Hobby op hoog niveau
Ze zouden allemaal naar het conservatorium kunnen, alleen kiezen ze daar niet voor, zegt dirigent Peter Biloen over het Nederlands Studenten Orkest. Ruim honderd gedreven amateurs stoppen even met hun studie om samen muziek te maken.
Elk jaar leggen ruim honderd studenten een maandje hun studie aardwetenschappen, kunstmatige intelligentie of technische wiskunde stil om mee te kunnen spelen met het Nederlands Studenten Orkest (NSO). Goeie amateurmusici, die vaak al heel lang een instrument bespelen, maar die geen zin hebben in het conservatorium, of in een baan in de muziek. Het huidige klimaat in de orkestwereld waar grote bezuinigingen misschien wel voor een halvering van het aantal orkesten gaan zorgen, speelt bij die beslissing mee. Liever een zekere baan in de geneeskunde dan een onzekere op het orkestpodium.
Samen muziek maken op hoog niveau, dat willen deze getalenteerde musici wel. En zolang ze studeren aan een Nederlandse universiteit of hogeschool zijn ze, na een auditie, welkom in het NSO, dat dit jaar voor de 59ste keer in februari een professionele concerttournee langs de Nederlandse concertzalen organiseert. Met als jaarlijks hoogtepunt het concert in het Amsterdamse Concertgebouw en met als kers op de taart optredens in een buitenlandse stad – dit keer Krakau.
Het NSO-thema van 2011 is: ’Helden’. Een verwijzing naar het meest ambitieuze concertonderdeel van dit jaar: het gigantische orkestwerk ’Ein Heldenleben’ van Richard Strauss. Maar ’Helden’ slaat ook op de studenten zelf, omdat je best wel moed nodig hebt en je mannetje moet kunnen staan in dit amateurorkest met professionele ambities. In het trainingskamp in het Brabantse Someren, waar in een strak schema tien dagen lang, negen uur per dag gerepeteerd wordt, lopen de meeste studenten rond in rode of blauwe sweatshirts met het woord ’Held’ op de borst. Niet allemaal zien ze er zo uit. Tijdens de ochtendrepetitie komt ineens iemand in pyjamabroek en op blote voeten de ruimte binnenlopen – waarschijnlijk een zwaar feestje de avond tevoren. Want ’held’ of niet, het blijven natuurlijk studenten. Op de locatie in Someren waar iedereen tien dagen lang intern verblijft is zelfs een heuse feestkelder.
Maar de jongens en meisjes kennen hun verantwoordelijkheid. Die middag zullen er, in het kader van de educatieprojecten van het NSO, drie schoolklassen van groep zeven langskomen om een deel van de repetitie bij te wonen. Contrabassist Jacob van der Vlugt (rechtsgeleerdheid), de voortvarende persvoorlichter van het NSO en iemand van wie veel officiële persvoorlichters nog een hoop kunnen leren, licht de orkestleden in van het bezoek en benadrukt dat iedereen nog meer dan normaal zijn rommel moet opruimen. „We hebben een voorbeeldfunctie voor die kinderen.”
De laatste puzzelstukjes van het Nederlands Studenten Orkest van 2011 worden begin januari in Utrecht op hun plaats gelegd. De eerdere audities in december hebben nog niet genoeg goede musici opgeleverd; er moeten er nog een paar bij. In een tochtige hal van een oud schoolgebouw wachten bestuursleden van het orkest de laatste auditanten op. Er moet een formulier worden ingevuld, er kan worden ingespeeld in een aparte ruimte, en dan volgt de auditie. Die wordt afgenomen door een deel van het bestuur en door dirigent Peter Biloen. Biloen („Elke dirigent droomt van een orkest als dit.”) leidde in 2009 het NSO al eens en hoefde niet lang na te denken toen men hem terug vroeg.
