Hoop
Nederlanders toonden zich vorig jaar somber over de samenleving in een onderzoek van Motivaction. Is 2011 het moment voor nieuwe hoop? In het eerste deel van een tweeluik zeven vragen aan mensen die zich beroepsmatig met hoop bezighouden. „Hoop moet je oefenen, net als buikspieren.”
Is dit de tijd voor hoop?
„Nieuwjaar is doorgaans de tijd van goede voornemens, en dus voor veranderingen die mensen kunnen controleren. Dat is iets anders dan hoop, want die heeft betrekking op dingen die niet in je macht liggen”, zegt Agneta Fischer, hoogleraar emotietheorie aan de Universiteit van Amsterdam.
Toch zou in dit tijdsgewricht iets meer hoop geen kwaad kunnen, aldus Fischer. „Ik zie op dit moment vooral tekenen van angst. Mensen zijn bang, ook voor elkaar. Dat levert een hoop frustratie op. In mijn vakgebied heet dat het denken via ingroup-outgroup: je hoort ergens bij en anderen sluit je uit. De hoop is er nog wel, maar teruggetrokken op een kleiner terrein rond mensen. Er is niet veel maatschappelijke hoop, mensen hopen vooral dat alles goed gaat met de kring direct rondom hen. Daar is op zich niets mis mee, totdat men daardoor anderen buiten die kring gaat uitsluiten.”
Nederlanders toonden zich in een onderzoek van bureau Motivaction vorig jaar net zo bezorgd als Fischer: veel mensen verwachtten dat de samenleving egoïstischer en materialistisch zal worden.
Hilde Roothart, trendwatcher bij het bureau Trendslator, ziet ook een positieve ontwikkeling. „In het voorjaar van 2009, toen de schok van de crisis nog groot was, bleek uit verschillende trendonderzoeken ook iets anders. Namelijk de bereidheid om te proberen dingen anders te doen. Denk aan duurzaamheid, aan een andere manier van consumeren. Mensen realiseerden zich: we hebben de aarde uitgeput, we hebben onszelf uitgeput, we moeten het anders doen. De kredietcrisis was de druppel die de emmer deed overlopen.
„En het mooie was dat het niet alleen om mooie gedachten ging, maar ook om de bereidheid zelf de schouders eronder te zetten. Je zag dat in allerlei kleinschalige projecten.”
Roothart noemt als voorbeeld Strawberry Earth, een platform van mensen met een creatief beroep die helpen bij de organisatie van onder meer festivals en andere bijeenkomsten om de aandacht op duurzaamheid te vestigen.
Het zijn wel vooral de hogeropgeleiden die hieraan meedoen. „Die hebben over het algemeen ook meer mogelijkheden om iets te veranderen. Onder mensen met een lagere opleiding leeft die houding minder sterk.”
De eerste golf van enthousiasme is alweer een beetje weggeëbd, merkt Roothart. „Wat niet wil zeggen dat dit soort initiatieven niet gewoon doorgaan.”
Wat is hoop eigenlijk?
„Ik zie twee varianten van hoop”, zegt de Nijmeegse filosoof Paul van Tongeren. „De lichte variant is de hoop dat iets wat onzeker is, toch gaat gebeuren. In de winter hopen we dat alle wegen toch goed berijdbaar blijven, om een voorbeeld te noemen. Deze hoop hangt nog samen met onzekerheid: hoe onwaarschijnlijker iets is, hoe minder je hoopt. Daarnaast is er de zwaardere variant, verwant met de christelijke deugd van de hoop. Hierin gaat het om hopen tegen beter weten in. Je snapt niet hoe iets redelijkerwijs zou kunnen, en toch hoop je er op. Ook al heeft bijvoorbeeld de geschiedenis uitgewezen dat geweld niet uit te bannen is, toch hoop je er op. Hetzelfde geldt voor de hoop op het eeuwige leven, de hoop op een betere wereld.”
