Scepsis

Hoe weet je eigenlijk of God bestaat?

null Beeld Jenna Arts
Beeld Jenna Arts

Als er íets vraagt om scepsis, is het wel religie. Want hoe weten gelovigen zo zeker dat God bestaat? En ongelovigen dat hij níet bestaat? Dat bestaan valt toch niet te bewijzen? Kan God iets anders zijn dan een aantrekkelijke illusie of projectie?

Leonie Breebaart

Hoe weten gelovigen zo zeker dat God bestaat? En ongelovigen dat hij níet bestaat? Die twee vragen zijn waarschijnlijk al zo oud als de mensheid. En toch raken we ze niet kwijt. Sterker nog: na jaren van schijnbaar onontkoombare leegloop van de kerken in Nederland lijken ze weer op te laaien, nu nieuwe Nederlanders, van moslims tot Polen, laten zien dat een seculiere omgeving nog niet altijd leidt tot geloofsverval.

Daar komt nog bij dat ook binnen de grondig geseculariseerde Amsterdamse elite voorzichtige 'bekeringen' plaatsvinden. Joost Zwagerman, ooit auteur van ultracoole grotestadsromans, bleek voor zijn zelfgekozen dood te zoeken naar God, terwijl Stephan Sanders, columnist van Vrij Nederland, onlangs publiekelijk liet weten wel iets te zien in het geloof. "Ik zeg nu 'God' en hoef dat woord niet door te spoelen met twee of drie flessen wijn. Het is een begin." Maar wat bedoelen intellectuelen dan als ze zeggen dat God bestaat? Hoe kunnen ze geloven dat er 'iets' is buiten henzelf, terwijl ze zo'n aanwezigheid op geen enkele manier kunnen aantonen of bewijzen?

Christiane Berkvens-Stevelinck
Als één iemand deze sceptische vragen kan beantwoorden, is het Christiane Berkvens-Stevelinck (1946), emeritus hoogleraar Europese cultuur, geboren in België als dochter van een joodse moeder en een katholieke vader. Als specialiste van het denken in de Verlichting, een tijd van levendige briefwisselingen over opkomend atheïsme, kent ze alle argumenten vóór en tegen het bestaan van God van binnen en buiten. En ze is niet van haar geloof gevallen.

De geleerde die in haar Rotterdamse flat uitlegt wat het bestaan van God eigenlijk behelst, ontvangt de bezoeker in de ambtskleding van een remonstrantse predikant: een donkerblauw broekpak met een wit boordje.

Over de vraag of je het bestaan van God kunt bewijzen, zijn we snel uitgepraat, lijkt het. Daarin deelt Berkvens-Stevelinck de scepsis van de moderne wetenschap. "Bewijzen dat God bestaat is ongelooflijk vaak geprobeerd, maar gelukt is het nooit."

Maar daar voegt ze meteen de volgende opmerking aan toe. "Toch geloven miljoenen mensen dat er een God bestaat - heel veel moslims en heel veel christenen. En die ervaring herken ik. Gelovigen ervaren dat ze gedragen worden door iets groters, dat er iets bestaat dat de kosmos bij elkaar houdt. Veel pubers hebben op zeker moment zo'n 'numineuze' ervaring, maar ook op latere leeftijd komt die vaak voor, dat laten Joost Zwagerman en Stephan Sanders zien."

De scepticus zou zeggen: hoe weet je dat je zo'n ervaring God mag noemen?
"Omdat de traditie ons die naam aanreikt. Kijk: ik heb geen probleem met mensen die zo'n ervaring anders benoemen, als een kracht, of ls een bron van liefde. Ik denk alleen wél dat mijn individuele ervaring naar iets groters verwijst, naar één entiteit waar iedereen van een andere plek naar kijkt. Dat 'iets' is zo groot dat elke poging er een naam aan te geven een reductie betekent, een amputatie. Maar als mens kunnen we niet anders, we kunnen er niet boven zweven. Over het bestaan van iets groters dan ikzelf, ben ik dus níet sceptisch. Ik ben wél sceptisch over de pretentie dat je het geheel zou kunnen overzien. Dat kan niet. Dat kan ik niet."

Professor Berkvens-Stevelinck gelooft dus níet dat je het bestaan van God kunt bewijzen, maar wel dat individuele geloofservaringen verwijzen naar iets, naar een centrum, waar alle gelovigen een andere naam aan geven.

Van die opvatting getuigt ook het interieur van haar Rotterdamse flat. Midden op de vensterbank zit een kleine zwart Boeddhabeeldje, geflankeerd door een houten naaktfiguur uit Afrika en een Maria-achtige sculptuur. Op de kalender aan de muur - 10 februari, aswoensdag - lezen we een citaat uit de Koran: 'Het paradijs is niet de verblijfplaats van hoogmoedigen'.

Alle geloofsovertuigingen hebben in haar opvatting kennelijk evenveel recht van spreken. Maar waarom leidt een dergelijke brede belangstelling dan niet tot scepsis? Want als iedereen zijn eigen God heeft, dan lijkt hij toch verdacht veel op een product van individuele projectie.