Altvioliste Ilse Topper (culturele antropologie) betreedt de auditieruimte. De nervositeit lijkt mee te vallen. Op de deur waardoor ze naar binnenkwam hangt een printje met vier vrolijke smileys en daaronder de aanmoediging: succes! Na het keuzestuk van Schumann moet Ilse een gedeelte uit Strauss’ ’Ein Heldenleben’ spelen. Ze werpt zich met hart en ziel op de uit de partituur losgeweekte altvioolpartij. Na afloop vraagt Biloen naar haar instrument – dat blijkt geleend te zijn. „Over een paar dagen krijg je de uitslag van de auditie per post”, deelt bestuursvoorzitter en cellist Lútsen de Vries (international business & management/rechten) haar mee.
Als Ilse de ruimte verlaten heeft, wordt er direct over haar mogelijke geschiktheid voor het NSO gesproken. Ze zal in ieder geval een ander instrument moeten bespelen. Daartoe werkt het NSO samen met het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds dat ruim vijftien instrumenten voor twee maanden ter beschikking heeft gesteld.
Ilse is voor de auditie speciaal drie maanden eerder teruggekomen van een reis door India waar ze onder andere vioollerares was en in een weeshuis kindertjes zangles gaf. „Het leek me al jaren leuk om met het NSO mee te doen, en het was nu of nooit. Ik hou niet zo van de muziek van Strauss, maar het is een ervaring om in zo’n orkest mee te kunnen spelen. Dat zal ik waarschijnlijk nooit meer doen. Natuurlijk heb ik getwijfeld of ik naar het conservatorium moest gaan, maar niet al te lang. Acht uur per dag viool studeren dat is niets voor mij en viooljuf wil ik ook niet worden. Als ik word toegelaten dan kijk ik met gemengde gevoelens naar de repetitie- en concertweken uit. Ik ben vorig jaar sommige NSO-leden na die weken tegengekomen; die zagen er niet uit! Sommigen hadden ook nog kinkhoest of zoiets. Als ik er kom, wil ik in elk geval gezond eten en op tijd naar bed.”
Of dat laatste gelukt is, is de vraag, maar Ilse loopt in Someren in elk geval energiek rond. Ze is blij dat ze mee mag doen, en ze geniet. Ook contrabassist Jurriaan Govers (tussenjaar) heeft de audities doorstaan en zit nu volleerd op zijn kruk in Someren mee te spelen. Tijdens de auditie had hij zich nog verontschuldigd dat hij zich niet zo goed had kunnen voorbereiden. „Ik heb net de Eerste symfonie van Mahler gespeeld met het Jeugdorkest Nederland, en deze auditie overviel me eigenlijk een beetje.” Biloen vraagt hem om uit de verplichte fragmenten er eentje te kiezen die hij het makkelijkst vindt. „Hoe snel moet het”, vraagt Jurriaan een beetje angstig.” Als Biloen het tempo voortikt, maakt lichte paniek zich van de contrabassist meester.
De auditie verloopt redelijk goed. Erna vertelt Jurriaan dat hij eerst ’nee’ had gezegd toen hij het verzoek kreeg om auditie te doen. „Ik had nog andere projecten en daarnaast werk ik ook nog van acht tot zes. Mijn moeder speelt contrabas en mijn zus ook. Ik wil graag de jazz in. Ik ben vorig jaar ook al gevraagd voor het NSO, maar toen zat ik nog in het eindexamenjaar van het gymnasium. Ik heb nu een tussenjaar en ga straks werktuigbouwkunde studeren. ’Heldenleben’ is een ontzettend moeilijk stuk. Bij professionele audities voor contrabassisten zijn fragmenten uit ’Heldenleben’ standaard. Nee, ik heb wat proeflessen gehad, maar het conservatorium spreekt me niet aan. Het is zo competitief en je bent alleen maar met je instrument bezig. Dan wordt het werk en is de hobby verdwenen.”
De ochtendrepetitie in Someren zit er op. Er is hard gewerkt volgens Biloen. Gewerkt aan het Celloconcert van Edward Elgar. De solist Sietse-Jan Weijenberg was er bij deze repetitie nog niet bij en dat repeteert lastig, omdat het werk dan steeds in van die fragmenten uiteen valt. Maar het is opvallend hoe weinig er gekeet wordt tijdens het repeteren. Misschien is alle energie daarvoor weggeëbd na alweer een ruig nachtfeest in de kelder.
De lunch is alles wat je je bij zo’n soort lunch voorstelt. Veel lawaai. Maar de studenten schuiven gedisciplineerd aan in de rij voor melk, brood en beleg. Dan verheft orkestchef Christiaan Vogels (politicologie/Europees recht) zijn stem. De programmaboekjes zijn per busje gearriveerd. Veel zware dozen moeten uit de bus worden getild. Of er vrijwilligers zijn? „Je maakt kans om ’Held van de Dag’ te worden”, voegt hij er aan toe. De animo voor de zware klus is ineens opvallend groot. Op het prikbord tussen de roddels en achterklap hangt de foto van het meisje dat vandaag ’Held van de Dag’ is. „Volgens mij weet ze zelf niet waarom ze is uitverkoren”, zeggen twee studentes achteraan in de rij.
Aan het eind van de lunch komt de eerste klas van groep zeven het terrein opgefietst. Ze zijn opgewonden. Voor velen is het de eerste keer dat ze een symfonieorkest live zullen meemaken. Ze worden door dirigent Biloen welkom geheten. „Hoi”, roepen de orkestleden. „Hoi”, roepen de kinderen terug. En dan tetteren acht hoorns het openingsthema van ’Ein Heldenleben’. Het klinkt beslist indrukwekkend. Na een half uurtje vertrekken de kinderen weer. Er wordt over en weer ’doei’ geroepen, en een jongetje zegt: „Jullie kunnen écht mooi spelen.”
Hij heeft gelijk. De complexe lagen van ’Ein Heldenleben’ komen langzaam maar zeker bij elkaar. „Dit is zo’n moeilijk stuk”, zegt Biloen, „maar het biedt kansen aan alle orkestgroepen. Ik ben bij het NSO teruggekomen omdat het vorige keer zo leuk was. Iedereen speelt met zo veel overgave; ze zouden allemaal stuk voor stuk naar het conservatorium kunnen, alleen kiezen ze daar niet voor. Ik was die eerste keer in 2009 echt verrast door de kwaliteit. Ik had het NSO vaak gehoord, omdat het vaak hele goede solisten inhuurt en zulke interessante compositie-opdrachten verstrekt. Dit orkest en zijn bestuur worden elk jaar weer vanaf de grond opgebouwd. Alles moet steeds weer opnieuw uitgevonden worden. Het bestuur heeft meestal wel ideeën over de te spelen stukken, maar ze gebruiken de repertoirekennis van de dirigent. Ik had bij ’Ein Heldenleben’ mijn twijfels over de moeilijkheidsgraad. Het is voor mij ook de eerste keer dat ik het dirigeer. Maar de uitdaging om het goed te krijgen, is groot en ook aantrekkelijk. Ik merk wel dat het allemaal wat moeilijker gaat vanwege de verhoogde studiedruk die de studenten hebben.”
Eerste klarinettist Karel Nanninga (technische bedrijfskunde) valt hem bij. „Dit is ontzettend leuk om te doen, maar het kost me wel een maand van mijn studie. Of ik volgend jaar weer meedoe? Als je een half jaar studievertraging oploopt, moet je daar straks fiks voor gaan betalen, dus daar moet ik goed over nadenken. Nee, het conservatorium is niks voor mij. Te veel competitie. Daar gaat het alleen maar over wie nog sneller en nog hoger kan spelen. Alle muzikaliteit en spontaniteit slaat daardoor dood.”
Dat laatste is bij Nanninga beslist niet het geval. Tijdens de repetitie haalt Biloen zijn korte klarinetsolo naar voren. Als die soepel en spetterend klinkt, krijgt Nanninga applaus van zijn mede-orkestleden. Het tekent de sfeer. Als ’Des Helden Gefährtin’, deel drie van Strauss’ stuk aan bod komt, zegt Biloen: „Dit is zo’n moment als op het kelderfeest ineens alle vrouwen binnenkomen. Prachtig in de kleren. Wij mannen happen naar adem, we zijn sprakeloos. Zo moet het klinken.” En dat doet het.