Hoe Habermas Nederlanders kan leren beter te discussiëren
Debatteren is niet efficiënt. Het levert ook geen geld op. Maar zónder debat verkommert de democratie, vindt Jürgen Habermas. Hoe krijg je de burger actief?
Wat is er mis met de democratie in Nederland? Waarom ontaardt discussie zo vaak in gescheld en waarom hebben zoveel burgers het gevoel niet gehoord te worden? Niemand weet het antwoord op ál die vragen, maar als één Europese denker systematisch heeft nagedacht over het verband tussen debat en democratie, dan is het de 86-jarige Jürgen Habermas, de nog altijd zeer actieve éminence grise van de Duitse filosofie.
Dat een van zijn belangrijkste klassiekers vandaag, meer dan een halve eeuw na dato, alsnog in het Nederlands verschijnt, is daarom meer dan welkom, vinden twee Nederlandse kenners van zijn werk. Want 'De structuurverandering van het publieke domein' (1962) laat ondanks de weinig aantrekkelijke titel precies zien wat er in Nederland aan schort. En wat daaraan te doen is.
"Het boek was in 1962 een enorme eye-opener", legt politiek-filosoof Pieter Pekelharing uit. "Het is ongelooflijk belangrijk geweest voor emancipatiebewegingen zoals het feminisme, die je nu ook weer ziet opkomen, bijvoorbeeld in BlackTwitter: zwarte vrouwen in Nederland eisen een stem op in het debat, ze willen gehoord worden. Habermas zou hen gelijk geven.
"Anders dan Marx geloofde hij niet dat de samenleving vanzelf vredig zou worden als we de spullen maar eerlijk verdelen. Voor rechtvaardigheid is dat geen garantie, integendeel: het gevecht om status kan in een welvarende samenleving juist moordend worden en hele groepen burgers buitensluiten. Daarom moeten er volgens hem sferen of 'ruimtes' zijn, waar iedereen op grond van argumenten kan overleggen, zonder dwang, als gelijkwaardige gesprekspartners."
Die 'ruimtes', wat moet ik me daarbij voorstellen?
"Habermas ziet die opkomen in de salons van de Verlichting, en in de Europese koffiehuizen. Dáár ontdekten Europeanen dat ze als gelijken met elkaar konden debatteren. Hij beschrijft dat prachtig. Wie de deur van de salon had dichtgedaan en binnen stond, kon zeggen wat hij of zij wilde: 'u' werd 'je', sociale codes vielen weg, vrouwen mochten meedoen, er werd gelachen. En die ontdekking ging het hele land door.
"In het district van de Tarn was tijdens de Franse Revolutie zelfs een dorp dat besloot de beleefdheidsvorm helemaal af te schaffen. Dat kon ineens! Habermas' fascinatie voor en verrukking over die ontdekking, voel je in dit boek. Iedereen kreeg het woord, iedereen mocht meepraten."
En die ruimtes zijn we kwijtgeraakt?
"Ja, er wordt wel overlegd in eigen netwerken, maar ik merk aan studenten vaak dat ze politiek zien als gekonkel, ze denken dat de hogere heren in Den Haag alles tóch voor hen beslissen. Dat idee wordt door rechts-populisten gevoed, maar komt voort uit de neoliberale tijdgeest, waarin het genoeg leek de zaken efficiënt te regelen. Daardoor zijn we vergeten dat we meer nodig hebben dan een nette verdeling van goederen, dat we willen meepraten. En dat kúnnen we ook, Nederlanders zijn mondig zat.
In dat opzicht vind ik de decentralisatie van overheidstaken die nu in gang is gezet, een goed idee. Dat er daarbij veel misgaat, komt doordat er óók enorm bezuinigd moet worden, maar het principe zou Habermas denk ik waarderen. Het stimuleert mensen mee te doen, politiek actief te worden."
Kritische kanten
Habermaskenner René Gabriëls, docent aan de universiteit van Maastricht, is minder optimistisch over het democratische gehalte van Nederland. Gabriëls heeft in de late jaren tachtig les gehad van de grote Duitse filosoof en spreekt en mailt nog regelmatig met hem. Net als Pekelharing constateert hij dat de Nederlandse politiek in een crisis verkeert én dat de nieuwe Habermas-vertaling precies op het goede moment komt.
Maar anders dan zijn Amsterdamse collega legt hij de nadruk op de kritische kanten van het boek. Want Habermas schrijft niet alleen enthousiast over de opkomst van het vrije, politieke debat, hij waarschuwt ook voor verval.
