Hoe kan het inkomen van arme boeren in ontwikkelingslanden wél stijgen?
Een hoger loon voor kleine boeren in ontwikkelingslanden kan wel, blijkt uit onderzoek van de Wageningen Universiteit.
Kleine boeren in ontwikkelingslanden die produceren voor de wereldmarkt leven vaak in armoede. Zelfs producten met een keurmerk zorgen niet voor hogere salarissen van de landarbeiders op plantages, meldde Trouw maandag. Is er dan echt geen manier waarop het inkomen van boeren in ontwikkelingslanden kan stijgen? Toch wel, er zijn meerdere manieren die aantoonbaar effectief zijn, weet de Wageningen Universiteit (Wur).
Zoals contractlandbouw, vertelt Joost Guijt, adviseur bij de Wur. Hij is projectleider van het onderzoek dat leidde tot het rapport ‘Farmer Income Lab’. Bij contractlandbouw spreken de boer en de afnemer vooraf af hoeveel producten er worden verkocht en voor welke prijs. “Nu gebeurt in lage-inkomenslanden nog veel op de bonnefooi. ‘Ik verkocht vorig jaar veel wortels, dus dat ga ik dit jaar weer proberen’. Zonder te weten of er het volgende jaar markt is voor wortels. Iedereen gokt maar wat.”
Maar heeft het voor een afnemer voordelen om vooraf af te spreken dat hij zoveel wortels gaat kopen voor zoveel dollar? Guijt: “Jazeker, nu moet hij overal wat vandaan sprokkelen. Daarbij fluctueren de prijzen enorm. Bij contractlandbouw is daar geen gedoe over. Ook kan de afnemer een band opbouwen met zo’n boer en investeren in het verbeteren van het product. Door betere technieken of betere zaden zullen meer producten worden geoogst en dat leidt weer tot een hoger inkomen.”
Slecht georganiseerd
Contractlandbouw is in Europa heel normaal, maar gebeurt in ontwikkelingslanden nauwelijks. “Boeren zijn slecht georganiseerd, dat maakt het lastig. Daarbij is er van beide kanten onzekerheid of zo’n contract wordt nageleefd. In het Westen stap je bij een geschil desnoods naar de rechter. Dat kan daar vaak niet.”
Wat ook helpt, weet de Wageningen Universiteit, is een zogenoemde spaargroep. Dat bijvoorbeeld tien boeren elke maand iets in een pot stoppen en dat eens in de tien maanden één boer dat bedrag mag opmaken. “Dan hebben boeren ineens budget voor een grote aankoop zoals een eenvoudig irrigatiesysteem, kunstmest of een kruiwagen”, vertelt Guijt.
Te veel gedoe
Er zou sowieso betere toegang moeten komen tot een lening, aldus de adviseur. “Een aantal boeren heeft samen bijvoorbeeld 50.000 euro nodig voor een grote hal waar de koffie kan drogen. Maar veel banken lenen in ontwikkelingslanden pas geld uit als het gaat om tenminste een half miljoen. Voor minder geld vinden ze het te veel gedoe.”
Landbouwvoorlichtingsdiensten kunnen een belangrijke rol spelen bij zogeheten klimaatslimme landbouw. Guijt: “Vroeger wisten boeren vrij zeker dat het in mei ging regenen en dat ze dus die maand de zaden moesten planten. Maar nu kan het ook pas in juni gaan regenen. Er is dus noodzaak dat boeren hun gewoonten aanpassen aan de onvoorspelbaarheid. Door een gewas te kiezen dat er minder last van heeft als het later regent. Of door de bodem zo te bewerken dat die beter water vasthoudt.”
Een spaargroep, betere toegang tot financiering, klimaatslimme landbouw en contractlandbouw zijn dus een paar maatregelen waarmee het inkomen van de boeren echt omhoog kan. Maar zelfs als deze instrumenten worden ingezet, is een verdubbeling van het loon nog ver weg, concludeert de Wageningen Universiteit. Terwijl alleen met een verdubbeling boeren op een fatsoenlijk levensniveau uitkomen.
Lees ook:
Keurmerk helpt arme boeren nauwelijks
Een consument die bananen of koffie met een keurmerk koopt en denkt dat kleine boeren en loonwerkers op plantages daardoor genoeg verdienen, heeft het mis. Keurmerken zoals Rainforest Alliance en Fairtrade helpen deze zwakste schakels in de wereldhandel amper vooruit. Dat blijkt volgens onderzoekers uit analyses van vele wetenschappelijke studies.
‘Wereldwijde concurrentie zorgt voor lage lonen op plantages’
Keurmerk Fairtrade zegt dat opkopers van koffie, bananen of bloemen geen leefbaar loon kunnen of willen betalen. Directeur Peter d’Angremond van Stichting Max Havelaar:‘Onze partnerbedrijven zeggen dat ze failliet gaan als hun concurrenten niet meedoen.’