Hoe je bepaalt wat iedere Nederlander moet weten over de geschiedenis
Een nationaal Historisch Museum is er nooit gekomen, maar ‘dat wat iedere Nederlander over zijn geschiedenis moet weten’ is vanaf morgen te zien in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem.
Maar wat iedere Nederlander zoal moet weten over wie er hier de macht had, hoe Nederlanders door de eeuwen heen (over)leefden, over welke rijkdommen ze uit den verre haalden en welke misdaden ze er begingen, is eeuwig onderwerp van discussie. Het Arnhemse Openluchtmuseum en het Rijksmuseum in Amsterdam kregen in 2012 de opdracht van toenmalig staatssecretaris Zijlstra van cultuur om de canon van de Nederlandse geschiedenis te verbeelden. Een voordeel hadden ze: welke vijftig ‘canonvensters’ ze dienden te tonen lag vast. Dat zijn dezelfde vijftig onderwerpen die elke juf of meester tijdens geschiedenisles op de basisschool aan de orde stelt.
Toch is ook de verbeelding van dat canon niet zonder angels en voetklemmen. Een behapbare en toegankelijke tentoonstelling vraagt om scherpe keuzes. Directeur Willem Bijleveld van het Openluchtmuseum noemde zijn presentatie daarom gisteren een appetizer, een lekkermakertje. “Een van de vele mogelijke representaties van de Nederlandse geschiedenis.” En art director Pieter van der Heijden sprak van een trailer. “Want de canon is overal om je heen.”
Geschiedenis tot leven brengen
Maar trots zijn ze. Hun doel is geschiedenis tot leven te brengen; de bezoeker onder te dompelen, in de woorden van Van der Heijden. Dus kun je kijken of er een Willibrord in je schuilt: hoe bekeer je een Fries? Proberen op een budget van een paar gulden een gezin een oorlogsdag door te helpen – koop je een paar sokken of peperdure aardappels op de zwarte markt? – danwel een Spanjaard neer te schieten met het wapen dat je even tevoren virtueel in elkaar hebt gezet. Boodschap: snel zijn is essentieel wanneer je strijdt.
Het Openluchtmuseum meet zich met zowel de Efteling als het Rijksmuseum, zegt Hubert Slings. “We willen dat bezoekers een goede tijd hebben én er wat van opsteken.” Slings is de man die het inhoudelijke deel van de tentoonstelling voor zijn rekening nam. Hij maakte ook deel uit van de commissie die de vijftig canonvensters vaststelde. Toen, en ook nu, zijn er gevoeligheden. De VOC, slavernij, Indonesië.
Of neem het canonvenster Srebrenica, levende geschiedenis waarover slachtoffers, Dutchbatters en de Nederlandse staat nog volop procederen. Hadden de Nederlandse militairen niet meer moeten doen om de Bosnische bevolking tegen de Serviërs te beschermen? Heeft de Nederlandse overheid zijn eigen militairen toentertijd veel te veel verantwoordelijkheid op de schouders geladen? Over dat soort vragen woeden nog emotionele debatten. Hoe pakt hij dat aan? “Voor Srebrenica hebben we ons vooral gebaseerd op het NIOD-rapport uit 2002”, zegt Slings. “Als er op basis van die rechtszaken nieuwe inzichten komen, dan passen we de teksten aan. Alles hier is digitaal, dus dat is vrij eenvoudig.”
En, voegt hij eraan toe, de opstelling die er nu staat is bedoeld voor ongeveer tien jaar. Zo is er een groot paneel geweid nog een onderwerp dat de gemoederen de laatste jaren beroert: globalisering. Het Arnhemse museum verbeeldt dat op een groot paneel met teksten over migrerende Romeinen, de Nederlandse Oostzeehandel, de VOC en imperialisme. Over tien jaar, zegt Slings, kan daar zo een ander onderwerp bij de kop worden gepakt.
Nationaal Historisch Museum
Er is geen chagrijn meer, verzekert directeur Willem Bijleveld. Dat de canon van de Nederlandse geschiedenis niet is ondergebracht in een eigen Nationaal Historisch Museum, maar in een paviljoen van zijn museum schrijnt niet langer. SP-voorman Jan Marijnissen en zijn CDA-collega Maxime Verhagen stelden in 2006 hun volle gewicht achter de komst van een museum voor nationale geschiedenis. Wie zijn verleden kent, heeft meer grip op het heden, was het idee. Maar er kwam ruzie over de plek en het bleek bovendien behoorlijk begrotelijk. Het plan sneuvelde op de tekentafel. Maar de feestelijke opening vanavond is door Marijnissen. Morgen kan het publiek terecht.