan de bouw stelt. Alle huizen moeten zeker 4,5 meter in de hoogte gebouwd worden. Dat kunnen alleen de hogere inkomens.”
„Het is nu veel stiller dan voor Katrina. En mocht die olievervuiling hierheen komen, dan verdwijnt het leven helemaal uit de camps en uit de wetlands.”