De sceptische protestante theoloog Harry Kuitert betoogt dat God een product is van de verbeelding. En dat alles 'daarboven' van beneden komt. Wat vindt u van die opvatting?
"Daar ben ik van teruggekomen. Kijk: in de moeilijkste momenten in mijn leven ben ik gedragen door iets dat groter is dan ik. Dat kwam echt niet zuiver van mezelf, die kracht heb ik niet. Toen ik Kuiterts laatste boek las dacht ik: wat ben je een trut dat je niet toegeeft dat je met God leeft. Ik vind dat hypocriet."

Maar wacht even. Twijfelt u zelf dan nooit?
"Nee, ik twijfel niet aan God. Als je met iemand leeft, vraag je ook niet elke dertig seconden of hij wel van je houdt." Lachend: "Dan gaat het gauw mis.

"Ik begrijp dat mensen niets zien in een persoonlijke God, maar zelf heb ik iemand nodig tot wie ik kan bidden, iemand die ik kan adresseren. Die noem ik God. Ik kan niet bidden tot een druppel water in de oceaan."

Maar waar komt die behoefte tot adresseren dan uit voort? Freud dacht dat gelovigen het verlies van een koesterende - en straffende - vader nooit te boven komen. Dat we die opnieuw zoeken bij God.

"Daar kan ik echt kwaad om worden. Alsof gelovigen niet helemaal goed snik zijn. Dat iemand dat voor zichzelf vindt, oké, maar als je bij de ander gaat invullen dat ze een vadercomplex hebben, dan denk ik: ja, kom op zeg. Zo behandel je elkaar niet. Als de discussie dit punt bereikt ben ik weg. Dat vind ik volstrekt zinloos. Zinloos!"

De scepticus zou zeggen dat gelovigen net zulke betweters zijn. Volgens hen is de ongelovige een beetje zielig, omdat die een macht ontkent die wel degelijk bestaat.
"Ik denk dat de kloof tussen gelovigen en ongelovigen een bedachte kloof is. Als je kijkt hoe mensen leven, hoe ze zich gedragen, zie je dat je niet religieus hoeft te zijn óf atheïstisch om er een hoogstaande moraal op na te houden. Dát verschil is niet zo relevant. De echte kloof loopt tussen fundamentalisten die anderen opleggen wat ze moeten denken en mensen die zich toleranter opstellen. Die kloof loopt door álle levensbeschouwingen heen. En die verdiept zich helaas. Dat zie je bij gelovigen - IS, orthodoxe christenen, superorthodoxe joden - maar evengoed bij degenen die salafisme willen verbieden. Dan ga je dénken verbieden, zoals Voltaire zei: ik verafschuw wat u denkt, maar ik geef mijn leven voor uw recht om daar voor uit te komen."

U noemt Voltaire. Is zijn sceptische houding, zijn gevecht tegen vooroordelen, een voorbeeld voor ons allen?
"Tot op zekere hoogte. Je zou kinderen moeten leren kritisch na te denken. Maar als je ze dwingt scepsis als hoogste vorm van denken te adopteren - zoals gebeurt op het vwo - dwing je hun een ideologie op. Dat is discriminerend voor gelovigen. Als studentenpredikant heb ik gezien wat er gebeurt als theologiestudenten eerst al hun overtuigingen moeten afbreken voordat ze die weer mogen opbouwen. Dat levert enorme problemen op, die studenten raken ernstig verward. Natuurlijk, als je studenten opleidt is dat nodig. Maar moet je er op school ook al mee beginnen? Ik denk het niet. Stel dat een kind thuis heeft geleerd dat Christus is opgestaan uit de dood. Op school hoort het dan: als je echt nadenkt, moet je dat in twijfel trekken. En op je examen gaan we eens even testen of je het hebt begrepen. Dat is net zo'n dwang als het oude geloofsonderwijs. Toen moest je geloven, nu mag het niet meer."

U vindt de vraag of God bestaat eigenlijk onbeleefd.
"Ik vind het een onzinnige vraag. God: die valt samen met het onzegbare. Hoe kun je iets dat onzegbaar is bewijzen? Dat is onzin. Je kunt er geen beeld op zetten, anders dan een persoonlijk beeld. Misschien komt dat beeld voort uit mijzelf. Nou en? Dat kan me niet schelen. Waar het mij om gaat, is dat ik eruit leef."

Serie over scepsis
Scepsis is de komende jaren het eindexamenonderwerp in het schoolvak filosofie. Tot aan het eindexamen in mei publiceert Trouw elke twee weken een aflevering van de serie 'Hoe weet je dat eigenlijk?' Die vraag leggen we steeds aan een andere filosoof voor. Daarbij komen allerlei terreinen aan bod: kunst, media, politiek, techniek, natuur, wetenschap, religie, economie en identiteit. Over twee weken verschijnt de volgende aflevering.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden