Hoera! Het is vandaag Koninginne... uh... Koningsdag!
Het mag dan vier jaar geleden zijn dat Beatrix afzwaaide, veel mensen kunnen nog altijd niet wennen aan het vieren van Koningsdag. Zij blijven steevast ‘Koninginnedag’ zeggen.
De verspreking zegt niets over onze sympathie voor Willem-Alexander dan wel zijn moeder, stelt taalwetenschapper Adri Roelofs. Onze hersenen zitten nou eenmaal zo in elkaar dat het moeilijk is een nieuw woord te gebruiken als we al gewend zijn aan een vergelijkbaar alternatief.
“Nederlanders hadden nooit iets anders meegemaakt dan een koningin. Het woord Koninginnedag zit daarom sterk verankerd in onze hersenen.” Als je praat, haal je een woord binnen een halve seconde op uit je geheugen. Het kost daarom moeite om van twee woorden die dicht bij elkaar liggen, zoals Koningsdag en Koninginnedag, het minder sterke woord te gebruiken.
Jong geleerd
Koninginnedag is om twee redenen een sterk woord. Ten eerste hebben we het al jong geleerd. Hoe vroeger in het leven we een woord leren, hoe makkelijker het op te halen is. “Het woord ‘kabouter’ zal bijvoorbeeld altijd een voordeel hebben boven het woord ‘hypotheek’. Als mensen hersenschade oplopen of dementeren, onthouden ze zo’n kinderwoord ook langer.”
Daarnaast is het van belang hoe vaak je een woord gebruikt. Omdat de meeste Nederlanders in hun leven veel vaker over Koninginnedag hebben gepraat, is de drempel om dit woord op te halen uit ons woordgeheugen veel lager. Dit geeft hoop: hoe vaker we Koningsdag zeggen, hoe kleiner de kans dat we ons verspreken. Dit is dan wel weer slecht nieuws voor de oudere Nederlander: de inhaalslag zal hun veel meer moeite kosten dan hun jongere landgenoten.