Bij het zien van de eerste beelden van de aanslagen op het WTC in New York had Van Tongeren even een bepaalde vorm van deze hoop. „Ik zag de verschrikkelijke beelden, en had heel even de hoop dat dit een echte ommekeer zou betekenen in de Amerikaanse buitenlandse politiek, in het inzicht dat imperialisme onbehoorlijk is. Die hoop heeft kort geduurd, daarna drong het realisme weer door en dat is ook uitgekomen. Maar volgens mij werkt het zo wel vaker: hoop is een soort contrastervaring, in het zicht van het kwade toont zich de mogelijkheid van het goede. Hoop doet mensen over ellende heen kijken, en ook over allerlei tegenargumenten dat iets niet haalbaar zou zijn.”
In de psychologie is hoop een ondergeschoven kindje, geeft Agneta Fischer toe. „Daar gaat het vaak om verwachtingen, maar hoop is iets anders. Je hoopt ergens op tegen beter weten in, of als de kans aanwezig is dat het niet gebeurt. Je komt het begrip hoop vooral tegen in de psychologie van de gezondheid. Het gaat niet goed met iemand, en dan doet hoop leven. Ofwel: doorgaan met leven. Het alternatief is zuur worden, of cynisch. Je kunt dat doortrekken naar andere gevallen waarin mensen iets missen: ze hopen op een leuke of betere partner, of op een andere baan. Hoop moet wel te maken hebben met concrete doelen. ’Ik hoop dat het beter gaat’, is te algemeen.”
Is hoop een gevoel of een houding?
Predikante Abeltje Hoogenkamp is ervan overtuigd dat hoop ook actie vereist. „Hoop is een bepaalde gezindheid, een mentaliteit. Het lef om ergens voor te kiezen, ook al is het niet altijd ingegeven door de realiteit. En om vol te houden, want deze houding bekent dat je iets wilt veranderen en daarmee zul je weerstand opwekken. Dus hoop kost je ook wat. Je kunt worden weggezet als wereldvreemd. Het is eigenlijk raar, we kennen wel de uitdrukking ’wanhopig’ maar niet de tegenvariant ’hopig’. Uit de feiten concludeer je misschien ’dit is hopeloos’. Maar toch ga je door. Hoop is dan het vermogen dingen anders te zien, en daarnaar te handelen.”
„Hoop is een emotie, maar wel een activerende”, bevestigt psychologe Fischer. Filosoof Paul van Tongeren: „De christelijke vorm van hoop roept juist op tot actie. Als die vorm van hoop er niet is, zouden mensen geen risico’s nemen voor iets wat voor het verstand toch niet haalbaar is. Dan zou de passiviteit er in sluipen.”
Is hoop voorbehouden aan gelovigen?
Van Tongeren, zelf rooms-katholiek, kan zich moeilijk voorstellen dat de ’zware’ vorm van hoop die hij onderscheidt ook haalbaar is voor niet-gelovigen. „Daar gaat het immers om gebeurtenissen waarvan het verstand zegt dat ze niet mogelijk zijn. Om er dan toch in te geloven, daarvoor is een tegenspraak vereist, een kracht die boven de mens uitstijgt. Ik zie daarom niet in hoe een humanist die vorm van hoop kan hebben.”
Predikant Abeltje Hoogenkamp denkt daar anders over. „Bij mij is hoop gevoed door een bijbels visioen, maar voor anderen kan iets anders de richting of het perspectief bepalen. Voor mij is onderscheid tussen geloof en ongeloof niet het prangende punt. Dat zijn ook maar etiketten die wij op elkaar plakken.”
Hoop hoeft volgens Hoogenkamp niet altijd tegen de ratio in te gaan. „Stel dat iemand zijn vertrouwen stelt in de rechtsstaat, dan is het ook niet zo dat die overal om zich heen ziet dat het recht zijn loop heeft. Sterker nog, het is soms heel ingewikkeld om te zien dat het functioneert. En toch kun je dan de hoop hebben, het lef, om perspectief te zien voor dat systeem, voor de mogelijkheden die het toch ook in zich heeft en er voor kiezen om niet voor eigen rechter te spelen.”
Welke rol speelt hoop in uw werk?
Voor Abeltje Hoogenkamp is hoop essentieel. „Hoop is een houding die je moet oefenen, net als je de buikspieren oefent om een sixpack te krijgen. Het is een houding die je ook oefent in gemeenschap. De kerk is daarvoor een goede oefenplaats, maar heus niet de enige.”