De 'machtsvrije dialoog' komt in de verdrukking als het 'strategisch handelen' het 'communicatief handelen' overschaduwt. Als de media bijvoorbeeld alleen maar strategisch denken (hoe krik ik de verkoopcijfers omhoog?), dan vloekt dat met hun ideaal als platform voor communicatie en debat. Die tendens, waar Habermas in 1962 al voor waarschuwde, heeft zich volgens Gabriëls alleen maar doorgezet.
Er ís in Nederland wel debat, maar het is van ontstellend laag niveau, vindt hij. Er wordt gedreigd, er wordt slecht geluisterd, burgers worden slecht voorgelicht. "Kijk maar eens naar het NOS-journaal, de kwaliteit is om te huilen. Dat een duif een eitje heeft gelegd in de brievenbus, noemen ze al nieuws. Vergelijk dat eens met het nieuws van de Duitse zender ARD. Die schatten hun publiek hoger in, ze laten ook altijd meerdere stemmen horen."
De krant als domein
Van de krant valt meer te verwachten, denkt Gabriëls, al zullen Nederlandse kranten 'nooit een stuk van Habermas afdrukken', omdat ze denken dat hun lezers dat niet aankunnen. Net als Habermas zelf is de Maastrichtse filosoof van mening dat de overheid kranten zou moeten subsidiëren. "De overheid móet zorgen voor een domein, waarin argumenten kunnen worden uitgewisseld. Toen ik in Frankfurt studeerde werd er rustig twee uur uitgetrokken voor een discussie, zonder pauze. Dat is nu ondenkbaar" zegt Gabriëls; hij herinnert zich die tijd als paradijselijk.
Wat Habermas zelf betreft, die is het ideaal van de 'machtsvrije dialoog' volgens Gabriëls niet alleen blijven uitdragen, maar ook belichamen. Tot op de dag van vandaag mengt hij zich in het publieke debat: zo kwam hij onlangs nog in aanvaring met Angela Merkel, omdat die de Grieken niet serieus zou nemen.
"Habermas gaat de discussie nooit uit de weg. Heel veel van zijn boeken bestaan voor de ene helft uit kritiek op zijn ideeën en voor de andere helft uit zijn antwoord." Ook in het persoonlijke contact is hij zo: nooit te beroerd om een mailtje terug te sturen. "Habermas laat zien dat je het democratische ideaal kunt leven." Dat komt ook voort uit zijn jeugd. Habermas was zestien, zeventien, toen de oorlog op zijn eind liep, hij weet wat het betekent als mensen monddood gemaakt worden. "Dát is de trigger van zijn filosofie, de angst dat zoiets weer gebeurt."
Wie is Habermas?
Jürgen Habermas (Düsseldorf, 1929) is een van de belangrijkste filosofen van de twintigste eeuw. Zijn ideaal van de 'machtsvrije dialoog' inspireerde onder meer het feminisme. Zijn afkeer van geweld bracht hem in de jaren zeventig in botsing met linkse activisten, die hem daarop bestempelden als 'rode fascist'. In 2013 kreeg hij de Erasmusprijs.
Is hij rechts of links?
Habermas verdedigt de idealen van de Verlichting: durf te denken en vooral te spreken. Hij pleit voor een open debat waarin iedereen kan meepraten. Met 'links' is hij bang dat zoiets niet vanzelf gaat. Commerciële én bureaucratische belangen bedreigen de sfeer waarin zo'n debat kan plaatsvinden.
Wat te lezen?
Jürgen Habermas schrijft niet makkelijk. Zijn hoofdwerk 'Theorie des Kommunikativen Handelns' (1981) wordt wegens de omvang en moeilijkheidsgraad wel 'het blauwe monster' genoemd. Ook zijn nu vertaalde klassieker 'De structuurverandering van het publieke domein' (1962) is geen pageturner. Makkelijker zijn de volgende bundels met recente artikelen die Habermas schreef voor de krant: 'Een toekomst voor Europa', 'Geloven en weten' en 'Dialectiek van de secularisering'. In dat laatste boek gaat hij in debat met de vorige paus, Joseph Ratzinger.
Kernbegrip
Habermas' klassieker uit 1962 beschrijft de opkomst van de 'Öffentlichkeit', nu vertaald als 'publiek domein'. Dat dekt de lading niet precies. Öffentlichkeit is 'de tijd en ruimte die nodig zijn om elkaar op voet van gelijkheid te ontmoeten en te onderzoeken wat de gedeelde gemeenschap waard is.'