Hoe dekoloniseer je een koloniaal museum? ‘Het lukt niet met kleine ingrepen’
Koning Leopold II van België liet 120 jaar geleden het Congo-museum in Tervuren bouwen, als pronkstuk voor het kolonialisme. Vandaag heropent het na een renovatie als AfricaMuseum, met een kritische blik op het verleden.
In een wit geschilderde kelder van het vernieuwde AfricaMuseum in het Belgische Tervuren staat een groepje beelden achter een ijzeren hek. De borstbeelden van kolonialen, afgietsels van bovenlichamen van Congolezen en standbeelden van ‘bloeddorstige’ Afrikanen staan zich als het ware te schamen voor zichzelf. Hier, in dit verdomhoekje, is ook de beroemde luipaardman terechtgekomen: een onheilspellend beeld van een Congolees in luipaardtenue die een slapende man besluipt. Dergelijke beelden tekenden de sfeer in het oude Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, dat koning Leopold II eind negentiende eeuw liet bouwen als pronkstuk en rechtvaardiging voor de ‘beschavingsmissie’ van het kolonialisme.
Precies dit willen ze niet meer in het vernieuwde AfricaMuseum, zegt directeur Guido Gryseels. “Deze beelden horen niet meer thuis in de permanente tentoonstelling”. Het museum in Tervuren, ten zuidoosten van Brussel, gold voor de vijf jaar durende verbouwing als tijdmachine die bezoekers terugbracht naar de koloniale tijd. “De permanente tentoonstelling was sinds de jaren vijftig niet veranderd”, zegt Gryseels.
Immoreel systeem
De renovatie was een proces van ‘voortschrijdend inzicht.’ Ook voor Gryseels. “Bij mijn aantreden in 2001 was ik wel kritisch op het koloniale verleden, maar toen sprak ik nog over positieve aspecten als wegenbouw en onderwijs. Nu besef ik dat er geen positieve aspecten zijn aan een bestuursvorm gebaseerd op militaire bezetting. Kolonialisme is een immoreel systeem dat je moet afwijzen.”
Zes decennia na de Congolese onafhankelijkheid in 1960 erkent het museum dat zij door het verspreiden van de koloniale boodschap in het verleden medeverantwoordelijk is voor de problemen van de hedendaagse multiculturele samenleving. “Wij willen nu een kritische blik op het koloniale verleden werpen en de aandacht vestigen op het hedendaagse Afrika, met inbreng van de diaspora. Daarnaast willen we een plek voor debat zijn.”
Ook intern is er onder medewerkers – van wie 8 procent van Afrikaanse komaf – flink gediscussieerd over de inrichting en aanpak. In België wordt daarom met spanning uitgekeken naar de heropening van het museum. Want: hoe doe je dat, een koloniaal museum dekoloniseren?
De eerste horde: de beschermde status van het negentiende-eeuwse gebouw, dat in oude glorie hersteld moest worden. De grote koepel, die vroeger als ingang van het museum dienstdeed, is vrijwel ongewijzigd en daarmee nog altijd een pontificale verheerlijking van Leopold II, wiens anagram overal opduikt. In de nissen staan nog steeds beelden die de Congolese bevolking als ‘primitief’ voorstellen. Bijvoorbeeld dat van een missionaris, getiteld: ‘België schenkt de beschaving aan Congo.’
Nieuw is de begeleidende tekst: ‘Clichématige koloniale propaganda, maar ze werkt meer dan een eeuw later nog altijd door’. Ook staat er nu een houten sculptuur van de Congolese kunstenaar Aimé Mpane in de ruimte. Als tegenwicht. “Het beeld is te klein”, oordeelt Billy Kalonji van adviesorgaan Comraf, die het museum tot vorig jaar adviseerde namens de Afrikaanse diaspora in België.
Afrikaanse intellectuelen
Wat Kalonji betreft was de koepel leeggehaald, erfgoed of niet. “En als je die koloniale beelden laat staan, dan moet je de ruimte zo inrichten dat de bezoeker er niet langer naar kijkt”, zegt hij. “We vechten tegen een ernstige ideologie, dat lukt niet met kleine ingrepen.”
In andere zalen is het oude kolonialisme verder naar de achtergrond gedrongen. Zo is er onder meer aandacht voor de geschiedenis van Congo, Rwanda en Burundi vóór de kolonisatie. In de zaal over ‘Belgisch Congo’ komen Afrikaanse intellectuelen aan het woord. Bijvoorbeeld over de vraag of er sprake was van genocide in de tijd dat Leopold alleenheerschappij had over Congo. Het antwoord? “Het gaat niet om de intentie, maar het resultaat was met een paar miljoen doden hetzelfde”, vat curator Bambi Ceuppens samen.
Toch loopt Kalonji met gemengde gevoelens door het museum. Het afgelopen jaar verliep het contact met het museum moeizaam, omdat Comraf een officiële adviesrol en een kantoor in het museum wilde. Pas een maand geleden werden de plooien min of meer gladgestreken, toen het museum een herdenkingsteken plaatste voor de zeven Congolezen die tijdens de wereldtentoonstelling van 1897 in ‘Afrikaanse dorpen’ werden tentoongesteld in Tervuren en daar overleden.
Tot zijn verbijstering ontdekte Kalonji dat de zaal over de Afrikaanse diaspora in België nog niet af is. “Deze zaal is belangrijk, die had als een van de eerste klaar moeten zijn.” Over het verdomhoekje in de kelder is hij wel te spreken. “Sommigen vinden dat die beelden helemaal hadden moeten verdwijnen, net als het museum. Maar we kunnen de geschiedenis niet uitwissen. Door dit type beelden in de kelder te zetten, kun je de geschiedenis uitleggen en begrip kweken voor onze strijd.”
Lees ook:
Congolese president Kabila wil roofkunst terug
Binnen een half jaar zal België een officieel verzoek uit Congo krijgen voor de teruggave van tijdens de koloniale periode geroofde kunstwerken.
Is de internationale kritiek op hoe Nederland omgaat met roofkunst terecht?
Twintig jaar geleden spraken 44 landen af dat Joodse families een eerlijke en billijke kans moesten hebben om in de oorlog geroofde kunst terug te krijgen. Nederland liep altijd voorop,maar krijgt nu kritiek, naar aanleiding van de Kandinsky-zaak. Terecht?