Hoogenkamp is stadspredikant in Amsterdam en werkt ook in een ziekenhuis in dezelfde stad. In die laatste functie komt ze de uitdrukking ’hoop doet leven’ veel tegen. „Soms blijkt dat niet waar. Maar het is vaak heel bijzonder om er getuige van te zijn hoe veel kracht en soms heldenmoed patiënten aan hoop ontlenen. Ze zeggen vaak ’hoop wordt ons geschonken’. Dat kan door de Bijbel zijn, maar ook door hun familie. Of door het optreden van dokters en verpleegkundigen.”
„Als trendwatcher probeer je mensen duidelijk te maken dat men niet lijdzaam hoeft toe te zien”, zegt Hilde Roothart. „Ook in tijd van crisis: het mag op sommige gebieden dan slecht gaan, maar sommige dingen kun je wél veranderen. En daarnaast gaat het op andere terreinen juist goed.”
Heeft hoop ook nadelen?
„Als hoop gebruikt wordt als excuus om stil te zitten, om niets te doen, gaat het verkeerd”, zegt predikante Hoogenkamp. „Van hoop wordt dan iets gemaakt dat mensen verdooft.” Maar bij de hoop zoals Hoogenkamp die voor zich ziet, waarbij actie essentieel is, is dit risico niet zo groot.
Psychologe Fischer ziet niet zoveel nadelen aan hoop verbonden. „Je ziet soms wel het fenomeen dat mensen niet durven hopen, dat ze teleurstelling incorporeren. Neem een belangrijke voetbalwedstrijd, veel mensen weten dan ineens zeker: ’We gaan verliezen’. Op die manier dekken ze zichzelf in. Wie vaak is teleurgesteld, durft minder snel hoop te koesteren.”
Trendwatcher Roothart ziet als schaduwzijde van de hoop vooral het gevaar van totalitaire leiders. „Hitler, Pol Pot en Mao boden ook allemaal een vorm van hoop voor het volk.”
Wat hoopt u zelf?
„Voor mezelf en voor mijn naasten goede gezondheid. Ik hoop dat we in Nederland met z’n allen wat minder bang voor elkaar worden”, zegt predikante Abeltje Hoogenkamp. „Dat we iets meer proberen om goed met elkaar samen te leven. Ook al kan dat soms een opgave zijn. Tja, de sfeer is wel een beetje anders; we moeten nu ineens allemaal 130 kilometer per uur op de snelweg gaan rijden.”
Psychologe Agneta Fischer: „Ik zou hopen dat de wederzijdse uitsluiting in de samenleving, van minderheden, niet verder voert. En niet alleen vanwege een politieke overtuiging, maar ook omdat al het onderzoek in mijn vakgebied bevestigt hoe uitsluiting tot ellende en geweld kan leiden. Daarvan hebben niet alleen de uitgeslotenen last, maar de hele samenleving.”
Trendwatcher Hilde Roothart hoopt dat de lessen van de crisis in 2011 beklijven. „Dat het inzicht dat we ons eigen gedrag moeten veranderen, zich verder verspreidt. Ook onder mensen bij wie ik dit inzicht nu nog niet zo zie. Ik zou hopen dat ook Mark Rutte het gaat begrijpen.”
Filosoof Paul van Tongeren vierde het afgelopen jaar zijn zestigste verjaardag. „Dat is de leeftijd waarop je begint te hopen dat je nog een gezond jaar krijgt. Je ziet mensen om je heen van jouw leeftijd die dat niet is gegund. Natuurlijk hoop ik ook op voldoende strooizout.
„Als het gaat om de samenleving, hoop ik dat de kerk eens echt christelijke nederigheid gaat betonen. En niet langer een bolwerk van macht en rijkdom is. Dat geldt wat mij betreft niet alleen voor de rooms-katholieke kerk, hoewel die wel als eerste aan bod zou moeten komen, vind ik. En ik hoop dat de dictatuur van de ongevormde massa, die nu steeds sterker wordt, zal afnemen. Dat er krachten in de cultuur komen die duidelijk maken dat het in het leven en in de samenleving ook nog draait om kwaliteit.”