Hoe Jeroen Brouwers geen plagiaat pleegde, of: de rondgang van een blunder
De plagiaataffaire rond Jeroen Brouwers heeft veel weg van het bekende spelletje 'telefoontje': je fluistert je buurman wat in het oor, die fluistert het door aan zijn buurman en zo de kring rond tot de laatste openbaart wat-ie gehoord heeft en dat moet dan liefst wel wat anders zijn dan het oorspronkelijke bericht.
De allerkortste samenvatting van de zaak luidt als volgt: iemand suggereert dat Jeroen Brouwers zijn eerste roman van een ander heeft overgeschreven, doch even later blijkt dat niet waar. Maar wie de verschillende stadia in de circulatie van dit bericht nader bekijkt, stuit steeds op merkwaardige mengsels van journalistieke slechthorendheid en moedwillig misverstaan: telefoontje dus. Het is ook een mooi voorbeeld van hoe krantenkoppen en ondertitels in plaats van nieuwsfeiten weer te geven het nieuws zelf kunnen aanjagen. Fama ruit, schreef Vergilius al, 'het gerucht gaat', maar het gerucht gaat zelden goed.
Het begon in Vlaanderen. In de krant De Standaard van 15 maart schrijft Onno Blom een lang artikel over de debuutroman van Jeroen Brouwers, 'Joris Ockeloen en het wachten', anno 1968. Een man wacht op de geboorte van zijn kind, raakt in een droomtoestand en in gevecht met zijn eigen ziel. Is het misschien overgeschreven van een soortgelijk boek dat de Vlaamse auteur Dirk de Witte te dien tijde inleverde op de uitgeverij waar Brouwers als redacteur werkte en dat over min of meer hetzelfde gaat? De kwestie zelf is een erg oude koe, er is al vaker gesuggereerd dat Brouwers had geplagieerd, maar het is ook even zo vaak weersproken, bijvoorbeeld door De Witte zelf.
Van een stuk waarin na meer dan dertig jaar een oude doos opengetrokken wordt, verwacht je dat er heldere nieuwe feiten in staan of dat er hard bewijsmateriaal in wordt overlegd, bijvoorbeeld in de vorm van onmiskenbare overeenkomsten tussen Brouwers en de Witte's werk. Maar dat is niet zo, het is een reuze ingewikkeld verslag van ruzies, gekonkel en onverkwikkelijkheden in de Vlaamse letteren van de jaren zestig en zeventig, maar bewijslast is er niet; De Witte's manuscript zelf zou namelijk spoorloos zijn.
Wel zijn er suggesties. Want in zo'n stuk klinkt de mededeling dat Dirk de Witte in 1970 zelfmoord pleegde al haast suggestief. Of dat het om Brouwers' debuutroman gaat, met de bijsmaak van 'eens een dief, altijd een dief' (terwijl Brouwers al een paar jaar eerder was gedebuteerd met een verhalenbundel 'Het mes op de keel', inderdaad geen roman). Ook in een formulering als 'Brouwers heeft later altijd staalhard het tegenovergestelde beweerd' hoor je een standpunt. Staalhard, dat ben je immers voornamelijk als je liegt. Voor alle duidelijkheid, in Onno Bloms artikel wordt nog niemand direct beschuldigd, het is een 'ik vraag maar'-stuk, met enige onderhoudende kwaliteiten. Hebt u misschien een moord gepleegd, een vrouw verkracht? Ik vraag maar. Ondertitel: 'Brouwers' debuut schatplichtig aan manuscript Dirk de Witte?'. Vraagteken dus.
Chef kunst van De Standaard, Frank Albers, verneemt natuurlijk het gefluister van zijn medewerker Onno Blom en verstaat vreemd genoeg: ha, voorpaginanieuws! Een samenvatting van Bloms exercitie verschijnt op de voorpagina, waar nu eenmaal alle nieuws stevig moet uitpakken. Dus verdwijnen de vraagtekens. Kop: 'Jeroen Brouwers in opspraak'. Ondertitel: 'Inspiratie debuutroman ter discussie'. Van veronderstelling is het bericht al bezig stelling te worden.
Tot hier toe kun je het allemaal nog afdoen als Vlaamse rommelpot in 't hanekot. Jeroen Brouwers' roman 'Geheime kamers' is genomineerd voor de Gouden Uil. Er zijn allerlei mensen met een hekel aan Brouwers, laten we de vraag of Brouwers deugt nog maar eens oproepen. Maar merkwaardig genoeg trekt het alleszins onnozele en ononderbouwde bericht bij Roosendaal de grens over en geen redacteur houdt het tegen. Er is niks bewezen, geen manuscript is boven water gekomen, ongeveer alle direct betrokkenen ontkennen, maar bij aankomst in Nederland blijkt Onno Bloms vraag al gestold tot een waarheid. De NRC kopt nota bene op de voorpagina: 'Brouwers pleegde plagiaat'. Eerste regel: ,,De eerste roman van de Nederlandse schrijver Jeroen Brouwers, 'Joris Ockeloen en het wachten', was het resultaat van plagiaat.'' De Volkskrant een dag later: 'Debuutroman Jeroen Brouwers was plagiaat'. En ook deze krant loopt opgewonden achter het nieuwtje aan: 'Brouwers pleegde plagiaat'. In geen enkele Nederlandse versie van het bericht raakt men vervolgens overtuigd van de bewijslast; geen wonder, er is helemaal niets, behalve wat overgewaaide laster uit Vlaanderen, maar de koppen liegen er desondanks niet om.
Een weekendje slapen en de komkommer-commotie is alweer voorbij. Het manuscript van Dirk de Witte is boven water gekomen, literatuurprofessor Georges Wildemeersch had het al sinds 1977 in zijn zak, en het lijkt behalve qua thematiek nauwelijks op het boek van Brouwers. Ongeveer zoals Marcellus Emants' 'Een nagelaten bekentenis' lijkt op Tolstoi's 'Kreutzersonate': man bekent moord op zijn vrouw. En nog iets: Brouwers boek is veruit superieur aan de tekst van De Witte. Niks aan de hand kortom.
Vervolgens beschrijft het boetekleed dezelfde route als de eraan voorafgaande gossip: in de krant van maandag geeft Albers toe dat Brouwers niet heeft geplagieerd, waarna de Nederlandse kranten boetvaardig volgen. De vraag die resteert is die naar het waarom van zoveel misplaatste opwinding. Berichten over plagiaat lijken het meest op een kwartaalziekte. Jan Siebelink, Adriaan van Dis, René Diekstra, onlangs nog Joanne Rowling, schrijfster van de Harry-Potter-verhalen, zij allen kregen te horen dat ze hadden gestolen. En verdienen dus straf. Ieder literair seizoen eist kennelijk een zwart schaap en wat excommunicatie.
Tegelijk schreef Vladimir Nabokov eens: Diefstal is het mooiste compliment dat je een ding kunt maken. Dat zou je kunnen wijzigen in: Plagiaat is het mooiste compliment dat je een boek kunt maken. Kennelijk is het moeilijk te geloven dat iemand zelf iets moois schrijft. Jeroen Brouwers kan deze dagen innig tevreden achterover leunen.